ECLI:NL:HR:2008:BD1387
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Immuniteit van executie van belastingvorderingen van vreemde staten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de opheffing van conservatoir beslag. De eiseres, Azeta B.V., had conservatoir beslag gelegd op de vordering van Japan Collahuasi Resources B.V. (JCR) op de Republiek Chili, in verband met een belastingvordering van JCR aan de Republiek Chili. De Republiek Chili had een belastingvordering van € 1.279.782,-- op JCR, die voortvloeide uit het aandeelhouderschap van JCR in een Chileense vennootschap. Azeta vorderde opheffing van het beslag, maar de voorzieningenrechter weigerde dit. In hoger beroep heeft het gerechtshof te Amsterdam het beslag opgeheven, met als argument dat de belastingvordering van de Republiek Chili op JCR immuniteit van executie geniet op grond van het volkenrecht. Azeta ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelde dat de belastingvordering van de Republiek Chili moet worden beschouwd als een goed met een publieke bestemming, en dat deze derhalve niet vatbaar is voor gedwongen executie in Nederland. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof dat de immuniteit van executie van toepassing is op belastingvorderingen van vreemde staten, en dat deze vorderingen niet kunnen worden verhaald op goederen die bestemd zijn voor de openbare dienst van die staat. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van Azeta en veroordeelde haar in de proceskosten. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de rechtsbescherming van buitenlandse staten en hun belastingvorderingen in Nederland.