ECLI:NL:RBDHA:2016:1314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2016
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
09/766066-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt, -verwerking en deelname aan een criminele organisatie met meerdere locaties en betrokkenen

De rechtbank Den Haag heeft op 12 februari 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van hennepteelt, -verwerking en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte was betrokken bij meerdere hennepkwekerijen en -verwerkingslocaties in Nederland en België, waaronder De Lier, Hélécine, Pijnacker, Zoetermeer, Honselersdijk en Den Haag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen gedurende een aanzienlijke periode opzettelijk grote hoeveelheden hennep heeft geteeld, bewerkt en verhandeld, en dat hij als leider van een criminele organisatie fungeerde die zich bezighield met deze activiteiten. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, tapgesprekken en andere bewijsmiddelen die de betrokkenheid van de verdachte bij de hennephandel en de organisatie aantoonden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en het verbeurd verklaren van een geldbedrag van 11.260 euro. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar concludeerde dat zijn activiteiten in de hennephandel en de organisatie ernstig waren en een aanzienlijke impact hadden op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767066-14
Datum uitspraak: 12 februari 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “PI Rotterdam, locatie de Schie”, te Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 20 augustus 2015, 26 oktober 2015, 18 tot en met 21 januari 2016 en 29 januari 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Barensen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R.A. Kaarls, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 20 januari 2016 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 26 oktober 2015 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 november 2013 tot en met 19 mei 2015 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of Alphen aan den Rijn en/of De Lier en/of Pijnacker en/of Honselersdijk en/of Sassenheim en/of Helecine (België), althans (elders) in Nederland en/of België, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen,
althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid hennep en/of een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) en/of marihuana, te weten (onder meer)
- In een pand aan [adres 2] te De Lier (in totaal ongeveer) 6350 gram henneptoppen, en/of een (grote) hoeveelheid hennep(toppen), en/of
- In een pand aan [adres 3] te Helecine (België) een of meer hennepplant(en) en/of een of meer hoeveelheid/hoeveelheden hennep(toppen) en/of
- In een pand aan [adres 4] in Alphen aan den Rijn (in totaal) 469 hennepplanten en/of 371 (geoogste) hennepplanten, en/of een of meer hennepplant(en) en/of
- In een pand aan de [adres 5] te Pijnacker (in totaal) 278 (moeder) hennepplanten en/of (in totaal) 5207 hennepstekken, en/of een of meer hennepplant(en) en/of hennepstek(ken), en/of
- In een pand aan de [adres 6] te Den Haag (in totaal) 262 hennepplanten, althans potten met aarde met daarin wortels en hennepresten, en/of een of meer hennepplant(en) en/of hennepstek(ken), en/of
- In een personenauto van het merk Opel, type Astra, voorzien van het [kenteken] , (in totaal) 380 hennepstekken, en/of een of meer hennepstek(ken), en/of
- In een loods aan [adres 7] te Sassenheim (in totaal ongeveer) 21,5 kilo (gedroogde) henneptoppen, en/of een (grote) hoeveelheid hennep(toppen), en/of
- In een pand aan [adres 8] te Zoetermeer (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal ongeveer) 9600 gram hennep(toppen), en/of een (grote) hoeveelheid hennep(toppen), en/of
- In een pand aan [adres 1] te Honserlersdijk (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) 901,1 gram hennep(toppen) en/of marihuana en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), en/of een of meer hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of marihuana en/of hasjiesj, en/of
- In een pand aan [adres 9] te Den Haag (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) 5637 gram hennep(toppen) en/of marihuana en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), en/of 12 (vrouwelijke) hennepplanten, en/of een of meer hoeveelheid/hoeveelheden hennep(toppen) en/of marihuana en/of hasjiesj en/of een of meer hennepplant(en) en/of
- In een pand aan [adres 10] te Den Haag (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) 6012,8 gram hennep(toppen) en/of marihuana en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) en/of een of meer hoeveelheid/hoeveelheden hennep(toppen) en/of marihuana en/of hasjiesj, althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj en/of marihuana, (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2015 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van (in totaal) 32 kilogram hennep(planten) en/of delen daarvan, althans een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 19 mei 2015 te Den Haag en/of Alphen aan den Rijn en/of De Lier en/of Zoetermeer en/of Pijnacker en/of Rotterdam en/of Honselersdijk en/of Poeldijk en/of Sassenheim en/of Helecine (België), althans (elders) in Nederland en/of België, (telkens) opzettelijk al dan niet als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte, en/of een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijf/misdrijven, namelijk het overtreden van (onder meer)
- artikel 3 Opiumwet en artikel 11 tweede en/of derde en/of vijfde lid Opiumwet, te weten het al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep(planten) en/of delen daarvan en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) en/of marihuana, althans (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj en/of marihuana, zijnde (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II en/of
- artikel 310 Wetboek van Strafrecht, te weten het met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin, althans aan een ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 19 mei 2015 te Den Haag en/of Alphen aan den Rijn en/of De Lier en/of Pijnacker en/of Zoetermeer en/of Honselersdijk en/of Poeldijk en/of Sassenheim en/of Helecine (België), althans (elders) in Nederland en/of België, (telkens) opzettelijk al dan niet als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte, en/of een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijf/misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, en/of artikel 11a van de Opiumwet, te weten
- (ten aanzien van artikel 11 derde en/of vijfde lid Opiumwet) het al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep(planten) en/of delen daarvan en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), althans (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj, zijnde (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II en/of
- ( ten aanzien van artikel 11a Opiumwet) het voorbereiden, bewerken, verwerken, te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren vervaardigen of voorhanden hebben van stoffen of voorwerpen dan wel het voorhanden hebben van vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen of het voorhanden hebben van gegevens, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, strafbaar gestelde feiten;
4.
hij op of omstreeks 19 mei 2015 te Zoetermeer en/of (elders) in Nederland, stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens, te weten (onder meer):
- een of meer koppelstukken en/of
- een of meer stekpluggen en/of
- een of meer kartonnen dozen en/of
- een of meer strijkijzer(s) en/of
- een of meer waterslangen en/of
- een of meer stroomkabels en/of
- een of meer stekkerdozen en/of
- een of meer klimaatsystemen en/of
- een of meer elektrische kachels en/of
- een of meer ventilatoren en/of
- een of meer plastic plantenpotten en/of
- een of meer voedingsbodems en/of
- een of meer substraatblokjes en/of
- een of meer elektriciteitssnoeren en/of
- een of meer tijdschakelaars en/of
- een of meer lucht- of afzuigslangen en/of
- een of meer koolstoffilters en/of
- een of meer verwarmingselementen en/of
- een of meer luchtbehandelingsapparaten en/of
- een of meer andere stoffen en/of voorwerpen
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel
11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
3. Bewijsoverwegingen [1]
Naar aanleiding van het aantreffen van een aantal hennepkwekerijen en hennep-gerelateerde
incidenten, waarbij steeds dezelfde verdachten betrokken leken te zijn, is op 11 februari 2014 door de Dienst Regionale Recherche van de politie eenheid Den Haag het onderzoek Adusta gestart. Gedurende het strafrechtelijk onderzoek zijn ten aanzien van diverse verdachten verdenkingen van strafbare feiten gerezen. Deze verdenkingen en het daarop volgende politieonderzoek hebben geleid tot een aantal afzonderlijke zaaksdossiers.
De verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (feit 1) het op diverse plaatsen (medeplegen van) telen, bereiden, bewerken, verwerken of aanwezig hebben van hennep, (feit 2) de invoer van hennep, (feit 3) deelname (als leider) aan een criminele organisatie en (feit 4) voorbereidingshandelingen ten behoeve van hennepteelt.
De rechtbank zal een aantal malen moeten beoordelen of er sprake is van medeplegen. De rechtbank zal daarbij telkens vooropstellen dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 en HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718).
De rechtbank zal de tenlastelegging beoordelen aan de hand van de afzonderlijke zaaksdossiers, die in chronologische volgorde zullen worden behandeld.
Feit 1 het op diverse plaatsen (medeplegen van) telen, bereiden, bewerken, verwerken of aanwezig hebben van hennep
3.1.
Zaaksdossier Kijcker
3.1.1
Inleiding
Op 18 februari 2014 is de politie binnengetreden in een pand aan [adres 2] te De Lier. In dit pand is een operationele hennepdrogerij aangetroffen, [2] alsmede 6,35 kilo hennep in de aldaar aanwezige droognetten. [3] Daarnaast is in het pand een Volkswagen Tiguan, voorzien van een Marokkaans [kenteken] , met daarin een aantal documenten aangetroffen. [4] Het pand is gehuurd door het [bedrijf 1] , met ingang van 1 december 2013. [5]
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie rekwireert tot een bewezenverklaring voor het medeplegen van het verwerken, bewerken en aanwezig hebben van hennep aan [adres 2] te De Lier.
3.1.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring. Het aangetroffen DNA-spoor, de historische telefoongegevens en de verklaring van de verhuurder, zowel afzonderlijk als in samenhang bezien, zijn daartoe onvoldoende. De verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit, aldus de verdediging.
3.1.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Vaststaat dat op 18 februari 2014 in het pand aan [adres 2] te De Lier een hennepdrogerij in gebruik was en voorts dat zich in de droognetten op dat moment 6,35 kilo hennep bevond. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij deze drogerij en zo ja, wat die betrokkenheid inhield.
Uit de verklaring van de verhuurder van het pand, [getuige 1] , blijkt dat het pand is gehuurd door [medeverdachte 1] (verder ook te noemen [medeverdachte 1] ), de directeur van [bedrijf 1] Deze [medeverdachte 1] loopt er echter volgens [getuige 1] het minst rond. Veel vaker worden drie anderen gezien: een Marokkaan (ongeveer 40 jaar, normaal postuur), een Duitser/Nederlander (ongeveer 50 jaar, een klein dik mannetje) en een magere lange man (ongeveer 50). [6] De Marokkaanse man heeft gezegd dat hij verstand had van elektronica. De kleine dikke man sprak Nederlands en vertelde dat hij in Duitsland woonde. [getuige 1] wordt foto’s getoond en hij herkent daarop [medeverdachte 2] als “de Duitser”, de verdachte als “die Marokkaan” en [getuige 2] als “ [getuige 2] ”. [7]
[getuige 2] (verder ook te noemen [getuige 2] ) heeft verklaard dat hij in het pand [adres 2] aanwezig is geweest met [medeverdachte 2] (verder ook te noemen [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] had het pand gehuurd. Volgens [getuige 2] betaalden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samen de huur. [getuige 2] heeft samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de verbouwing in het pand aan [adres 2] gedaan. De verdachte heeft een
growshopaan [adres 11] . Hij herkent de verdachte op de aan hem getoonde foto. [8]
In de Volkswagen Tiguan zijn documenten aangetroffen, waaronder een paspoort, een rijbewijs en bankpasjes op naam van [medeverdachte 2] . Ook is daarin correspondentie (onder andere van een verzekeringsmaatschappij), gericht aan de verdachte aangetroffen. [9] Voorts is daarin aangetroffen een bekeuring ter zake van een snelheidsovertreding, gepleegd op 16 februari 2014 te 14.09 uur, op de A4 ter hoogte van Schipluiden, op naam van [medeverdachte 2] . [10]
In het pand is een DNA-spoor aangetroffen op een bekertje in de kantine, welk spoor is bemonsterd. [11] Van dit spoor is vastgesteld dat het matcht met het DNA-profiel van de verdachte. [12]
Uit zendmastgegevens van het telefoonnummer eindigend op … [06-nummer] (in gebruik bij de verdachte) blijkt dat dit telefoonnummer op 29 november 2013 voor het eerst gebruik maakt van een zendmast in de directe omgeving van het pand [adres 2] te De Lier. [13] In december 2013 en januari 2014 gebeurde dit bijna dagelijks, in februari 2014 wat minder vaak. De laatste twee momenten waren op 18 februari 2014, om 14.58 uur en om 22.04 uur. Nadien heeft dit telefoonnummer geen gebruik meer gemaakt van de zendmast in de directe omgeving van [adres 2] in De Lier.
Het telefoonnummer eindigend op … [06-nummer] (in gebruik bij [medeverdachte 2] ) [14] maakt voor het eerst gebruik van een zendmast in de directe omgeving van [adres 2] in De Lier op 30 november 2013. Vervolgens geschiedt dit vrijwel dagelijks tot het moment van de ontdekking van de hennepdrogerij op 18 februari 2014, rond 13.00 uur. Op die dag, 18 februari 2014, wordt met dit nummer zowel ‘s middags (14.40 uur en 16.12 uur) en ’s avonds (22.10 uur en 22.34 uur) gebruik gemaakt van een zendmast in de directe omgeving van [adres 2] .
