Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 oktober 2014;
- de akte houdende overlegging producties van 19 november 2014 met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 11 februari 2015 met producties 1 tot en met 22;
- het verzoek tot toestaan re- en dupliek en vervolgens tot pleidooibepaling van 24 februari 2015;
- de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie, tevens houdende vermeerdering/wijziging van eis van 20 mei 2015 met producties 14 en 15 en verbeterde productie 10;
- de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie en antwoord op vermeerdering van eis van 12 augustus 2015, met producties 23 tot en met 32;
- de conclusie van dupliek in reconventie van 7 oktober 2015 met producties 15 (met een andere inhoud dan de bij repliek/antwoord al overgelegde productie 15) tot en met 23;
- de rolbeslissing van 4 november 2015 waarbij pleidooi in de hoofdzaak is bepaald op 14 oktober 2016;
- de incidentele conclusie ex artikel 843a Rv en verzoek ex artikel 21 en 22 Rv van AIMM van 27 juli 2016 met producties 24 tot en met 28;
- de incidentele conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie van 24 augustus 2016 met producties 33 tot en met 39;
- de rolbeslissing van 26 augustus 2016 tot het aanhouden van het pleidooi in de hoofdzaak totdat vonnis in de incidenten is gewezen;
- de incidentele conclusie van antwoord in reconventie van 14 september 2016;
- het verzoek tot het houden van pleidooi in de incidenten van Crucell van 15 september 2016;
- de akte houdende aanvullende producties van AIMM van 14 oktober 2016, ingekomen op 30 september 2016, met producties 30 en 31;
- de per e-mail, fax en post verzonden brief van mr. Dack van 10 oktober 2016, ingekomen op dezelfde dag, met producties 40 en 41;
- de per fax en e-mail verzonden brief van mr. Kuipers van 13 oktober 2016, ingekomen op dezelfde dag, met productie 32;
- het op 13 oktober 2016 ingekomen proceskostenoverzicht van AIMM;
- het op 13 oktober 2016 ingekomen proceskostenoverzicht van Crucell;
- het pleidooi in de incidenten en de ter gelegenheid daarvan door partijen overgelegde pleitnotities, met uitzondering van de paragrafen 86-89 en 110-104 van de pleitnota van Crucell, die niet zijn gepleit;
- de brief van mr. Kuipers van 1 november 2016, waarin hij namens beide partijen bericht dat zij vonnis in de incidenten wensen.
2.De feiten
("Research")for Crucell as set out in the research program
("Program")attached hereto as
Appendix 1and as may be reasonably requested by Crucell from time to time, in accordance with this Agreement. Crucell reserves the right to propose an additional program to the
Appendix 1sets out the timelines within which the Research shall be performed, which timelines AIMM shall use best efforts to meet.
"Results")will vest in Crucell.
Appendix 2 ("Patents"). AIMM shall also remain the owner of all rights, title and interest to (i) any intellectual property rights that it owned prior to the commencement of the Research or makes or otherwise
("AIMM Property").
WHEREAS:
entered into by and between Assignor and Assignee, Assignee is inter alia entitled to any and all rights to Assignor's knowhow, inventions and concepts, pertaining to certain subject matter.
to Assignee and Assignee hereby accepts such assignment and delivery. For the avoidance of doubt, this also includes the right to file own patent applications thereon and to start entitlement proceedings in respect of such rights, including claiming entitlement to:
3.Het geschil in de hoofdzaak
in conventie
4.Het geschil in de incidenten
in het exhibitie incident
5.De technische achtergrond
hemagglutine("HA") en
neuraminidase("NA"). Deze eiwitten zijn nodig voor de virale hechting en het loslaten van cellen. Het HA eiwit wordt voorts wel onderscheiden in een (bolvormige) kopregio en een stamregio. Er zijn momenteel minstens zeventien bekende subtypes van HA (H1-H17) en negen subtypes van NA (N1-N9). Subtypen van influenzavirussen kunnen op basis van hun evolutionaire kenmerken worden ingedeeld in twee hoofdgroepen: groep 1 met onder andere subtypes H1, H2, H5 en H9 en groep 2 met onder andere de subtypes H3, H4, H7 en H10. Deze subgroepen zijn onderling verschillend. De materie waarop de Octrooien en Aanvragen betrekking hebben, betreft in het bijzonder antilichamen tegen HA eiwitten van influenza A van groep 2, in het bijzonder subtypes H3 en H7.
antigene shift,veroorzaakt door een genetische herschikking tussen menselijke en dierlijke virussen na een dubbele infectie van gastheercellen. Dit fenomeen kan pandemieën veroorzaken; en (ii)
antigene drift,veroorzaakt door kleine wijzigingen in de HA- en NA-eiwitten op het virusoppervlak. Deze kleine wijzigingen maken het virus onherkenbaar
immunoglobuline,(afgekort: "Ig") genoemd, zijn belangrijke componenten van het adaptieve immuunsysteem. Antilichamen worden aangemaakt door zogenaamde B-cellen.
6.De overwegingen
in het exhibitie incident
opeisinggestelde rechtsbetrekkingen en daarna op de vordering tot
vermeldingvan de AIMM Medewerkers als uitvinders.
