ECLI:NL:RVS:2013:CA0633

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201203867/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een gebiedsverbod opgelegd door de burgemeester van Tilburg

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die zijn beroep tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg niet-ontvankelijk had verklaard. Het besluit, genomen op 27 april 2011, hield in dat [appellant] zich van 29 april tot en met 28 juli 2011 diende te verwijderen uit het Horeca Concentratie Gebied in Tilburg. De burgemeester had deze maatregel opgelegd na een aantal incidenten waarbij [appellant] betrokken was geweest, waaronder een vechtpartij en openbare dronkenschap. De rechtbank oordeelde dat de periode van het gebiedsverbod inmiddels was verstreken en dat [appellant] geen belang meer had bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Afdeling is van mening dat [appellant] nog steeds een rechtens te beschermen belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van de burgemeester, omdat het gebiedsverbod een publiekelijke afwijzing van zijn gedrag impliceert en mogelijk zijn eer en goede naam heeft geschaad. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Tevens heeft de Afdeling het besluit van de burgemeester van 27 juli 2011 vernietigd en het besluit van 27 april 2011 herroepen. De burgemeester is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant].

Uitspraak

201203867/1/A3.
Datum uitspraak: 22 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Tilburg,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 februari 2012 in zaak nr. 11/4743 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2011 heeft de burgemeester [appellant] bevolen zich van 29 april 2011 tot en met 28 juli 2011 te verwijderen en verwijderd te houden uit het Horeca Concentratie Gebied in Tilburg (hierna: het gebiedsverbod) op:
1. alle dagen van de week tussen 20:00 uur en 06:00 uur,
2. de speeldagen van de BVO Willem II, één uur voor tot één uur na de wedstrijd.
Bij besluit van 27 juli 2011 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 april 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.B.M. Pessers, advocaat te Tilburg, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mrs. A.M.J. van den Biggelaar en G.D.A. Dellevoet, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de periode waarop het gebiedsverbod ziet reeds is verstreken en [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij desondanks belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van het beroep.
2. [appellant] bestrijdt dat oordeel met succes. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat, hoewel het gebiedsverbod op 29 juli 2011 is geëindigd, [appellant] nog een rechtens te beschermen belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 27 juli 2011, waarbij de oplegging van het gebiedsverbod is gehandhaafd. Daarbij is redengevend dat een gebiedsverbod, gelet op de gronden waarop dit wordt opgelegd, een publiekelijke afwijzing van het gedrag van de betrokkene impliceert. Gelet hierop is tot op zekere hoogte aannemelijk dat [appellant] als gevolg van het hem opgelegde gebiedsverbod in zijn eer en goede naam is geschaad. Naar het oordeel van de Afdeling kan het resultaat dat [appellant] nastreeft, te weten vernietiging van het besluit van 27 juli 2011 en herroeping van het besluit van 27 april 2011, om die reden voor hem van meer dan principiële betekenis zijn. Of [appellant]’ belang bij een inhoudelijke behandeling van het beroep eveneens is gelegen in de door hem gestelde geleden shockschade en schade door de beperking in zijn bewegingsvrijheid, kan gelet hierop in het midden blijven.
Gezien het voorgaande heeft de rechtbank [appellant] ten onrechte niet in zijn beroep ontvangen.
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling ziet aanleiding het beroep tegen het besluit van 27 juli 2011 zelf te behandelen.
4. Bij de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast is artikel 172a aan de Gemeentewet toegevoegd.
Ingevolge artikel 172a, eerste lid, aanhef en onder a, kan de burgemeester, onverminderd hetgeen bij gemeentelijke verordening is bepaald omtrent de bevoegdheid van de burgemeester om bevelen te geven ter handhaving van de openbare orde, aan een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zich niet te bevinden in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente.
Ingevolge het vierde lid geldt het bevel voor een door de burgemeester vast te stellen periode van ten hoogste drie maanden. Het bevel kan ten hoogste driemaal worden verlengd met een door de burgemeester vast te stellen periode van telkens ten hoogste drie maanden.
Ingevolge artikel 70, getiteld "Verblijfsontzegging", eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Tilburg 2005 (hierna: de APV) is een ieder verplicht op een daartoe strekkend bevel, schriftelijk gegeven door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde, zich te verwijderen en verwijderd te houden uit een door de burgemeester aangewezen gebied gedurende de tijd in het bevel genoemd.
Ingevolge het derde lid is een bevel als bedoeld in het eerste lid slechts geldig gedurende een in het bevel genoemde periode van ten hoogste acht weken.
Volgens de toelichting bij artikel 70 van de APV geeft de burgemeester een waarschuwing alvorens hij een verblijfsontzegging oplegt.