Ná de ontmanteling van de hennepdrogerij meldt huurder [medeverdachte 1] zich bij de politie. Hij verklaart dat de aangetroffen spullen in de stellingen in het pand toebehoren aan een kennis van hem. Deze kennis heeft een
growshop, genaamd [bedrijf 7] . [15]
Uit onderzoek naar de bankrekening van het bedrijf van [medeverdachte 1] , [bedrijf 1] , [bankrekeningnummer] , komt naar voren dat deze rekening actief wordt gebruikt in de periode van 11 november 2013 tot en met mei 2014. Op 11 november 2013 wordt een bedrag van € 6.180,00 contant gestort; diezelfde dag nog worden twee bedragen, tezamen € 6.171,00, overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 2] , het bedrijf van de verhuurder [getuige 1] . De bankrekening wordt vervolgens gevoed met contante stortingen, waarmee telkens direct daaropvolgend de huur voor het pand [adres 2] wordt betaald. De stortingen worden gedaan via (onder meer) een servicepunt aan [adres 12] te Delft, een adres in de buurt van een verblijfsadres van [medeverdachte 2] . Na de ontmanteling van de drogerij vinden er geen huurbetalingen meer plaats. [16] Een bankpas voor deze rekening is, in een leren mapje met daarin ook een aantal pasjes op naam van [medeverdachte 2] , aangetroffen in de Volkswagen Tiguan, de auto die in gebruik is bij [medeverdachte 2] . [17]
Op 15 januari 2015 voert [medeverdachte 1] (gebruikmakend van het telefoonnummer eindigend op … 2327 [18] ) een telefoongesprek met een NN-man. In dat gesprek wordt het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Ja, maar ik heb allemaal stress en narigheid
NN-man: Hoezo wat is er dan?
[medeverdachte 1] : Wat is er dan? Wat denk je zelf?
NN-man: Ja ik weet het niet jij verdient toch ook geld bij [medeverdachte 2] en [verdachte] ?
[medeverdachte 1] : Jaja
Op 19 januari 2015 belt [medeverdachte 1] (… [06-nummer] [19] ) met [medeverdachte 2] (… [06-nummer] [20] ). In dit gesprek meldt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] dat hij zich op donderdag bij de politie moet melden in verband met “dat gebeuren in De Lier”. Hij vraagt aan [medeverdachte 2] : “hoe heet ’t wat wou je nog naar [verdachte] toe gaan, offuh??. [medeverdachte 2] antwoordt: “Jaha, laten we dat maar doen. Kennen we dat ook effe gelijk effe over hebben dit. [21]
Op 22 januari 2015 wordt [medeverdachte 1] als verdachte gehoord. In dit verhoor verklaart hij over een onderhuurcontract, dat hij heeft gesloten met een Marokkaan of een Antilliaan, een buitenlander. Hij belooft het contract nog even op te snorren. [22]
Op 13 februari 2015 belt [medeverdachte 1] (… [06-nummer] [23] ) met [medeverdachte 2] (… [06-nummer] ). Hij meldt dat hij gebeld is door “die vrouw van de politie” en dat hij het contract moet langsbrengen. [medeverdachte 2] vraagt “dat contract dat je van die neger hebt, zeg maar”. Hij zegt dat het goed is en dat ze het maandag even doen. [24]
Op maandag 16 februari 2015 wordt door [medeverdachte 1] een onderhuurcontract afgegeven op het politiebureau te Naaldwijk. Als huurder staat op het contract genoemd: [persoon 1] . Er is een kopie van het paspoort van [persoon 1] als bijlage toegevoegd. Als de handtekening van [persoon 1] , die op zijn paspoort staat, wordt vergeleken met de handtekening die onder het huurcontract staat, is te zien dat zij niet overeen komen. [25]
Naar de persoon van [persoon 1] wordt door de politie nader onderzoek gedaan. De verhuurder van het pand aan [adres 2] verklaart dat hij [persoon 1] in het geheel niet herkent. [persoon 1] blijkt verder al een aantal jaar zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en ook na onderzoek niet door de politie getraceerd te kunnen worden.
De betrokkenheid van de verdachte
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte samen met (onder meer) [medeverdachte 2] in de periode van 11 november 2013 tot en met 18 februari 2014 bezig is geweest met het opbouwen en het in werking houden van de op 18 februari 2014 aangetroffen hennepdrogerij aan [adres 2] te De Lier. Dat er in dit pand ook daadwerkelijk hennep is gedroogd blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de omstandigheid dat in het pand op de dag van de ontdekking in de droognetten een hoeveelheid van 6,35 kilo hennep is aangetroffen.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat hij nimmer aanwezig is geweest in de hennepdrogerij acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verhuurder [getuige 1] heeft de verdachte herkend als één van de personen die vanaf het begin van de verhuur van het pand aan [medeverdachte 1] , zeer regelmatig aanwezig waren. Deze verklaring wordt ondersteund door technisch bewijs, te weten het aantreffen van het DNA van de verdachte op een bekertje in de kantine van het pand. De rechtbank kwalificeert de verklaring van verdachte, inhoudende dat het misschien wel zo is dat het bekertje via de auto van [medeverdachte 2] in de kantine van het pand terecht is gekomen, als een hoogst onwaarschijnlijke mogelijkheid en hecht daaraan geen betekenis in voor verdachte ontlastende zin. Dit geldt temeer nu ook de zendmastgegevens van het telefoonnummer dat bij de verdachte in gebruik is, de verklaring van verhuurder [getuige 1] ondersteunen. De verdachte heeft ter terechtzitting weliswaar verklaard dat hij af en toe in De Lier kwam om een vriend te bezoeken, maar deze verklaring acht de rechtbank niet aannemelijk. De verdachte heeft desgevraagd niet kunnen of willen preciseren wat de naam en/of het adres is van deze vriend, zodat van een (enigszins) controleerbare of verifieerbare verklaring geen sprake is. Uit vorenbedoelde zendmastgegevens blijkt voorts dat er enkel en alleen in de periode waarin de hennepdrogerij in werking is geweest, te weten van november 2013 tot en met 18 februari 2014, gebruik wordt gemaakt van een zendmast in de directe omgeving van [adres 2] in de Lier.
Na de ontdekking van de hennepdrogerij neemt [medeverdachte 1] , als hij wordt opgeroepen om in verband met de hennepdrogerij een verklaring af te leggen voorafgaand daaraan contact op met [medeverdachte 2] . Ze bespreken dat ze het er ook nog met de verdachte over moeten hebben. Ook als [medeverdachte 1] vervolgens zijn toezegging aan de politie gestand moet doen (namelijk: dat hij een onderhuurcontract zal langsbrengen) neemt hij eerst contact op met [medeverdachte 2] . Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte en [medeverdachte 2] door [medeverdachte 1] nadrukkelijk op de hoogte gehouden worden van het politieonderzoek inzake het pand aan [adres 2] .
[medeverdachte 2] noch de verdachte heeft voor hun aanwezigheid – vaak ook: tezamen – bij het pand aan [adres 2] in de periode van 11 november 2013 tot en met 18 februari 2014 een verklaring gegeven. Bij gebreke daarvan kan de rechtbank, in het licht van de bewijsmiddelen, niet anders concluderen dan dat de verdachte en [medeverdachte 2] zowel bij de opbouw van de hennepdrogerij, als bij het drogen van de hennep, de aangetroffen hoeveelheid hennep en - ten slotte - ook bij de (justitiële) afhandeling van het ontdekken van de hennepdrogerij aan [adres 2] te Lier beiden een concrete en significante rol hebben gespeeld.
Nu ook overigens noch uit het dossier, noch uit het verhandelde terechtzitting iets is gebleken dat in een andere richting wijst komt de rechtbank tot de slotsom dat het, gelet op al hetgeen hierboven is overwogen, niet anders kan dan dat het de verdachte is die metterdaad, tezamen met anderen (onder wie [medeverdachte 2] ) betrokken is geweest bij het opbouwen van de kwekerij en het bewerken van de henneptoppen aan [adres 2] te De Lier.
3.2
Zaaksdossier Bloem
3.2.1
Inleiding
In de periode van mei tot en met juli 2014 werden er meerdere meldingen gedaan van een sterke wietlucht in de omgeving van [adres 4] in Alphen aan den Rijn (hierna ook: [adres 4] ). In dezelfde periode werd er ook meermalen door verbalisanten ter plaatste een wietgeur waargenomen. Tevens blijkt uit onderzoek door de politie dat het energieverbruik van [adres 4] in de periode 11 december 2013 tot 23 mei 2014 4.977 kWh betrof. Hiermee zou op jaarbasis meer dan 10.000 kWh verbruikt worden, een veelvoud van het jaarlijks verbruik van een gemiddeld huishouden. Gelet op de diverse meldingen van een sterke wietlucht, de waarnemingen van verbalisanten en het hoge energieverbruik werd er op dinsdag 29 juli 2014 in de woning aan [adres 4] binnengetreden ter opsporing en inbeslagneming op grond van de Opiumwet.
De woning [adres 4] heeft een voordeur aan de zijde van de openbare weg. Bij binnenkomst in de hal bevindt zich recht tegenover de buitendeur nog een deur die toegang geeft tot de bovenverdieping. Deze deur was ten tijde van het binnentreden door de politie slotvast afgesloten. Aan de rechterzijde was ook een deur die toegang gaf tot de begane grond. Deze deur werd door een bewoner open gedaan. In de woning werden op de begane grond twee Bulgaarse mannen aangetroffen, te weten [persoon 2] en [persoon 3] . Zij verklaarden geen sleutel te hebben van de deur welke toegang geeft tot de bovenwoning. Nadat deze deur door het uitboren van het slot geopend was, werden er in de bovenwoning, bestaande uit twee verdiepingen, vijf henneptenten aangetroffen. In drie van de henneptenten was een in werking zijnde hennepkwekerij aanwezig en in twee van de henneptenten werd een recent geoogste hennepkwekerij aangetroffen. Tevens werden er verschillende benodigdheden voor de kweek van hennep aangetroffen.
Gedurende het onderzoek Adusta is het telecomverkeer van de verdachte onderzocht. Het telefoonnummer [06-nummer] behoort bij een iPhone die onder de verdachte in beslag is genomen. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat het telefoonnummer [06-nummer] aan haar toebehoort.
Op 27 maart 2014 stuurde [medeverdachte 3] (verder ook te noemen [medeverdachte 3] ) het volgende bericht naar de verdachte: “Ik moet ook snel weer geld storten.” Op 28 maart 2014 stuurde de verdachte de volgende berichten naar [medeverdachte 3] : ‘Ja ik ga storten’, ‘morgen ochtend’ en ‘ga ik storten’.
Op 31 maart 2014 is er een bedrag van € 2.000,00 en een bedrag van € 1.000,00 overgemaakt op de rekening [bankrekeningnummer] . Deze rekening staat op naam van [medeverdachte 3] . De bedragen zijn afkomstig van rekening [bankrekeningnummer] op naam van [getuige 3] . Deze [getuige 3] is de eigenaar van een belshop aan [adres 13] te Den Haag. Hij heeft verklaard op verzoek van klanten wel eens geld over te schrijven. De omschrijvingen bij de overboekingen zijn ‘huur april/mei [persoon 4] ’ en ‘sleutelgeld [persoon 4] ’.
Op 3 april 2014 stuurde [medeverdachte 3] de volgende berichten naar de verdachte: ‘Zit er nou een slot op de deur beneden bij de trap? Anders is een beetje gek’ en ‘Ja ok niet vergeten hoor’.
Op 2 juni 2014 stuurde [medeverdachte 3] de volgende berichten naar de verdachte: ‘Was je nog naar de [adres 13] geweest?’, ‘ [bankrekeningnummer] ’ en ‘2000 huur juni / juli [persoon 4] ’.
Op 6 juni 2014 is er een bedrag van € 2.000,00 overgemaakt op de bankrekening van [medeverdachte 3] . Het bedrag is wederom afkomstig van rekening [bankrekeningnummer] op naam van [getuige 3] . De omschrijving bij de overboeking is ‘huur juni / juli van [persoon 4] ’.
Uit onderzoek naar het telecomverkeer van de verdachte blijkt dat hij in de periode van 23 november 2013 tot en met 18 februari 2014 76 keer telefonisch contact heeft gehad met voornoemde [persoon 3] . Tevens blijkt dat er in de periode van 20 juli 2014 tot en met 18 augustus 2014 in totaal 37 keer telefonisch contact tussen de verdachte en [persoon 3] was. In deze laatste periode heeft het telefoonnummer van [persoon 3] daarbij gebruik gemaakt van een zendmast in de buurt van [adres 4] . Tevens blijkt dat de telefoonnummers van de verdachte en [persoon 3] op 27 juli 2014 om 23:22 uur contact hebben gedurende 9 seconden, waarbij beide telefoonnummers zich in de buurt van [adres 4] bevonden. Uit onderzoek is niet gebleken dat er contact plaats heeft gevonden tussen [medeverdachte 2] en [persoon 3] .
Ook zijn gedurende het onderzoek telefoonnummers getapt, waarvan de politie stelt dat deze aan de verdachte toebehoren. Op 24 oktober 2014 vond er een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en de verdachte. [medeverdachte 2] vertelde aan de verdachte dat er beslag is gelegd op het huis van [medeverdachte 3] . De verdachte vroeg waarom dat is gebeurd. [medeverdachte 2] zei “nou euh, die beneden, die twee tenten die leeg zijn ge…haald”.