Research’. Dat begrip is in artikel 1.1 van de Research Agreement gedefinieerd als ‘
the research activities for Crucell as set out in the research program attached hereto as Appendix 1 and as may be reasonably requested by Crucell from time to time, in accordance with this Agreement’. Appendix 1 (weergegeven in 2.5) beschrijft dat het research programma 2 fases ‘
Stages’ bevat. In
Stage 2worden als werkzaamheden vermeld ‘
Selection of cross-reactive antibodies from IgM memory B cell compartment against H3/H7 or H1/H5 or possibly against all subtypes of HA’. Bij de beschrijving van de research wordt bij
Stage 1nog wel gesproken over de vaststelling van IgG en IgM isotypen, maar wordt bij de werkzaamheden van
Stage 2geen melding gemaakt van verder onderzoek naar IgG antilichamen. Een zuiver taalkundige uitleg van de overeenkomst duidt er derhalve op dat de in artikel 3.2 van de Research Agreement bepaalde aanspraak van Crucell is beperkt tot de resultaten die vallen binnen de grenzen van de research in
Stage 2, zoals beschreven in Appendix 1 bij de overeenkomst.
multiple neutralizing cross-reactive antibodies directed against HA3 and HA7’ zou isoleren, derhalve alle isotypen. Uit diezelfde slides blijkt tevens dat partijen bij de aanvang van het onderzoek uit zijn gegaan van de werkhypothese dat die antilichamen waarschijnlijk gevonden zouden worden onder IgM antilichamen. Bij het opstellen van Appendix 1 zullen partijen van die - naar later is gebleken onjuiste - werkhypothese zijn uitgegaan. Tegen die achtergrond kan de vermelding van IgM’s als onderzoeksobject in
Stage 2, zoals beschreven in Appendix 1, niet zonder meer worden opgevat als een bewuste beperking door partijen van het onderzoek tot kruisreactieve IgM’s.
in connection with research and/or development activities outside the scope of the Research’. Uit het in 2.6 weergegeven voorstel van AIMM tijdens de onderhandelingen voor de inhoud van artikel 3.2 blijkt echter, dat bij het aangaan van de overeenkomst ‘
outside the scope of the Research’ door AIMM werd opgevat als onderzoek dat geen betrekking had op griepvirussen. AIMM schrijft in de in 2.6 weergegeven ‘mark up’ aan (de jurist van) Crucell: ‘
if possible we continue our work on other targets and the AIMM-methodology parallel to influenza, if and when possible; this part is not comprised by Research, however it is “during the course of”’. Met die achtergrond stelt zij een tekstuele wijziging van artikel 3.2 voor, om duidelijk te maken dat artikel 3.6 van toepassing is op dergelijk onderzoek. De bedoeling van AIMM was daarbij kennelijk om uitdrukkelijk af te spreken dat haar onderzoek dat in het geheel geen betrekking had op griepvirussen, niet onder het bereik van artikel 3.2 van de Research Agreement zou vallen. AIMM spreekt op dat moment niet over eigen onderzoek naar IgG’s buiten het bereik van de Research Agreement. Indien het daarentegen de bedoeling van AIMM was geweest om haar onderzoek naar (IgG-antilichamen tegen) griepvirussen, en zelfs specifiek naar dezelfde virussen als het contractonderzoek voor Crucell, buiten de scope van de Research Agreement te houden, dan had het voor de hand gelegen om dat op dat moment duidelijk te maken zodat daarover een bepaling in de Research Agreement opgenomen kon worden. Duidelijk is immers dat de eventuele positieve resultaten van dergelijk onderzoek rechtstreeks zouden concurreren met de inspanningen van Crucell op dit gebied. AIMM kon tijdens de contractsonderhandelingen zodoende niet verwachten dat Crucell de rechten betreffende de door AIMM in het (nota bene door Crucell aangeleverde) bloed gevonden IgG’s zonder meer aan AIMM zou laten.
milestone’ vormde in de zin van de Research Agreement. Deze grondslag van haar nakomingsvordering impliceert dat AIMM op dat moment de Research Agreement ook zo uitlegde dat de IgG antilichamen tot de ‘
Research’ resultaten behoorden.
Research’ was beperkt tot IgM’s en dat IgG’s daar niet onder vielen. Voor dit voorlopig oordeel is met name doorslaggevend dat nergens uit blijkt dat de IgG’s bij de uitvoering van het project een aparte status hadden: ze zijn samen met de IgM’s aan Crucell geleverd, zonder duidelijk te maken dat dat onverplicht was, dat er sprake was van een afzonderlijk onderzoeksresultaat en (met name) dat Crucell de IgG’s niet mocht gaan gebruiken zonder nadere toestemming van AIMM. Voorts kent de rechtbank bij dit voorlopig oordeel veel gewicht toe aan het feit dat AIMM aanvankelijk nakoming van de overeenkomst vroeg op basis van een ruime uitleg van de reikwijdte van de overeenkomst. De Research Agreement dient derhalve voorshands aldus te worden uitgelegd, dat de overeenkomst tevens betrekking heeft op IgG antilichamen die bij de uitvoering van het onderzoeksproject zijn geïsoleerd en geïdentificeerd.
terUnieverdrag van Parijs (UvP). Volgens de octrooirechtelijke literatuur [6] is het in artikel 62 EOV bepaalde recht een moreel recht, dat niet kan worden overgedragen. Dat het om een niet-overdraagbaar moreel recht gaat, volgt ook uit het feit dat het recht uitsluitend aan natuurlijke personen toekomt en los staat van de aanspraak op het octrooi.
terUvP, doet juist vermoeden dat hetzelfde geldt voor andere rechtstelsels.
22 februari 2017voor opgave verhinderdata voor het pleidooi in de periode april tot en met september 2017.
7.De beslissing
22 februari 2017voor opgave verhinderdata voor pleidooi in de hoofdzaak,