Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), onder meer de uitspraken van 19 mei 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM4973) en 22 mei 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA0633), volgt dat belang bestaat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een besluit van de burgemeester tot het opleggen van een huis- of gebiedsverbod, ook al is de periode waarop dat verbod ziet al verstreken. Daarbij acht de Afdeling redengevend dat een huis- of een gebiedsverbod, gelet op de gronden waarop dit wordt opgelegd, een publiekelijke afwijzing van het gedrag van de betrokkene impliceert, waardoor tot op zekere hoogte aannemelijk is dat hij als gevolg van het hem opgelegde huis- of gebiedsverbod in zijn eer en goede naam is geschaad. Vernietiging van het besluit kan om die reden van meer dan principiële betekenis zijn.
Eiseres heeft echter niet geconcretiseerd in welke zin in haar zaak sprake is geweest van een afwijzing van haar persoonlijke gedrag die op de Vreemdelingenwet 2000 of andere vreemdelingenrechtelijke bepalingen is gebaseerd. Haar beroep op voormelde jurisprudentie slaagt reeds daarom niet.
Eiseres heeft slechts gesteld dat zij voornemens is schadevergoeding te vorderen. Zij heeft echter niet toegelicht welke schade zij heeft geleden en in welke zin die het gevolg is van het bestreden besluit. Daarom heeft zij niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat zij schade heeft geleden als gevolg van het bestreden besluit.
Beslissing
mr. L.M. Kos, leden, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2017.