Op 30 oktober 2014 vond er een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en de verdachte. [medeverdachte 2] vertelde aan de verdachte dat de politie aan [medeverdachte 3] foto's van ‘die twee Bulgaren’ heeft laten zien. [medeverdachte 2] gaf aan dat [medeverdachte 3] niet wist wat ze moest zeggen en dat [medeverdachte 3] toen verklaard heeft dat deze Bulgaren door [medeverdachte 2] geregeld waren. [medeverdachte 2] heeft vervolgens tegen de verdachte gezegd dat dat geen probleem is, omdat [medeverdachte 2] die Bulgaren via een gozer die hij kent geregeld kan hebben.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het telen, bewerken en aanwezig hebben van hennep aan [adres 4] .
3.2.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen. De verdediging heeft daarbij gesteld dat er geen enkel bewijsmiddel in het dossier is dat de verdachte direct linkt aan de aangetroffen hennep. Er kan niet worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de hennep op [adres 4] . Voorts heeft de verdediging gesteld dat er geen sprake is van een wezenlijke bijdrage van de verdachte aan de hennepkwekerij, een vereiste voor een bewezenverklaring van medeplegen.
3.2.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen, bereiden, bewerken, verwerken of aanwezig hebben van hennep aan [adres 4] .
Gelet op het ontbreken van enig bewijs dat de verdachte rechtstreeks in verband brengt met het telen van hennep kan niet worden bewezen dat de verdachte zich zelfstandig schuldig heeft gemaakt aan het telen, bereiden, bewerken, verwerken of aanwezig hebben van hennep aan [adres 4] . De vraag is of de verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen daarvan.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het dossier af te leiden dat de verdachte telefonisch contact onderhoudt met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over [adres 4] , dat hij iets heeft geregeld voor de betaling van de huur van [adres 4] en dat hij wellicht hulp heeft geregeld bij het opruimen van de hennepkwekerij. De rechtbank is van oordeel dat in dit laatste evenwel een onvoldoende aanwijzing voor medeplegen kan worden gevonden, omdat de hennepkwekerij op dat moment al was ontdekt en de plantjes waren vernietigd. Zelfs als de verdachte wetenschap had van de hennepkwekerij en heeft geholpen door de betaling van de huur van [adres 4] te regelen, dan is zijn rol, nu niet is gebleken van een gezamenlijke uitvoering van het telen, bewerken of verwerken van de hennep, van onvoldoende gewicht om hem als medepleger te kunnen aanmerken.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Daarom zal hij worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging.
3.3
Zaaksdossier Ambacht
3.3.1
Inleiding
Op 2 december 2014 is de politie binnengetreden in de loods gelegen aan [adres 5] te Pijnacker. In de loods is een operationele hennepstekkenkwekerij aangetroffen met 5.207 hennepstekken, 278 (moeder)hennepplanten en verdere alle noodzakelijke goederen die nodig zijn voor een hennepstekkenkwekerij. Geconstateerd is dat de aangetroffen planten hennepplanten zijn zoals vermeld op lijst II van de Opiumwet. [26] Daarnaast is geconstateerd dat het totaal aantal knipverwondingen bij de moederplanten gemiddeld uitkomt op 12.236 knipverwoningen. [27] De loods is per 15 juni 2014 gehuurd door [bedrijf 3] waarvan [medeverdachte 2] en diens broer vennoten zijn.
3.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie rekwireert tot een bewezenverklaring voor het medeplegen van het verwerken, bewerken en aanwezig hebben van hennep in het pand aan [adres 5] te Pijnacker.
3.3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit nu de verdachte slechts afnemer was van de hennepstekken en met de hennepstekkenkwekerij zelf geen bemoeienis had. Bovendien dient het bewijs verkregen na de eerste levering van 9 september 2014 buiten beschouwing te worden gelaten, omdat het openbaar ministerie in strijd met het doorlaatverbod als bedoeld in artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering (Sv) heeft gehandeld door bij de tweede en volgende leveringen van de hennepstekken niet in te grijpen.
3.3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Vaststaat dat op 2 december 2014 in het pand aan [adres 5] te Pijnacker een hennepstekkenkwekerij in gebruik was. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij deze kwekerij en zo ja, wat die betrokkenheid inhield.
In de eerste plaats dient de rechtbank te beoordelen of het bewijs dat is vergaard ná de eerste hennepstekkenlevering van 9 september 2014 voor het bewijs mag worden gebruikt. De rechtbank volgt het betoog van de verdediging niet.
De verbalisanten zijn op grond van artikel 126ff Sv weliswaar verplicht om voorwerpen in beslag te nemen waarvan het aanwezig hebben of voorhanden hebben bij wet is verboden vanwege hun schadelijkheid voor de volksgezondheid of hun gevaar voor de veiligheid en waarvan zij de vindplaats weten, maar noch uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verbalisanten ten tijde van de verscheidene leveringen wisten waar die hennepstekken zich bevonden. De tapgesprekken zijn immers niet “live” uitgeluisterd, zodat op het moment van de wetenschap van die levering de hennepstekken reeds waren verplaatst. Dit verweer wordt daarom verworpen.
Uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting volgt in ieder geval dat hij de stekken die in het pand aan [adres 5] werden gekweekt heeft afgenomen en heeft (door)verkocht aan derden. De rechtbank is echter van oordeel dat de verdachte een grotere betrokkenheid had bij de kwekerij dan dat hij heeft verklaard. Zij overweegt daartoe als volgt.
Uit onderzoek van de historische verkeersgegevens is naar voren gekomen dat de telefoons met diverse telefoonnummers, die aan de verdachte zijn toe te schrijven, in de periode 11 juli 2014 tot en met 4 januari 2015 zeventien keer gebruik maakten van de zendmast op [adres 5] te Pijnacker. [28] Uit een observatie door de politie op 20 augustus 2014 blijkt dat de verdachte met een sleutel [adres 5] binnengaat. [29] Voorts volgt uit een telefoongesprek van 12 november 2014, dat tussen de verdachte en [medeverdachte 2] wordt gevoerd, dat [medeverdachte 2] vraagt of de verdachte daar heen komt, omdat [medeverdachte 2] geen sleutel heeft. De verdachte antwoordt hierop dat hij er al is. Op dat moment maakt de telefoon van [medeverdachte 2] gebruik van een zendmast in de buurt van [adres 5] te Pijnacker. [30] De rechtbank concludeert hieruit dat de verdachte de loods aan [adres 5] zelfstandig kon betreden en hierdoor dus beschikkingsmacht heeft gehad over de daar aangetroffen goederen.
Daarnaast blijkt de betrokkenheid van de verdachte uit verschillende telefoongesprekken waarin de voortgang van de hennepstekkenkwekerij en de leveringen van stekken vanaf die locatie worden besproken. [medeverdachte 2] informeert hem over het dichtmaken van de ruimte met plakband en dat zij al een half jaar of zowat een jaar bezig zijn en dat het niet opschiet. [medeverdachte 2] is het zat en zegt anders de huur op. [31] [medeverdachte 2] beklaagt zich tegenover de verdachte over de handelwijze van [medeverdachte 4] (verder ook te noemen [medeverdachte 4] ), dat hij de hele tijd door die tent heen loopt en het een natte bende wordt en hij heeft het met de verdachte over een ontvochtiger die ‘die kleine’ – bijnaam voor [medeverdachte 4] [32] – moet hebben. [33] Wanneer [medeverdachte 2] aan een derde persoon stekken levert, dan informeert hij de verdachte daarover en gaat hij vervolgens bij hem langs om met hem af te rekenen. [34] Op 20 oktober 2014 zegt [medeverdachte 2] tegen de verdachte dat de dozen op zijn, waarop de verdachte zegt een hele grote bestelling te gaan doen. [medeverdachte 2] zegt dat hij ze morgen nodig heeft, omdat hij er acht en een halve klaar heeft staan. de verdachte zegt vervolgens tegen [medeverdachte 2] dat er vierhonderd naar die gozer van Wateringen kunnen en dat hij de rest vierhonderd hier kan wegdoen. [35] In het kader van een levering rond 19 november 2014 zegt de verdachte in een gesprek tegen [medeverdachte 2] dat hij ‘die kleine’ anders wel even gaat helpen met sorteren. [36]
Verder komt uit diverse telefoongesprekken een adviserende dan wel sturende rol van de verdachte naar voren. Wanneer er in september 2014 een dikke 1.000 die boven staan allemaal dood zijn, omdat het te warm is, zegt de verdachte tegen [medeverdachte 2] dat hij er een paar uit moet zetten. [37] Als eind oktober 2014 de ramen beslagen zijn en [medeverdachte 2] drie emmers water eruit heeft gehaald vraagt de verdachte of de motor niet uit is geweest, omdat als de motor aan is de ramen niet horen te condenseren. Voorts geeft de verdachte [medeverdachte 2] het advies over twee à drie uur langs te rijden om te kijken of ze nog beslagen zijn en als dat nog zo is dan moet hij hem bellen en komt de verdachte er naar toe. [38] Op 28 oktober 2014 spreken [medeverdachte 2] en de verdachte over een afzuiger die op volle toeren blijft draaien en over het plaatsen van een schakelbord beneden. De verdachte zegt dat hij er morgen heen gaat. [39] Wanneer er problemen zijn met de kwekerij, zoals op 4 november 2014, komt de verdachte ook in beeld. Uit de telefoongesprekken komt naar voren dat [medeverdachte 4] vergeten is bepaalde apparaten aan te zetten waardoor de temperatuur erg hoog is opgelopen en het vervolgens is gaan stinken. Deze informatie wordt tussen verschillende medeverdachten uitgewisseld. [40] Uit het telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en de verdachte volgt dat de verdachte [medeverdachte 4] zal bellen om hem hierop aan te spreken. [41] Tot slot zegt [medeverdachte 2] in een telefoongesprek van 21 november 2014 tussen hem en [medeverdachte 4] dat hij eerst naar de verdachte zal bellen om te vragen wat zij eigenlijk moeten doen.
Tot slot blijkt uit opgenomen telefoonverkeer van 11 oktober 2014 dat de verdachte ‘service’ verleent voor een levering van hennepstekken door [medeverdachte 2] aan een derde persoon een paar dagen daarvoor. [medeverdachte 2] stuurt aan de verdachte het sms-bericht: “neem a.u.b. op die jongen belt me de helft heb niet geworteld.” [42] Drie minuten later heeft [medeverdachte 2] de verdachte aan de telefoon en zegt hij dat die jongen hem gebeld heeft en de helft niet is uitgekomen. [medeverdachte 2] zegt vervolgens dat die jongen naar de verdachte toekomt om het te ruilen, maar de verdachte zegt niets meer te hebben. [medeverdachte 2] geeft dan aan dat die jongen dan zijn geld maar terug moet krijgen, waarop de verdachte zegt dat dat geen probleem is. [43]
Na de ontdekking van de hennepstekkenkwekerij op 2 december 2014 zijn er op 2 december 2014 diverse telefoongesprekken gevoerd tussen de medeverdachten die over de ontdekking gaan. Zo belt [medeverdachte 5] bij ontdekking naar de verdachte met de mededeling dat ze daar – de telefoon van [medeverdachte 5] gebruikt de zendmast op [adres 5] – zijn aangekomen en dat er een slot op zit. De verdachte zegt dat hij die ouwe belt en zegt dat [medeverdachte 5] moet wegrijden. [44] Vervolgens belt de verdachte [medeverdachte 2] en zegt dat [medeverdachte 5] daar is geweest en dat hij er niet in kan. De verdachte zegt dan dat hij even gaat kijken waarop [medeverdachte 2] vraagt of hij de verdachte moet ophalen. [45] [medeverdachte 5] informeert [medeverdachte 4] dat er een slot op de deur zit en zegt dat hij de verdachte al heeft gebeld. [46] [medeverdachte 4] op zijn beurt informeert bij de verdachte of hij al op de hoogte is, waarop de verdachte zegt dat hij het weet en dat hij er even heen gaat. [47] Op 4 januari 2015 hebben [medeverdachte 2] en de verdachte contact met elkaar en vraagt [medeverdachte 2] of de verdachte kan zorgen dat er morgen iemand komt om mee te helpen. [48]
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet alleen als afnemer van de hennepstekken kan worden aangemerkt, maar dat hij bij de hennepstekkenkwekerij een leidende rol heeft gespeeld, bestaande uit het aansturen, adviseren en controleren van de medeverdachten. Ook na de ontdekking van de kwekerij op 2 december 2014 blijkt uit de gesprekken dat iedereen het van belang vindt dat de verdachte zo spoedig mogelijk op de hoogte is van wat er is gebeurd. Dit alles ligt niet voor de hand indien de verdachte slechts een afnemer was van de hennepstekken. Op grond hiervan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten betrokken is geweest bij de werkzaamheden aan de hennepstekkenkwekerij aan [adres 5] te Pijnacker.
