ECLI:NL:RBDHA:2016:4071
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.F. Frankruijter
- A.M.J. Adriaansen
- A. Pahladsingh
- Rechtspraak.nl
Weigering verlenging verblijfsvergunning en intrekking met terugwerkende kracht wegens strafbare feiten in het buitenland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had een aanvraag ingediend voor de verlenging van zijn verblijfsvergunning, die eerder was afgewezen en met terugwerkende kracht was ingetrokken vanwege strafbare feiten die hij in het buitenland had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de eiser een gevaar voor de openbare orde vormde, op basis van de strafmaatvergelijking van de Belgische en Franse veroordelingen van de eiser. De rechtbank volgde daarbij de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en concludeerde dat de intrekking van de verblijfsvergunning en het opgelegde inreisverbod voor de duur van tien jaar gerechtvaardigd waren. De rechtbank oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van de eiser niet voldoende waren om van dit beleid af te wijken. De rechtbank heeft het beroep van de eiser, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van de vernietigde delen van het bestreden besluit in stand gelaten. Het beroep tegen de weigering van de verlenging van de verblijfsvergunning en de intrekking daarvan werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.240,-.