Voor de toepassing van de bevoegdheid van artikel 172a van de Gemeentewet heeft de burgemeester de Beleidsregels Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast Tilburg (hierna: de Beleidsregels MBVEO) vastgesteld.
Volgens paragraaf 2 is deze bevoegdheid bedoeld ter aanvulling op de reeds bestaande bevoegdheden van de burgemeester. Deze nieuwe bevoegdheid wordt alleen ingezet als andere maatregelen niet toereikend zijn. Het is een uiterst middel en alleen bedoeld voor de "zware gevallen", zoals hardnekkige overlast, ordeverstorende jeugdgroepen en harde kern voetbalhooligans.
Volgens paragraaf 2.2 maakt artikel 70 van de APV het mogelijk na een waarschuwing bij lichte ordeverstorende gedragingen direct een gebiedsontzegging voor zeer korte duur op te leggen. De bevoegdheid op grond van artikel 172a van de Gemeentewet wordt ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek, en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de openbare orde.
5. Op 27 maart 2011 heeft de burgemeester [appellant] een waarschuwing voor een verblijfsontzegging als bedoeld in artikel 70 van de APV gegeven. Aan die waarschuwing heeft hij ten grondslag gelegd dat [appellant] op 4 december 2010 is aangehouden wegens betrokkenheid bij een vechtpartij in het horecagebied en op 20 maart 2011 is bekeurd wegens openbare dronkenschap aldaar. Volgens de waarschuwing kan [appellant] een verblijfsontzegging worden opgelegd, indien hij binnen zes maanden na datum van de waarschuwing opnieuw de openbare orde verstoort in hetzelfde gebied.
Op 6 april 2011 heeft de burgemeester [appellant] te kennen gegeven voornemens te zijn hem een gebiedsverbod op te leggen als bedoeld in artikel 172a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, welk voornemen hij bij het besluit van 27 april 2011 heeft uitgevoerd. De burgemeester heeft aan de oplegging van dit gebiedsverbod de incidenten van 4 december 2010 en 20 maart 2011 alsmede een viertal andere incidenten in het horecagebied in de periode januari tot en met maart 2011 ten grondslag gelegd. Volgens de burgemeester blijkt uit deze incidenten dat [appellant] er stelselmatig op uit is de openbare orde in de binnenstad van Tilburg te verstoren. Aanhouding door de politie heeft hem er niet van weerhouden door te gaan met dat gedrag. Dat betekent dat [appellant] ten tijde van de besluitvorming een ernstige bedreiging voor de openbare orde vormde, aldus de burgemeester.
6. [appellant] betoogt dat hij na de waarschuwing van 27 maart 2011 de openbare orde niet heeft verstoord en er derhalve op mocht vertrouwen dat de burgemeester niet tot oplegging van een gebiedsverbod zou besluiten.
6.1. Dit betoog slaagt. De bevoegdheden van artikel 70 van de APV en artikel 172a van de Gemeentewet zien beide op het voorkomen van verdere verstoring van de openbare orde. De burgemeester heeft in de Beleidsregels MBVEO uiteengezet wanneer hij van welke bevoegdheid gebruik zal maken. Daarbij hanteert hij het uitgangspunt dat de bevoegdheid van artikel 172a van de Gemeentewet aanvullend is en eerst zal worden ingezet als toepassing van de, naar hij stelt, ‘lichtere’ bevoegdheid van artikel 70 van de APV niet toereikend wordt geacht.
Ten tijde van het geven van de waarschuwing wist de burgemeester, althans behoorde hij te weten, dat [appellant] volgens informatie van de politie in de periode december 2010 tot en met maart 2011 bij een zestal incidenten in het horecagebied was betrokken. Deze incidenten worden derhalve geacht te zijn meegewogen bij de keuze van de burgemeester op 27 maart 2011 om in dit geval toepassing van de bevoegdheid van artikel 70 van de APV toereikend te achten. Mede gelet op het door hem gevoerde beleid kon de burgemeester een maand later in redelijkheid niet op basis van dezelfde informatie besluiten [appellant] een gebiedsverbod als bedoeld in artikel 172a van de Gemeentewet op te leggen.
7. Gezien het voorgaande, behoeft hetgeen [appellant] overigens tegen de oplegging van het gebiedsverbod heeft aangevoerd geen bespreking.
8. Het beroep tegen het besluit van 27 juli 2011 is gegrond. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Het primaire besluit van 27 april 2011 zal worden herroepen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
9. De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 februari 2012 in zaak nr. 11/4743;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de burgemeester van Tilburg van 27 juli 2011;
V. herroept het besluit van de burgemeester van Tilburg van 27 april 2011;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt de burgemeester van Tilburg tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. veroordeelt de burgemeester van Tilburg tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.935,80 (zegge: negentienhonderdvijfendertig euro en tachtig cent), waarvan € 1.888,00 (zegge: achttienhonderdachtentachtig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX. gelast dat de burgemeester van Tilburg aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 384,00 (zegge: driehonderdvierentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Biharie, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Biharie
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2013
611.