3.4
Zaaksdossier Hélécine (feit 1 en 2)
3.4.1.
Inleiding
Op 19 mei 2015 is in een pand aan [adres 3] te Hélécine, België een (niet operationele) hennepkwekerij aangetroffen.
3.4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie rekwireert tot een bewezenverklaring voor het medeplegen van het verwerken, bewerken en aanwezig hebben van hennep aan [adres 3] te Hélécine, België.
3.4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat uit het dossier mogelijk zou kunnen blijken dat de verdachte spullen heeft geleverd voor de hennepkwekerij in Hélécine, maar niet dat hij rechtstreeks betrokken is bij de exploitatie van deze hennepkwekerij. Niet zou blijken dat de verdachte de kwekerij heeft gefinancierd, dat hij zou delen in de winst of dat er sprake is van directe betrokkenheid in enige andere vorm. De verdediging heeft bepleit dat met deze beperkte rol van de verdachte rekening dient te worden gehouden.
3.4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Vaststaat dat op 19 mei 2015 in het pand aan [adres 3] te Hélécine, België een (op dat moment niet meer operationele) hennepkwekerij is aangetroffen. [49] De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij deze kwekerij en zo ja, wat die betrokkenheid inhield.
De huurder van het pand aan [adres 3] , [getuige 4] (verder ook te noemen [getuige 4] ), heeft verklaard dat hij in contact is gekomen met mensen uit Nederland, die hem hebben voorgesteld om thuis cannabis te telen. De afspraak was dat hij, [getuige 4] , daar € 5.000,00 per oogst voor zou krijgen. Omstreeks februari 2015 zijn de hennepplanten geplant, in april 2015 zijn de planten geoogst. Voor de oogst zijn mensen gekomen, zij hebben alles afgesneden en meegenomen. Omtrent de betrokken personen heeft [getuige 4] verklaard dat de verdachte de leider is, en dat er ook een broertje van de verdachte betrokken is. De verdachte heeft “soldaten”. De verdachte is in december 2014 bij het pand geweest, samen met de oudste installateur. Zij kwamen kijken naar de kamer achter het huis. De verdachte heeft de elektrische installatie voor de plantage aangelegd. De twee blanken (de een was minstens 50 jaar oud, de ander was 40-45 jaar oud en stevig/dik) installeerden alleen de spullen. De man die de planten verzorgde is ene [persoon 18] , die in een zwarte BMW met Nederlands kenteken rijdt. [50]
[getuige 4] maakt gebruik van de (Belgische) telefoonnummers eindigend op … [06-nummer] , … [06-nummer] en … [06-nummer] . [51]
Uit tapgesprekken van 15 december 2014 tussen [medeverdachte 2] (gebruikmakend van het telefoonnummer eindigend op … [06-nummer] [52] ) en een NN-man (gebruikmakend van het telefoonnummer eindigend op … [06-nummer] ) blijkt dat [medeverdachte 2] het nummer van de NN-man heeft gekregen van de verdachte. Afgesproken wordt dat [medeverdachte 2] naar België gaat [53] op woensdag 17 december 2014. [54]
Deze NN-man, contactpersoon van de verdachte, gebruiker van het (Nederlands) telefoonnummer eindigend op … [06-nummer] en het (Belgische) telefoonnummer eindigend op … [06-nummer] , wordt “ [persoon 19] ” genoemd en is naar alle waarschijnlijkheid [persoon 6] . [55]
[medeverdachte 2] neemt vervolgens contact op met [medeverdachte 1] (gebruikmakend van het telefoonnummer eindigend op … [06-nummer] [56] ) en zegt hem dat ze woensdag naar België gaan [57] . In een tapgesprek op 16 december 2014 tussen [medeverdachte 2] en de eerder genoemde NN-man (“ [persoon 19] ”) wordt de afspraak bevestigd. [medeverdachte 2] en [persoon 19] spreken over het adres en spreken af elkaar nog te treffen bij de verdachte. [58]
Op 17 december 2014 nemen politieobservanten waar dat [medeverdachte 2] om 07.30 uur vertrekt vanuit Delft, rijdend in een Chrysler Voyager. [medeverdachte 2] haalt [medeverdachte 1] op in Honselersdijk en vervolgens wordt geobserveerd dat ze de grens met België passeren en om 11.30 uur parkeren in Hélécine, [adres 3] , ter hoogte van [adres 3] . [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] maken aldaar contact met een blanke man en gaan naar binnen via een bruine schuifdeur, vermoedelijk behorend bij [adres 3] . Geobserveerd wordt ten slotte dat de blanke man om 13.01 uur vertrekt in een Audi, type A4, met Belgisch [kenteken] . [59] Deze Audi staat op naam van [getuige 4] . [60]
Uit tapgesprekken van 18 december 2014 blijkt dat [medeverdachte 2] (… [06-nummer] ) contact heeft met zijn broer [persoon 7] waarbij wordt gesproken over allerlei benodigdheden om te bouwen. [61]
[medeverdachte 2] (… [06-nummer] ) spreekt ook met [medeverdachte 1] (… [06-nummer] ) [62] :
[medeverdachte 2] : Jij moet effe kijken, vragen aan, aan dinge wat we nog nodig hebben wat, dat we kijken dat we alles hebben snap je?
[medeverdachte 1] : Ja, maar je, je ken toch niet alles meenemen?
[medeverdachte 2] : Oh nee?
[medeverdachte 1] : Nee je moet effe je gron, je dingen (G: ja, ja) je grond zeg maar
[medeverdachte 2] : Ja ja dat is het enige dan nog (ntv) zoveel mogelijk wat we nodig hebben dat we het af kenne maken snap ie?
[medeverdachte 1] : Ja
[medeverdachte 2] : (ntv) Kijk maar [verdachte] weet wat je nodig heb die ehh, die, die snap ie?
Uit een telefoongesprek dat eveneens op 18 december 2015 wordt gevoerd tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] komt naar voren dat [medeverdachte 2] nog spullen nodig heeft en dat ene “ [medeverdachte 6] ” nog spullen gaat halen in Rotterdam. [63]
Op 20 december 2014 rijdt [medeverdachte 2] in de Chrysler Voyager, [kenteken] , met aanhanger naar België. [64] Op 21 december 2014 heeft [medeverdachte 2] (… [06-nummer] ) telefonisch contact met [getuige 4] (… [06-nummer] ). [medeverdachte 2] heeft hout nodig en vraagt aan [getuige 4] of de winkels open zijn. [65]
Uit tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en de verdachte (gebruikmakend van het telefoonnummer eindigend op … [06-nummer] ) [66] op 22 december 2014 telefoongesprekken voeren over bouwmaterialen (zwart-wit folie en een slang), [67] het dichtmaken van een plafond (een mooi zilver plafond) [68] en over het dichtplakken van de randen (anders “loopt nog die lucht weg, zeg maar). [69]
Bij het aantreffen van de (niet operationele) kwekerij is waargenomen dat de kweekruimte een zilveren plafond heeft. Verder zijn een koolstoffilter, assimilatielampen en een aantal bloempotten aangetroffen. [70]
Op 12 januari 2015 zegt [medeverdachte 2] in België te zijn. [71] Die dag spreekt [medeverdachte 2] voorts nog met de verdachte, waarbij hij aan de verdachte vraagt hoe groot die bloempotten zijn. De verdachte zegt 18 bij 18. [72]
Op 13 januari 2015 spreekt [medeverdachte 2] met NN-man … [06-nummer] ( [persoon 19] ). [medeverdachte 2] moet zijn spullen nog hebben “voor eh voor in die pot, alles. Komt goed” In dit gesprek zegt [medeverdachte 2] voorts: “Ik ben bij [verdachte] , die moet een beetje spullen bestellen nog.” en “Ik ben bij [verdachte] , die gaat die spullen allemaal halen. Bij die handel. En dannuh kan ik weer. En dan ben ik daar en dan moet alleen nog [verdachte] een beetje stroom doen”. [73]
In een telefoongesprek van 16 januari 2015 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zegt [medeverdachte 2] dat hij nog “daar is” en dat hij “met het water bezig is”. Het gesprek gaat vervolgens over “stek” en “stek dingetjes”. Ten slotte zegt [medeverdachte 2] dat “ [verdachte] zal even met wat anders bezig zijn en dan ken ie doorgaan met die bakken vullen enzo”. [74]
Op 24 januari 2015 stuurt [medeverdachte 2] een sms-bericht naar [persoon 19] met als inhoud: “ [verdachte] heeft vandaag geen tijd we komen morgen”. [75] Op 30 januari 2015, om 15.30 uur, heeft [medeverdachte 2] nogmaals contact met [persoon 19] . Hij zegt in dat telefoongesprek dat hij niet weet waar de verdachte is, dat hij ook op de verdachte zit te wachten en dat de verdachte het licht in het huis nog moet afmaken. [76] Iets later die dag, om 16.26 uur, spreken [medeverdachte 2] en de verdachte met elkaar. De verdachte vraagt of [medeverdachte 2] even kan wachten, omdat de verdachte niet weet hoe hij er moet komen. [medeverdachte 2] zegt dat hij al in Antwerpen is en dat hij wacht bij dat grote sportpaleis met dat groene dak. De verdachte zegt dat hij bijna bij het huis van [medeverdachte 2] is. Hij pakt dan dat ding die kabel en dan kan hij gelijk komen. [77] Weer iets later die dag, om 17.45 uur, meldt de verdachte aan [medeverdachte 2] dat hij nu de grens over is. [medeverdachte 2] zegt dat hij staat te wachten bij het sportpaleis centrum. [78]
Op 9 februari 2015 neemt de verdachte contact op met [medeverdachte 2] en meldt dat hij “die dingen heeft gehad vandaag en dat ze morgen gaan. [79] Op 10 februari 2015 te 07.21 uur spreken [medeverdachte 2] en de verdachte over de vraag met welke auto ze gaan ( [medeverdachte 2] heeft geen auto, ze gaan met de auto van de verdachte, de kleine). [medeverdachte 2] vraagt ‘of het daar in kan”. De verdachte zegt dat het vijf doosjes zijn. [80] Iets later die ochtend, om 08.11 uur meldt de verdachte aan [medeverdachte 2] (… [06-nummer] [81] ): “ik ben voor je deur, bijna bij je deur. [82]
Op 10 februari 2015 maken zowel het telefoonnummer van de verdachte (… [06-nummer] ) als het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 2] gebruik van zendmasten richting België, waarbij wordt geconstateerd dat dit om 09.27 uur geschiedt bij een zendmast in de buurt van de Belgische grens bij Breda. Ná dat moment wordt geconstateerd dat geen zendmastgegevens worden aangeleverd. Later die dag, om 17.46 uur respectievelijk 17.50 uur maken beide telefoons gebruik van een zendmast in de buurt van Dordrecht. [83]
Op 12 februari 2015 krijgt [medeverdachte 2] om 10.17 uur een sms-bericht van [persoon 19] (… [06-nummer] ): “Praat met [verdachte] daar is probleem met licht aub”. [84] [medeverdachte 2] neemt om 10.30 uur contact op met de verdachte. Hij meldt dat “d’r is, d’r is wat met dat licht”. De verdachte zegt dat hij gaat bellen. [85] De verdachte belt om 10.49 uur nog een keer met [medeverdachte 2] . De verdachte zegt dat hij erheen moet, dat hij wel zal gaan en dat [medeverdachte 2] niet mee hoeft te gaan. [86]
Op 16 april 2015 ontvangt het telefoonnummer … [06-nummer] , in gebruik bij de verdachte, [87] om 09.40 uur een sms-bericht 1330 (= welkom bij nieuwe provider). Vervolgens worden enkele contacten geconstateerd zonder zendmastgegevens. Wel wordt daarbij steeds een mobiel Belgisch telefoonnummer vermeld, een nummer dat door de Belgische provider wordt gebruikt om het betreffende gesprek tot stand te brengen.
Uit ANPR-registraties blijkt dat een Volkswagen Polo met [kenteken] op donderdag 16 april 2015 “meebeweegt” met de gsm van de verdachte. De Volkswagen Polo ( [kenteken] ) en de gsm met telefoonnummer … [06-nummer] bevinden zich die dag op meerdere tijdstippen in elkaars directe omgeving, waaronder om 09.07 bij de Beneluxtunnel. Om 13.09 uur bevindt de auto zich op de A16 ter hoogte van Hazeldonk (vanuit België Nederland in). [88]
Op die dag, 16 april 2015, om 12.57 uur wordt de verdachte (… [06-nummer] ) gebeld door zijn broer, [medeverdachte 6] (verder ook te noemen [medeverdachte 6] ), die gebruik maakt van het telefoonnummer eindigend op … [06-nummer] : [89]
[medeverdachte 6] : Hoe laat ben je hier
Verdachte: Ik ben ook daar zo ik ben over uhh even kijken uhh drie (3) kwartier
[medeverdachte 6] : Drie (3) kwartier, dan neemt die ze allemaal tegelijk dan.
