Uitspraak
OVERWEGINGEN
16 juli 2012 heeft appellante werknemer geïnformeerd dat zijn tijdelijke benoeming per
31 juli 2012 van rechtswege afloopt. Het Uwv heeft werknemer met ingang van
1 augustus 2012 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), berekend naar een arbeidsurenverlies van 29,60 per week. Het aantal vrij te laten uren is vastgesteld op 6,50 uur per week in verband met werkzaamheden als zelfstandige die werknemer verrichtte voordat hij werkloos werd.
re-integratietraject (melding) gedaan, en daarmee impliciet verzocht de WW-uitkering van werknemer te herzien. Appellante heeft daarbij melding gedaan van het feit dat werknemer zich wil richten op het zelfstandig ondernemerschap en hierin door Randstad HR Solutions (Randstad) werd begeleid. Werknemer zou diverse afspraken niet zijn nagekomen en de gewenste stukken niet hebben ingeleverd, met als gevolg dat Randstad de opdracht heeft teruggegeven aan appellante. Naar aanleiding van deze melding is appellante bericht dat werknemer vervroegd wordt opgenomen in een controle van zijn sollicitatie-activiteiten.
24 december 2012 te beëindigen in verband met het feit dat hij volledig werkzaam was als zelfstandige.
24 december 2012 is beëindigd. Bij besluit van 30 januari 2013 is de WW-uitkering van werknemer met ingang van 24 december 2012 beëindigd.
WW-uitkering is immers beëindigd en zal ook niet meer herleven, zodat het opleggen van een maatregel niet meer mogelijk is. Vaststaat dat het Uwv een besluit heeft genomen binnen de wettelijk bepaalde beslistermijn van acht weken na de melding. Naar aanleiding van een melding moet het Uwv onderzoek doen. Niet gebleken is dat het Uwv heeft getalmd en daardoor schadeplichtig zou zijn, zodat ook hierin geen procesbelang is gelegen.
19 december 2012 een besluit moeten nemen naar aanleiding van de melding. Uit het bestreden besluit blijkt dat de laatste betaling van de uitkering van werknemer op
2 januari 2013 heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat als het Uwv tijdig had beslist op de melding van appellante nog een maatregel had kunnen worden opgelegd, als het Uwv daartoe aanleiding had gezien, zij het dat deze maatregel nog slechts effect zou kunnen hebben over de resterende duur van de WW-uitkering. Dit brengt met zich dat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat appellante schade heeft geleden doordat het Uwv niet tijdig heeft beslist naar aanleiding van de melding, zodat appellante wel procesbelang had bij het beoordelen van het bestreden besluit.