In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de beëindiging en terugvordering van een Anw-uitkering. Eiseres had een uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw) ontvangen, maar deze werd door de Svb beëindigd met terugwerkende kracht, omdat men van mening was dat eiseres samenwoonde met een andere persoon, wat zou leiden tot een gezamenlijke huishouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en de heer [persoon] niet voldeden aan de criteria voor een gezamenlijke huishouding, omdat er geen wederzijdse zorg was en de financiële administratie strikt gescheiden was. Eiseres had haar eigen uitgaven en inkomsten en er was geen gezamenlijke bankrekening. De rechtbank oordeelde dat de onderzoeksgegevens van de Svb onvoldoende waren om te concluderen dat er sprake was van wederzijdse zorg. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de Svb en herstelde de primaire besluiten, waardoor eiseres haar Anw-uitkering terugkreeg. Tevens werd de Svb veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.