Verdachte: He
[medeverdachte 6] : Dan neemt die ze allemaal tegelijk
Verdachte: Drie (3) kwartier, maar die moet open he
[medeverdachte 6] : He
Verdachte: Gaat stinken daar
[medeverdachte 6] : Nee hij is open
Verdachte: Ja is hij daar zo
[medeverdachte 6] : He
Verdachte: Is [medeverdachte 7] daar
[medeverdachte 6] Hij heeft me betaald. Ik ben aan het wachten toch, ik ben hier op hem aan het wachten bijna een uur.
Verdachte: Op wie zit je te wachten?
[medeverdachte 6] : [medeverdachte 7] , je zou de chauffeur gaan regelen
Verdachte: Heeft jou gebeld of niet?
[medeverdachte 6] : Ja hij komt er aan zo
Verdachte: Hij heeft je betaald
[medeverdachte 6] : Hij heeft me alles betaald
Verdachte: Bel hem op en zeg tegen hem dat die Amnus over een half uurtje is daar. [90]
Enkele minuten later die dag, om 13.00 uur belt de verdachte met [medeverdachte 6] . Op de achtergrond bij [medeverdachte 6] is een NN-man te horen. De verdachte vraag of [medeverdachte 6] naar [medeverdachte 7] heeft gebeld om te komen. [medeverdachte 6] zegt dat hij [medeverdachte 7] heeft gebeld en die is teruggekomen zonder geld. [medeverdachte 7] vraagt hoe laat de verdachte komt. De verdachte zegt: “Bel hem op en zeg hem dat hij moet komen brengen. Ik kom over een half uurtje. Zeg hem dat hij moet gaan halen.”
[medeverdachte 6] zegt tegen NN-man op de achtergrond: “Hij is over een half uurtje is hij hier.”
NN-man: met meisje?
[medeverdachte 6] : nee, met die natte, hij is over een half uurtje hier.
NN-man: hoeveel heeft hij daar?
[medeverdachte 6] : hoeveel heb jij daar?
Verdachte: tweeëndertig (32). [91]
De politie heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van sluiertaal. Hennep die net geknipt is wordt “natte” genoemd. [92]
De verdachte voert op 16 april 2015 tussen 13.08 uur en 13.52 uur met NN-man( [06-nummer] ), NN-man( [06-nummer] ) en NN-man( [06-nummer] ) telefoongesprekken. In deze gesprekken zegt de verdachte over een half uurtje in Breda te zijn. Hij gaat niet langs Rotterdam, hij heeft wat spullen in de auto. [93] [06-nummer] vraagt aan de verdachte: jij hebt vandaag toch “natte”? En voorts: of de verdachte deze al heeft weggedaan. De verdachte zegt dat hij deze al heeft weggedaan. [06-nummer] kon het voor 12 wegdoen. De verdachte zegt dat die niet zo denderend is. [94]
Op 16 april 2015, om 14.01 uur belt de verdachte met zijn broer [medeverdachte 6] (gebruikmakend van het telefoonnummer eindigend op … [06-nummer] ) [95] en zegt hem dat hij over 5 minuten de deur open moet doen. De verdachte gaat [medeverdachte 6] bellen en dan moet [medeverdachte 6] gelijk open doen.
Op 16 april 2015, om 14.09 uur wordt geobserveerd dat er twee personenauto’s, waarvan de eerste vermoedelijk van het merk Volkswagen, met hoge snelheid het bedrijfspand aan [adres 9] inrijden. [96] Rond datzelfde moment maakt de gsm van de verdachte (… [06-nummer] ) gebruik van de zendmast aan [adres 14] te Den Haag (in directe omgeving van de [adres 11] ). [97]
Op 17 april 2015, om 09.12 uur, wordt in een telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] (… [06-nummer] [98] ) en diens broer [persoon 7] (… [06-nummer] ) [99] het volgende gezegd:
[medeverdachte 2] : dat België gebeuren, waar ik toen ben geweest.
[persoon 7] : ja
[medeverdachte 2] : dat is, dat heb, is schijnbaar gisteren is dat klaar ehh weet je wel maar ik krijg hem helemaal nergens meer te pakken.
[persoon 7] : oh ja
[medeverdachte 2] : Maar er is wel ehh het één, ik geloof dat er ehh ja maakt niet uit hoeveel maar is er wel maar dat moet ehh ged (maakt woord niet af) blijft geen tering van over heb ik al begrepen.
[persoon 7] : ja ja ja ja
[medeverdachte 2] : snap ie dus ik heb gewoon voor de kat z’n kut daar bezig geweest. [100]
[persoon 8] (verder ook te noemen [persoon 8] heeft verklaard dat hij betrokken was bij de bedrijfsvoering van het pand aan [adres 8] te Zoetermeer. Dat deed hij voor de verdachte. Hij heeft verklaard dat hij heeft gewerkt voor de verdachte in Den Haag ( [adres 11] ). Hij wist dat [medeverdachte 2] samen met de verdachte weedhokken had. Dat wist hij omdat, als je vijftig lampen, 600 watt voor de groei voor planten en filters moet inladen, je wel weet dat het om een weedhok gaat. [medeverdachte 1] ) was er soms ook bij. Hij heeft een keer spullen moeten klaarzetten voor [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft een keer verteld dat hij bezig was in België. Dat was eind november, begin december 2014. Er is toen van alles meegegaan voor een plantage, er gingen wanden en 20 lampen mee. [101]
De verdachte heeft verklaard dat hij de gebruiker van … [06-nummer] misschien van [adres 11] kent en dat het zou kunnen dat hij hem het nummer van [medeverdachte 2] heeft gegeven. Hij zat ertussen, hij dacht een beetje te verdienen en [medeverdachte 2] ook. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben er aan gewerkt. Hij heeft [medeverdachte 2] met die man verbonden. Dat “nat” meestal gaat over natte handel, wiet. [102]
De betrokkenheid van de verdachte
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte samen met (onder meer) [medeverdachte 2] in de periode van 15 december 2014 tot en met 16 april 2015 bezig is geweest met het opbouwen en het onderhouden van de op 19 mei 2015 aangetroffen hennepkwekerij aan [adres 3] , te Hélécine, België. Dat er in dit pand ook daadwerkelijk hennep is gekweekt blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaring van huurder [getuige 4] , welke verklaring wordt ondersteund door het aantreffen van onder andere een groot aantal potten met aarde en plantenresten.
De verklaring van de verdachte dat hij slechts verantwoordelijk is voor het in contact brengen van anderen en het leveren van enkele goederen acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit de verschillende tapgesprekken blijkt immers dat de verdachte degene is die weet welke spullen nodig zijn voor de bouwactiviteiten van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en met wie daarover kennelijk overleg wordt gevoerd. Zo is de verdachte degene die [medeverdachte 2] informeert over de grootte van de potten, te weten 18 bij 18 centimeter. De verdachte is, zo blijkt uit de verklaring van [getuige 4] , daarnaast degene die de elektrische installatie heeft aangelegd. Deze verklaring wordt ondersteund door enkele tapgesprekken, waaruit eveneens blijkt dat het de verdachte is die in de periode tussen 16 januari 2015 en 10 februari 2015 “een beetje stroom” zou doen en “het licht in het huis zou afmaken.
De verdachte en [medeverdachte 2] rijden op 10 februari 2015 samen naar België met vijf doosjes “dingen” in de kleine auto van de verdachte. Nu dit moment logisch volgt op tapgesprekken in januari 2015, waarin sprake is van “stroom doen”, “bakken vullen” en “met het water bezig zijn” en voorts samenvalt met het moment dat door [getuige 4] wordt genoemd als het moment waarop de hennepplanten zijn geplant, kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat de verdachte en [medeverdachte 2] op 10 februari 2015 een hoeveelheid hennepstekken naar Hélécine hebben gebracht.
Als nadien, namelijk op 12 februari 2015, blijkt dat er een probleem is met “het licht”, meldt [persoon 19] dit aan [medeverdachte 2] , met het verzoek om het aan de verdachte door te geven. Het is de verdachte die naar België gaat om het kennelijk op te lossen.
Uit de historische gegevens van de telefoon van de verdachte in combinatie met de ANPR-gegevens van de Volkswagen Polo met [kenteken] , de tapgesprekken van 16 april 2015 tussen de verdachte en [medeverdachte 6] , mede in samenhang met de observatie op het pand [adres 9] concludeert de rechtbank dat de verdachte op 16 april 2015 in Hélécine een hoeveelheid van 32 eenheden natte hennep heeft opgehaald. Uit de tapgesprekken kan de rechtbank niet opmaken over welke eenheden (zoals kilo’s, ponden, verpakkingen et cetera) wordt gesproken.
De betrokkenheid van [medeverdachte 2] bij deze kwekerij – ook ná de opbouw daarvan – blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het tapgesprek dat hij op 17 april 2015 voert met zijn broer [persoon 7] . Uit dit tapgesprek kan immers worden afgeleid dat [medeverdachte 2] op de hoogte is gesteld (of geraakt) van het oogsten van de hennep in België. Uit dat gesprek kan verder worden afgeleid dat [medeverdachte 2] vreest niet voor zijn inspanningen uitbetaald te krijgen, omdat “er geen tering van overblijft”, hetgeen (ten minste) suggereert dat de opbrengst die [medeverdachte 2] verwacht – anders dan gebruikelijk als vergoeding voor het enkel opbouwen van de kwekerij – afhankelijk is van de daadwerkelijke opbrengst van de kwekerij.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien leidt tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking met (onder andere) [medeverdachte 2] betrokken is geweest bij het opbouwen van de kwekerij en het onderhouden en oogsten van de hennepplanten aan [adres 3] te Hélécine, België. Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 16 april 2015 een hoeveelheid (natte) hennep van Hélécine, België naar Den Haag heeft vervoerd en dat hij deze hoeveelheid hennep aldus binnen Nederlands grondgebied heeft gebracht.
3.5
Zaaksdossier Nunspeet
3.5.1
Inleiding
Op 19 maart 2015 deed een verbalisant naar aanleiding van een melding een onderzoek op [adres 6] . Hij zag dat de woning aan de voor- en achterzijde zichtdicht was. Hij rook in het portiek en op het balkon van [adres 6] een hennepgeur. Ook zag hij houten planken in een vuilcontainer op het balkon.
Op 20 maart 2015 zetten de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voornoemd onderzoek voort en bleek hen dat de woning zichtdicht was door middel van gordijnen. Zij roken een henneplucht bij de voordeur van [adres 6] en zagen hennepresten op de trap van het portiek. Verbalisant [verbalisant 1] zag, nadat hij het gordijn achter een openstaand raam opzij schoof dat er in de ruimte daarachter plantenpotten stonden en slangen die gebruikt worden voor irrigatiesystemen van hennepkwekerijen. Hierop zijn de verbalisanten met een machtiging de woning binnengetreden. In de woning troffen zij [medeverdachte 8] (verder ook te noemen [medeverdachte 8] ) aan.
In de woning was een ontmantelde hennepkwekerij aanwezig. Er stond nergens in de woning een bed en er was geen kledingkast aanwezig. Alle slaapvertrekken waren ingericht als kweek- of droogruimte.
In de eerste ruimte was de vloer afgedekt met zwart vijverfolie en er hingen houten laten aan het plafond. Er werden 158 potten met daarin aarde en wortelresten aangetroffen. Alle potten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. Ook in de tweede ruimte was de vloer afgedekt met zwart vijverfolie en hingen er houten balken aan het plafond. In die ruimte stonden 104 plantenpotten gevuld met aarde. Verder zijn er door de hele woning hennepresten aangetroffen, evenals gebruikte knipscharen met slaolie. Op de vijverfolie is kalkafzetting geconstateerd en er zaten wortelresten in de potten. De plantenresten betrof hennep zoals vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet. Dit is vastgesteld aan de hand van de toppen die stukjes bruingekleurde stampers hadden en omdat deze roken naar hennep. Bovendien hadden de bladeren die op de grond lagen een oneven aantal slippen. Daarnaast zijn er twee containers van Buffer Agent van het merk Canna aangetroffen. Een buurtbewoner heeft tegenover de politie verklaard dat hij had gezien dat er in de nacht van 19 maart 2015 op 20 maart 2015 en in de ochtend op 20 maart 2015 hennepplanten uit [adres 6] kwamen die in zakken zaten en werden gedragen door twee mannen die deze vervolgens in een donkerkleurige Fiat Stilo plaatsten. Hij verklaarde dat hij de hennepplanten uit de zakken had zien steken.
Op 16 december 2014 is de huurovereenkomst voor [adres 6] te Den Haag door [medeverdachte 8] getekend en per die dag is de huur ook ingegaan.
3.5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie rekwireert tot een bewezenverklaring voor het medeplegen van het verwerken, bewerken en aanwezig hebben van hennep aan [adres 6] te Den Haag.
