Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[A],
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 oktober 2016 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 28 december 2016, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 7 juni 2017 en de daarin genoemde stukken, waaronder de brief van 22 mei 2017 met aanvullende producties aan de zijde van [B.V. I c.s.]
2.De feiten
3.Het geschil
- i) een verklaring voor recht dat [B.V. I c.s.] in zijn hoedanigheid van bestuurder c.q. feitelijk leidinggever hoofdelijk aansprakelijk is voor de vordering wegens proceskosten die VG Colours heeft op HE Licenties uit hoofde van het kort geding vonnis dat tussen VG Colours en HE Licenties is gewezen op 10 september 2015;
- ii) [B.V. I c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 97.953,90, vermeerderd met de wettelijke rente;
- iii) [B.V. I c.s.] te veroordelen in de kosten van de procedure, met inbegrip van de beslagkosten.
4.De beoordeling
Bestuurdersaansprakelijkheid
Verder ligt de ongeldigheid van de ingeroepen voortbrengselconclusies of niet-inbreuk op de werkwijzeconclusies niet dusdanig voor de hand dat HE Licenties door ter zake mede te delen dat sprake is van inbreuk, tegen beter weten in heeft gehandeld.”VG Colours heeft in de onderhavige procedure geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de vorderingen van HE Licenties, in weerwil van hetgeen in het kortgedingvonnis is overwogen, op voorhand geheel kansloos waren. De beslissing van HE Licenties om VG Colours in kort geding te betrekken kan daarom niet als onrechtmatig handelen worden bestempeld.