3.5.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
3.5.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Niet in geschil is dat in de woning aan [adres 6] te Den Haag op 20 maart 2015 een ontmantelde hennepkwekerij is aangetroffen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte enige betrokkenheid had bij deze hennepkwekerij en zo ja, wat die betrokkenheid inhield.
Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat de verdachte in januari 2015 enkele keren contact heeft gehad met [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] zegt in een gesprek op 6 januari 2015 tegen de verdachte dat hij die lucht, die spulletjes, heeft geregeld. De bestelling kan hij laten zitten. Vervolgens zegt [medeverdachte 4] : vanavond hé? Waarop [verdachte] antwoordt: ja. In een gesprek op 9 januari 2015 zegt [medeverdachte 4] tegen de verdachte dat hij er twee dertig, honderd vijftig moet hebben. Op dat moment gebruikt de telefoon van [medeverdachte 4] de zendmast in de omgeving van [adres 6] . Tot slot blijkt de verdachte te worden gebeld door [medeverdachte 4] op 19 maart 2015 rond 19:58 uur:
[...]
[medeverdachte 4] : Sorry dat ik je vanavond zo laat nog bel, maar ik heb echt je hulp effetjes nodig.
Verdachte: Wattan?
[medeverdachte 4] : Ik heb een bus vanavond nodig. Vanavond, zo snel mogelijk.
Verdachte: Waarom?
[medeverdachte 4] : 112 vriend
Verdachte: Is het gebeurd?
[medeverdachte 4] : Nee vriend, ze zijn nog bezig joh, maar ik heb misschien vanavond de tijd toch, dus ik heb vanavond die bus nodig
Verdachte: Voor wat?
[medeverdachte 4] : Om alles weg te halen.
Verdachte: Waarom? Is er ellende?
[medeverdachte 4] : Ze zijn net aan de deur geweest toch, ik heb alleen niet open gedaan. Nu zijn ze heel de straat aan het afzoeken. Dus ik ben nou, ben naar buiten geglipt snel om te gaan kijken wat ze doen toch. Maar ik heb nu een bus nodig...
Verdachte: Maar die kanker "Giel/Gier, die Giel/Gier is mogol(fon)"
[medeverdachte 4] : Nee joh, nee joh, dat is het niet joh. Die ding is goed.
Verdachte: Dit kan toch niet! Die Giel/Gier(fon) gozer. Je hebt het niet in de gaten omdat je het zelf bent. Die dombo! Dat zeg ik toch, die vriend van jou is dombo.
[medeverdachte 4] : Nee, geloof me, ik heb het echt netjes gemaakt. Geloof me.
Verdachte: Die Giel/Gier(fon). Dat ken niet, mensen komen niet precies en jij bent bezig. Dat mensen komen. Dat ken niet.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat er weliswaar sterke aanwijzingen bestaan dat de verdachte wetenschap heeft van de handelingen van [medeverdachte 4] bij [adres 6] , maar uit het dossier blijkt onvoldoende zijn concrete betrokkenheid hierbij. Uit de telefoongesprekken kan hooguit de conclusie worden getrokken dat de verdachte faciliterend en adviserend optreedt. Dat die betrokkenheid dusdanig is dat tevens gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 4] en de verdachte, als bedoeld bij het medeplegen, blijkt daar echter niet uit. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd ziet de rechtbank geen bewijs voor het feit dat de verdachte de afnemer zou zijn van de hennep die aan de Nunspeetlaan gekweekt werd.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt bij deze hennepkwekerij, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
3.6
Zaaksdossier [bedrijf 7] , deelonderzoek Tesselschade
3.6.1
Inleiding
Op 9 april 2015 om 16.11 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen de gebruiker van het telefoonnummer [06-nummer] en de gebruiker van het telefoonnummer [06-nummer] . [103] Het telefoonnummer eindigend op [06-nummer] is in gebruik bij de verdachte. [104] NN- [06-nummer] en de verdachte voeren het volgende telefoongesprek:
Verdachte: Jo, je dingen zijn binnen.
NN- [06-nummer] : Kom ze straks even pakken.
Verdachte: Vanavond zeven, acht uur.
NN- [06-nummer] : Hoeveel moet je hebben.
Verdachte: 380, 380.
NN- [06-nummer] : Oké. [105]
Op 9 april 2015 om 17.40 uur laat NN- [06-nummer] aan de verdachte per telefoon weten dat hij over een half uur, drie kwartier bij de verdachte is. Het toestel van de verdachte gebruikt op dat moment de zendmast aan [adres 14] in Den Haag, in de directe omgeving van [adres 11] . [106]
Rond 18.32 uur parkeert een zwarte Opel Astra met het kenteken [kenteken] (hierna verder aangeduid als: Opel Astra) ter hoogte van het bedrijfspand aan [adres 9] in Den Haag. Een persoon stapt aan de bestuurderszijde uit de Opel Astra. De bestuurder van de Opel Astra is een negroïde man met een fel blauwkleurig Adidas-trainingspak. Een persoon met een groenkleurig shirt, die voor het bedrijfspand aan [adres 9] in Den Haag staat, loopt richting de Opel Astra. Tevens loopt een persoon met een zwarte jas met een bruine doos in zijn handen vanuit het bedrijfspand aan [adres 9] in Den Haag naar de Opel Astra. De persoon met de zwartkleurige jas geeft de doos over aan de persoon met het groenkleurige T-shirt, die de doos vervolgens met de bestuurder van de Opel Astra en de persoon in de zwarte jas via een deur aan de bijrijderszijde in de Opel Astra legt. Rond 18.39 uur rijdt de bestuurder van de Opel Astra weg. Op de achterbank van de Opel Astra is een bruinkleurige doos zichtbaar. [107]
Omstreeks 18.52 uur wordt gezien dat de Opel Astra met een hogere snelheid dan gebruikelijk achteruit tegen de rijrichting in de Tesselschadestraat in Den Haag in rijdt en daar parkeert. Vervolgens verlaat de bestuurder de Opel Astra en loopt met versnelde pas weg. De bestuurder van de Opel Astra wordt door verbalisanten aangesproken op zijn rijgedrag en aangehouden omdat hij zich niet kan identificeren. [108] De verbalisanten stellen vervolgens een onderzoek in naar de Opel Astra nadat een van hen een hennepgeur waarneemt bij de rechter achterdeur van de Opel Astra. In de Opel Astra treft de verbalisant op de achterbank een bruine doos van 60 bij 100 centimeter aan. In deze doos zitten 4 witte dozen met daarin 380 hennepplanten van ongeveer 10 centimeter groot. [109] Aan de onderzijde van de bruine kartonnen doos zit een vingerafdruk van de verdachte. [110] Onder de bestuurder, die later [medeverdachte 9] blijkt te zijn, wordt een telefoon aangetroffen met het telefoonnummer [06-nummer] . [111]
3.6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging hennep in de Opel Astra voor handen heeft gehad, vervoerd dan wel hennep voor handen heeft gehad respectievelijk verwerkt aan [adres 11] .
3.6.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen van de tenlastegelegde hennepstekken en slechts te veroordelen voor het aanwezig hebben of verstrekken van de 380 hennepstekken.
3.6.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank overweegt dat de doos met 380 hennepstekken die in de Opel Astra is aangetroffen afkomstig is uit de loods aan [adres 9] in Den Haag. Tijdens de observatie en op de camerabeelden wordt gezien dat vanuit de loods aan [adres 9] een bruine doos op de achterbank van de Opel Astra wordt geplaatst. Vervolgens treft de politie kort daarna een bruine doos met hennepstekken aan in de Opel Astra. In de tussenliggende periode, waarin de Opel Astra voortdurend onder observatie heeft gestaan, is niet waargenomen dat de bruine doos in de Opel Astra verwisseld is. [112]
Verder overweegt de rechtbank dat het telefoongesprek van 16.11 uur betrekking heeft op de doos met hennepstekken. Hiertoe acht zij de volgende feiten en omstandigheden relevant. Onder [medeverdachte 9] is een tweetal telefoons in beslag genomen. De politie heeft het telefoonnummer eindigend op [06-nummer] met een afgeschermd nummer gebeld, waarop één van de in beslag genomen telefoons direct afging en door een afgeschermd telefoonnummer gebeld werd. [113] Deze omstandigheid rechtvaardigt de conclusie dat het telefoonnummer eindigend op [06-nummer] toebehoort aan [medeverdachte 9] en dat [medeverdachte 9] degene is die op 9 april 2015 telefonisch contact heeft gehad met de verdachte. In het telefoongesprek van 16.11 uur vraagt [medeverdachte 9] : “Hoeveel moet je hebben?”. Hierop antwoordt de verdachte: “380, 380”. In de Opel Astra worden vervolgens exact 380 hennepstekken aangetroffen. Verdachte heeft dit tapgesprek, en dan in het bijzonder de sterke overeenkomst met het aantal bij [medeverdachte 9] aangetroffen hennepstekken, in zijn verhoor bij de politie noch ter terechtzitting verklaard.
Verder laat de rechtbank meewegen dat [medeverdachte 9] in het telefoongesprek van 17.40 uur meedeelt over een half uur, drie kwartier bij de verdachte te zijn. Het telefoontoestel van de verdachte maakt op dat moment gebruik van de zendmast op [adres 14] , in de directe omgeving van [adres 11] , waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte op dat moment aan [adres 11] aanwezig is. Circa drie kwartier later – op het eerder afgesproken tijdstip – arriveert de Opel Astra op [adres 11] . Nu uit het observatieverslag van de politie volgt dat de Opel Astra vanaf het moment van aankomst bij [adres 11] tot aan het moment dat de bestuurder wordt aangesproken door de politie, voortdurend door dezelfde persoon bestuurd is, is het [medeverdachte 9] geweest die omstreeks 18.32 uur met de Opel Astra bij de loods aan [adres 9] arriveert en met anderen de doos met hennepstekken in de auto plaatst. [114]
De rechtbank vindt een bevestiging van de betrokkenheid van [medeverdachte 9] en verdachte bij het voorgaande in het telefoongesprek van 10 april 2015, een dag na de aanhouding van [medeverdachte 9] : [115]
(…)
[medeverdachte 9] : Jullie zijn echte homo's he ik ben aangehouden gisteren.
Verdachte: Voor wat?
[medeverdachte 9] : Toen ik zo weg reed van jou om de hoek ben ik gelijk aangehouden man ik kom nu net vrij.
Verdachte: Voor wat?
[medeverdachte 9] : Voor die kanker die kleintjes man
Verdachte: Ja joh.
[medeverdachte 9] : Om de hoek stonden ze op jou te loeren ja man om de hoek stonden ze daar man shit.Ze hebben 16 meier van mij in beslag genomen, die auto die kleintjes alles hebben ze in beslag genomen
(…)
[medeverdachte 9] : Vriend luister dan jij moet sowieso wat doen eh ik kan jou papieren alles laten zien ik ben alles kwijt man die auto ook.
Verdachte: Waarom die auto?
[medeverdachte 9] : Die auto hebben ze ook in beslag genomen
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, dat [medeverdachte 9] met de verdachte een afspraak heeft gemaakt voor de overdracht van de doos met 380 hennepstekken. Deze overdracht heeft vervolgens ook daadwerkelijk plaatsgevonden op [adres 11] . [medeverdachte 9] heeft de hennepstekken vervolgens vervoerd. De aanwezigheid van zijn vingerafdruk op de onderzijde van de bruine doos in combinatie met de inhoud van het tapgesprek van 10 april 2015 tussen de verdachte en [medeverdachte 9] brengt de rechtbank tot de conclusie dat ook de verdachte deze (doos met) hennepstekken daadwerkelijk in handen heeft gehad en heeft afgeleverd. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, op 9 april 2015 380 hennepstekken heeft afgeleverd.
3.7
Zaaksdossier [bedrijf 7] , deelonderzoek Wattstraat
3.7.1
Inleiding
Op 22 april 2015 vindt een doorzoeking in het bedrijfspand aan [adres 7] in Sassenheim plaats. In twee kamers op de eerste etage worden 17 droogrekken met in totaal 18,6 kilogram enigszins vochtige henneptoppen aangetroffen. Het netto gewicht van deze henneptoppen bedraagt 15 kilogram. Verder is nog aangetroffen een blauwe vuilniszak met daarin 2,6 kilogram droge henneptoppen, een zwarte big shopper met 3,1 kilogram droge henneptoppen en een papieren zak met 800 gram henneptoppen. [116]
3.7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het vervoeren en voorhanden hebben van de tenlastegelegde hoeveelheid hennep.
3.7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen betrokkenheid heeft bij de drogerij aan [adres 7] in Sassenheim. De verdachte is in het bedrijfspand geweest om kinderkleding te bekijken. Nu de drogerij zich op de eerste etage bevindt en geen sporen van de verdachte zijn aangetroffen in de hennepdrogerij, is het goed mogelijk dat de verdachte de hennepdrogerij nooit gezien heeft.
3.7.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat voorafgaand aan het aantreffen van de hennep in het bedrijfspand aan [adres 7] tussen de verdachte, [medeverdachte 6] , [persoon 5] (verder ook te noemen [persoon 5] ) en [medeverdachte 10] (verder ook te noemen [medeverdachte 10] ) meerdere gesprekken en contacten hebben plaatsgevonden die te relateren zijn aan de handel in hennep(toppen). De rechtbank stelt vast dat een vijftal (clusters van gesprekken over) transacties onderscheiden kan worden.
3.7.4.1. Transacties 1 en 2 (16 en 17 april 2015)
Op 13 april 2015 om 13.11 uur stuurt [persoon 5] (gebruikmakend van telefoonnummer [06-nummer] ) [117] het navolgende sms-bericht naar de verdachte (gebruikmakend van telefoonnummer [06-nummer] ): “Gaat door 60 pp nat gaat dor tog”. [118]
15/16 april 2015
Op 15 april 2015 om 21.04 uur voert [persoon 5] het navolgende telefoongesprek met [medeverdachte 6] (gebruikmakend van telefoonnummer [06-nummer] ):
[persoon 5] : Je broer had mij gebeld (…).
[medeverdachte 6] : Ik ga zo naar hem toe. (…)
[persoon 5] : Ok, maar die afspraak die staat want mensen zijn bezig geweest he? (…)
[medeverdachte 6] : Hij wou vragen hoe ver jullie zijn. (…)
[persoon 5] : Als eerder klaar, negen uur ofzo, mag ook?
[medeverdachte 6] : Ook goed, negen uur mag je ook komen brengen ja? (…) [119]
Op 16 april 2015 om 08.51 uur [medeverdachte 6] het navolgende telefoongesprek met [medeverdachte 10] (gebruikmakend van telefoonnummer [06-nummer] ): [120]
[medeverdachte 6] : Hij is over een half uurtje bij mij. (…)
[medeverdachte 10] : [D]an ben ik over anderhalf uur daar. (…)
[medeverdachte 6] : Is goed, oke. [121]
Op 16 april 2015 om 08.52 uur voert [medeverdachte 6] het navolgende telefoongesprek met [persoon 5] :
[medeverdachte 6] : Uurtje, anderhalf uur is hij bij mij. (…) Rond tien uur, kwart over tien bij mij (…).
[persoon 5] : Oke, is goed. [122]
Op 16 april 2015 om 08.54 uur voert [medeverdachte 6] het navolgende telefoongesprek met de verdachte:
[medeverdachte 6] : Ze zijn nog niet klaar. (….) Kwart over tien gaat ie bij mij zijn. [123]
Op 16 april 2015 om 09.56 uur voert [medeverdachte 10] het navolgende telefoongesprek met [medeverdachte 6] :
[medeverdachte 10] : Issie er al?
[medeverdachte 6] : Ja, over een kwartiertje. (…) Ze zijn gestopt. Ik weet niet hoeveel hij heeft. (…)
[medeverdachte 10] : Kun je dat vragen aan hem want dan weet ik ongeveer qua pap, qua papieren hoeveel. [124]
Op 16 april 2015 om 09.57 uur voert [medeverdachte 6] (gebruikmakend van telefoonnummer [06-nummer] ) het navolgende telefoongesprek met [persoon 5] :
[medeverdachte 6] : Hoeveel heb je daar toevallig? (…)
[persoon 5] : Dertig. Helft (…) Die andere morgenochtend. [125]
Op 16 april 2015 om 09.59 uur voert [medeverdachte 6] het navolgende telefoongesprek met [medeverdachte 10] :
[medeverdachte 6] : Dertig. (…) Morgenochtend de rest. (…) Ze zijn de hele dag mee bezig. Ze doen deze en morgenochtend weer verder. Dan krijg je weer.
[medeverdachte 10] : Dertig (…) Je weet de prijs die ik met jou heb afgesproken? (…) Dan zeg je dat vandaag (…) Dan zeg je zevendertig. Dan neem ik gewoon pap mee. Ik neem dan geen mee voor alles? Alleen voor deze? (…)
[medeverdachte 6] : Hij [ntv] voor die ene en voor dertig moet meenemen.
[medeverdachte 10] : Als ik straks vraag hoeveel is het dan, zeg je straks achtendertig. Zeg maar veertig. [126]
Op 16 april 2015 om 10:41 uur wordt op camerabeelden waargenomen dat een zwarte personenauto, vermoedelijk van het merk Mercedes, langs het bedrijfspand gelegen aan [adres 9] in Den Haag rijdt en dat vervolgens vermoedelijk dezelfde auto om 10.46 uur achteruit het bedrijfspand gelegen aan [adres 9] in Den Haag inrijdt. Om 11.08 uur verlaat vermoedelijk dezelfde personenauto het bedrijfspand gelegen aan [adres 9] in Den Haag. [127]
Op 16 april 2015 om 11.13 uur voert [medeverdachte 6] , wiens telefoontoestel op dat moment gebruik maakt van de zendmast gelegen aan [adres 14] in Den Haag, het navolgende gesprek met [medeverdachte 10] :
[medeverdachte 10] : Is op die lange weg bij Escamplaan. (...) Ben er over vijf minuten. [128]
Op 16 april 2015 om 11.23 uur wordt op camerabeelden gezien dat een persoon het bedrijfspand gelegen aan [adres 9] in Den Haag binnen gaat en vervolgens om 11.55 uur dit pand verlaat en wegrijdt in een blauwe Volvo stationcar. [129]
Op 16 april 2015 om 11.56 uur voert [medeverdachte 6] het navolgende telefoongesprek met [medeverdachte 10] :
[medeverdachte 6] : Ik mis een meiertje (…) elke stapeltje. Ik heb die twee stapeltjes geteld en ik mis vijftig euro en vijftig euro. [130]
Op 16 april 2015 om 18.51 uur voert [medeverdachte 10] het navolgende telefoongesprek met de verdachte:
[medeverdachte 10] : Heb je acht ventilatoren.
Verdachte: Die heb ik.
[medeverdachte 10] : Netten, heb je die?
Verdachte: Ja. Ben morgen om negen uur op de zaak. [131]
Op 16 april 2015 om 21.22 uur voeren [medeverdachte 6] en de verdachte via het telefoonnummer van de verdachte ( [06-nummer] ) [132] , een telefoongesprek met [medeverdachte 10] :
[medeverdachte 6] : Bij die eerste partij kom ik vijftig euro te kort. (…) Dus van die eenenveertig kom ik negen meier tekort. (…) Dus kom in totaal van die P en van die Amni kom ik in totaal, bij elkaar duizend euro kwamen ze tekort. (…) Volgende keer tel ze na. (…)
[medeverdachte 10] : Hoeveel is er morgen P veertig of zo dertig?
[medeverdachte 6] : Dertig.
[medeverdachte 10] : Zoek voor mij, voor ons morgen Am dan alsjeblieft. (…) Ik ben morgen om negen uur bij jou.
Verdachte: Die P ken niet beter, moet je niet kopen.
[medeverdachte 10] : Welke P?
Verdachte: Die van gisteren die je net hebt gekocht. (…) Ik vind hem niet zo mooi.
[medeverdachte 10] : Heb je hem gezien?
Verdachte: Ja. [133]
Op 16 april 2015 om 21.55 uur voert [persoon 5] het navolgende telefoongesprek met [medeverdachte 6] :
[medeverdachte 6] : Ik zie je sowieso morgenochtend vroeg. 9 uur. 10 uur. (….) Hoe laat ben je morgen vroeg klaar?
[persoon 5] : Ik denk toch 10 uur of zo. [134]
Op 17 april 2015 om 07.52 uur voert [persoon 5] het navolgende telefoongesprek met [medeverdachte 6] : [135]
[persoon 5] : 9 uur kan dat bij jou?
[medeverdachte 6] : Kan niet later weg. Ik ga iemand bellen. Uurtje, anderhalf uur hier is. (…)
[persoon 5] : Ik ben al klaar. Ik ben eigenlijk al een uurtje klaar. Ik wacht op jou. [136]
Op 17 april 2015 om 07.55 uur voert [medeverdachte 6] het navolgende gesprek met [medeverdachte 10] :
[medeverdachte 6] : Ze zijn over een half uurtje klaar. (…) Vandaag is hij eerder klaar. Kan je om tien uur bij mij zijn? (…) Kwart over tien. [137]
Op 17 april 2015 om 07.57 uur voert [medeverdachte 6] het navolgende gesprek met [persoon 5] :
[medeverdachte 6] : Hij is zo kwart over tien bij mij. [138]
Op 17 april 2015 om 09.41 uur voert [medeverdachte 6] , wiens telefoon op dat moment gebruik maakt van de zendmast aan de Zichtenburglaan in Den Haag, het navolgende telefoongesprek met de verdachte:
[medeverdachte 6] : Regel lekker een chauffeur dan. (…) Kwart over tien is ie hier.
Verdachte: [medeverdachte 7] is daar ook.
[medeverdachte 6] : Ik ga nu bellen waar hij blijft. De andere komt dan om kwart over tien bij mij. [139]
Op 17 april 2015 om 09.42 uur voert [medeverdachte 6] het navolgende telefoongesprek met [medeverdachte 10] :
[medeverdachte 10] : Komt de verdachte daar ook?
[medeverdachte 6] : de verdachte komt er aan. [140]
De verdachte loopt voor de loods ( [adres 9] ) en gaat naar binnen. Op 17 april 2015 om 10.17 uur parkeert een blauwe Volvo stationwagon voor het bedrijfspand aan [adres 9] in Den Haag. De bestuurder van de Volvo is een licht getinte man van ongeveer 35-40 jaar oud en draagt een donkerblauwe trainingsbroek en een donkerblauw vest met gele letters. Vervolgens rijdt een witte Volkswagen Polo ( [kenteken] ) de loods in. Om 10.21 uur verlaat de Volkswagen Polo de loods. Om 10.23 uur rijdt een zwarte Mercedes, type B [kenteken] ) de loods in. Om 10.32 uur verlaat de verdachte de loods en haalt vanuit de Volkswagen een blauwe vuilniszak waarvan de onderkant gevulder is en loopt hiermee de loods in. Om 10.36 uur verlaat de Mercedes de loods en wordt verderop geparkeerd. Om 10.44 uur verlaat de bestuurder van de Volvo de loods en stapt in de Volvo. De Mercedes vertrekt. Om 10.46 uur stopt een kleine vrachtwagen met open laadbak voor het bedrijfspand aan [adres 9] in Den Haag. Er worden minimaal drie blauwe vuilniszakken en ander onbekend materiaal in de open laadbak gezet. Als de kleine vrachtwagen het industriegebied aan [adres 11] verlaat wordt een penetrante hennepgeur rondom de vrachtwagen waargenomen. [141]
Om 10.49 uur vertrekt de Volvo en om 10.55 uur wordt de Volvo op de Wippolderlaan gezien met de bestuurder en de verdachte op de bijrijdersstoel. Om 10.39 uur staat de Volvo geparkeerd ter hoogte van de [adres 8] in Zoetermeer. De bestuurder van de Volvo verlaat het pand aan [adres 8] te Zoetermeer met twee witte dozen en legt deze op de achterbank van de Volvo. Vervolgens loopt de bestuurder meerdere malen heen en weer tussen genoemd pand en de Volvo en legt minimaal nog twee witte dozen en een grote zwarte tas in de Volvo. Om 11.44 uur vertrekt de Volvo met de bestuurder achter het stuur en met de verdachte als bijrijder. [142]
Om 12.18 uur wordt de Volvo geparkeerd ter hoogte van het bedrijfspand aan [adres 7] in Sassenheim. De bestuurder en de verdachte stappen uit de Volvo en de bestuurder opent het pand aan [adres 7] in Sassenheim met een sleutel. Vervolgens gaan de bestuurder en de verdachte het pand in. Om 12.19 uur brengt de bestuurder uit de Volvo naar het bedrijfspand vier witte dozen, een grote zwarte tas, een gele plastic tas, opgevouwen in plastic verpakte droogrekken. Om 12.42 uur vertrekt de Volvo met de bestuurder achter het stuur. [143]
Beoordeling
PP en Am(ni) zijn de benamingen voor bepaalde wietsoorten. [144] De rechtbank overweegt tegen deze achtergrond dat het sms-bericht dat [persoon 5] op 13 april 2015 naar de verdachte stuurt over 60 eenheden PP (
Powerplant) gaat. De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van de verdachte dat dit bericht niet voor hem bestemd was nu [persoon 5] in het gesprek van 15 april 2015 (15.31 uur) met [medeverdachte 6] refereert aan een eerder telefonisch contact met de verdachte. Gezien de inhoud van dit telefoongesprek, de inhoud van daarop volgende telefoongesprekken tussen [persoon 5] , [medeverdachte 6] , de verdachte en [medeverdachte 10] en het tijdsverloop van deze gesprekken, overweegt de rechtbank dat deze gesprekken een vervolg zijn op het sms-bericht van [persoon 5] van 13 april 2015. Verder laat de rechtbank meewegen dat in het telefoongesprek tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 10] van 16 april 2015 (21.22 uur) en de verdachte en [medeverdachte 10] in hetzelfde telefoongesprek, door betrokkenen over Amni en P of PP gesproken wordt. Het sms-bericht van 13 april 2015 en de telefoongesprekken van 15, 16 en 17 april 2015 in samenhang beschouwd rechtvaardigen dan ook de conclusie dat deze gesprekken betrekking hebben op de levering van hennep(toppen). Het betreft een tweetal leveringen van ieder dertig eenheden. Op basis van de telefoongesprekken kan niet worden vastgesteld of dit kilo’s, zakken of andere eenheden betreft.
Verder overweegt de rechtbank dat uit (camera)observaties van 16 en 17 april 2015 kan worden afgeleid dat betrokkenen elkaar op [adres 11] in Den Haag hebben ontmoet. De observaties sluiten in de tijd en inhoudelijk aan op de telefoongesprekken. Bovendien zijn zowel de verdachte als [medeverdachte 10] waargenomen op [adres 11] in Den Haag. De aanwezigheid van [medeverdachte 6] op [adres 11] , wiens toestel tijdens een deel van de gesprekken gebruik maakt van een zendmast in de omgeving van [adres 11] , volgt uit de zendmastgegevens in combinatie met de inhoud van de tapgesprekken. Dit alles doet dan ook sterk vermoeden dat in het bedrijfspand aan [adres 9] in Den Haag henneptoppen zijn afgeleverd respectievelijk overgedragen. Dit vermoeden vindt bovendien een bevestiging in de waarneming van 17 april 2015 (10.46 uur) dat rondom een kleine vrachtwagen, waarin, direct na het vertrek van [medeverdachte 10] vuilniszakken worden gedeponeerd waarna deze vrachtwagen het bedrijventerrein [adres 11] verlaat, een penetrante hennepgeur hangt.
Tevens acht de rechtbank relevant dat [medeverdachte 10] in het telefoongesprek van 16 april 2015 (18.51 uur) aan de verdachte vraagt naar ventilatoren en droognetten. De verdachte is de (mede)eigenaar/feitelijk leidinggevende van de
growshopaan [adres 8] in Zoetermeer, zoals hierna in paragraaf 3.10.4 van dit vonnis nader zal worden gemotiveerd, en derhalve de aangewezene voor het leveren van deze goederen. Verder is op 17 april 2015 waargenomen dat [medeverdachte 10] bij [adres 8] in Zoetermeer onder meer witte dozen en ingepakte droognetten in zijn auto inlaadt. Vervolgens rijdt hij naar [adres 7] in Sassenheim alwaar hij deze goederen uitlaadt en het bedrijfspand binnen brengt. De verdachte is op 17 april 2015 met [medeverdachte 10] meegereden vanaf [adres 11] in Den Haag via [adres 8] in Zoetermeer naar [adres 7] in Sassenheim en is samen met [medeverdachte 10] het bedrijfspand aan [adres 7] binnen gegaan. Op 22 april 2015 worden in droogruimtes in het bedrijfspand aan [adres 7] in Sassenheim droognetten en ventilatoren aangetroffen. Het voorgaande in combinatie met de hierboven beschreven telefoongesprekken brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte benodigdheden voor de hennepdrogerij geleverd heeft aan [medeverdachte 10] .
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat betrokkenen zich in de periode van 13 – 17 april 2015 hebben bezig gehouden met hennephandel. Dit heeft vermoedelijk uitgemond in twee transacties van 30 eenheden hennep, waarbij [persoon 5] kan worden aangemerkt als de leverancier en [medeverdachte 10] als afnemer van de henneptoppen. De verdachte en [medeverdachte 6] kan een bemiddelende rol worden toegedicht. Uit de gesprekken en observaties kan worden afgeleid dat hennep(toppen) naar het bedrijfspand aan [adres 11] worden gebracht; niet kan worden vastgesteld op welk moment de henneptoppen verder vervoerd zijn.
3.7.4.2 Transactie 3 (16 april 2015)
Op 16 april 2015 heeft de verdachte een partij henneptoppen uit Hélécine in België naar de loods aan [adres 9] in Den Haag vervoerd. Uit tapgesprekken kan worden opgemaakt dat [medeverdachte 10] de afnemer van deze henneptoppen is en dat [medeverdachte 6] als tussenpersoon tussen [medeverdachte 10] en de verdachte gefungeerd heeft. De aanwezigheid van [medeverdachte 6] aan [adres 9] in Den Haag kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat de verdachte hem om 14.01 uur meedeelt dat hij er over vijf minuten is en hem verzoekt de deur van de garage te openen. Het telefoonnummer van [medeverdachte 6] gebruikt op dat moment een zendmast in de directe omgeving van [adres 11] . Om 14.09 uur wordt vervolgens waargenomen een zwarte auto, vermoedelijk een Volkswagen Polo, met hoge snelheid de garageloods aan [adres 9] in Den Haag binnenrijdt. De auto waarmee de verdachte vanuit België is komen rijden betreft een zwarte Volkswagen Polo. Voor een nadere motivering wordt verwezen naar paragraaf 3.4 van dit vonnis.
3.7.4.3 Transactie 4 (20 april 2015)
Op 20 april 2015 om 11.23 uur voert [medeverdachte 6] het navolgende telefoongesprek met [medeverdachte 10] :
[medeverdachte 6] : Ik heb hier een stuk of twintig.
[medeverdachte 10] : Nat of droog?
[medeverdachte 6] : Nat.
[medeverdachte 10] : Wanneer?
[medeverdachte 6] : Nu.
[medeverdachte 10] : Ik zeg tegen jou waar.
[medeverdachte 6] : Zoetermeer.
[medeverdachte 10] : Ik kom naar Zoetermeer.
Op 20 april 2015 om 11.57 uur voert [medeverdachte 6] het navolgende telefoongesprek met [medeverdachte 10] :
[medeverdachte 6] : Is er al.
[medeverdachte 10] : Ben er over een kwartiertje.
[medeverdachte 6] : Heb je daar geld of niet?
[medeverdachte 10] : Ik kom eerst kijken.
[medeverdachte 6] : Maar die man heeft gegooid al.
[medeverdachte 10] : Ik kom even snel kijken en dan ga ik geld halen.
Op 20 april 2015 om 12.30 uur voert [medeverdachte 10] een navolgende telefoongesprek met de verdachte. [medeverdachte 10] maakt gebruik van het telefoonnummer van [medeverdachte 6] , dat op dat moment gebruik maakt van de zendmast aan de W. von Siemensstraat 1 in Zoetermeer.
[medeverdachte 6] : Hier heb je [medeverdachte 7] .
[medeverdachte 10] : Een beetje duur man.
Verdachte: Wat dan?
[medeverdachte 10] : Twaalf.
Verdachte: Maar het is Ami toch. (…) Die mensen gaan niets goedkoper verkopen. Niks man.
(…)
Verdachte: De mensen krijgen overal, die zestig die gisteren krijgt die tweeling krijgt twaalf vijfentwintig. Ik wou hem aan jou wegdoen, hij zegt nee we krijgen twaalf en een half.
[medeverdachte 10] : Bel hem even en zeg elf en een half. (…) Probeer elf en een half. (…)
[medeverdachte 10] : Over een half uurtje ben ik op de zaak. (…) Dan pak ik even die pap en dan kom ik naar jullie.
(…)
[medeverdachte 10] : Geen probleem dat ik om drie uur.
[medeverdachte 6] : [Op de achtergrond:] Ik moet om twee uur die geld hebben. [145]
Op 20 april 2015 om 16.16 uur voert [medeverdachte 10] het navolgende telefoongesprek met de verdachte:
[medeverdachte 10] : Wil de verdachte in Delft zien en dan geeft hij die pap aan de verdachte.
Verdachte: Is nog hier en zegt dat [medeverdachte 10] hier langs moet komen.
Op 20 april 2015 om 16.38 uur voert [medeverdachte 10] het navolgende telefoongesprek met [medeverdachte 6] :
[medeverdachte 10] : Is onderweg maar het staat helemaal vast. Hij is nog een kwartiertje onderweg.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat uit voorgaande gesprekken kan worden afgeleid dat [medeverdachte 6] twintig eenheden natte hennep(toppen) van het soort amnesia in de aanbieding heeft in Zoetermeer. Een derde heeft deze partij afgeleverd in Zoetermeer. [medeverdachte 10] komt naar Zoetermeer om (de kwaliteit van) deze natte hennep(toppen) te beoordelen. In Zoetermeer neemt hij contact op met de verdachte om een prijsafspraak te maken. Later op de middag neemt hij wederom contact op met de verdachte om een afspraak te maken voor de betaling en hij laat vervolgens aan [medeverdachte 6] weten dat hij onderweg is, hetgeen een sterke aanwijzing is dat de levering ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
3.7.4.4 Transactie 5 (20/21 april 2015)
Op 20 april 2015 om 17.23 uur voert [medeverdachte 10] het navolgende gesprek met de verdachte:
[medeverdachte 10] : Als de verdachte morgen of overmorgen nat krijgt, dan heeft [persoon 9] nog budget open.
Verdachte: Dat is goed. [146]
Op 21 april 2015 om 11.57 uur parkeert een blauwe
stationwagon, vermoedelijk van het merk Volvo, ter hoogte van het bedrijfspand aan [adres 9] in Den Haag. Een persoon met een fors postuur, die een grijze broek droeg en aan de bovenzijde zwart gekleed was, stapt uit de auto en stapt na enkele minuten weer in zijn auto. [147]
Op 21 april 2015 om 12.13 uur voert [medeverdachte 10] , wiens telefoonnummer op dat moment gebruik maakt van de zendmast aan [adres 14] in Den Haag, het navolgende gesprek met de verdachte:
Verdachte: Ben in Rotterdam.
[medeverdachte 10] : Ik wilde die je had liggen. (…) Die wilde ik door die andere heen mengen.
Verdachte: Oke dat regel ik met [persoon 10] , [persoon 10] is daar dan regel ik even voor jou.
[medeverdachte 10] : Nee niemand is hier.
Verdachte: Ik ga [persoon 10] bellen dat ie komt. [148]
Op 21 april 2015 om 12.13 uur arriveert een oranjekleurige auto bij het bedrijfspand aan [adres 9] in Den Haag. De bestuurder van deze auto loopt naar de blauwe Volvo en blijft enkele seconden bij de Volvo staan. Deze persoon gaat vervolgens het bedrijfspand aan [adres 10] in Den Haag binnen. Kort daarna volgt de bestuurder van de Volvo. [149]
Op 21 april om 12.25 uur voert de verdachte de navolgende gesprekken met [medeverdachte 10] (wiens telefoonnummer op dat moment gebruik maakt van de zendmast aan de Burgemeester Hovylaan in Den Haag, in de directe omgeving van [adres 11] ), [persoon 11] en [persoon 12] :
[medeverdachte 10] : Vraagt naar [persoon 10] .
Verdachte: Hij is in Zoetermeer en vraagt naar [persoon 11] .
[persoon 11] komt aan de lijn.
Verdachte: [persoon 11] moet naar de ijzerboer gaan en wanneer hij daar is moet hij de verdachte bellen.
[persoon 12] komt aan de lijn.
Verdachte: Kan je die aan het broertje van de verdachte geven. Niet die van gisteren, maar die al een tijdje daar ligt, die door het broertje van de verdachte zijn gebracht.
[persoon 12] : Er waren twee tassen. Gaat kijken of nog meer verstopt zijn.
Verdachte: Er lagen daar alleen maar drie.
[persoon 12] : Drie zakken die in een Jumbo tas waren gebracht. Geeft alleen maar twee tassen mee en dat wat daar gisteren lag, dat laat hij daar liggen.
[persoon 11] komt aan de lijn.
[persoon 11] : Moet ik het aan [medeverdachte 7] geven?
Verdachte: Alleen drie aan [medeverdachte 7] geven. De verdachte had er drie al een paar dagen laten liggen.
[persoon 11] : Het zijn er inderdaad drie. [150]
Op 21 april 2015 om 12.26 uur loopt de bestuurder van de oranje kleurige auto van het bedrijfspand aan [adres 10] in Den Haag naar het bedrijfspand op nummer 31. Deze persoon draagt iets blauwkleurigs onder zijn jas. Om 12.28 uur loopt deze persoon van het bedrijfspand op nummer 31 naar het bedrijfspand op [adres 10] met een gele en een blauw-witte tas in zijn hand. Om 12.30 uur loopt de bestuurder van de Volvo vanuit de richting van het bedrijfspand aan [adres 10] in Den Haag met een gele en een blauw-witte tas in zijn hand. Hij opent de achterbak van de Volvo. Vervolgens sluit hij de achterbak van de Volvo en loopt terug in de richting van het bedrijfspand op [adres 10] . Deze persoon heeft geen tassen meer in zijn handen. Er waren op dat moment geen andere personen in de buurt van de Volvo en naast de Volvo stonden geen tassen. De bestuurder van de Volvo rijdt om 12.37 uur weg. [151]
Op 21 april 2015 om 13.33 uur wordt een Volvo geparkeerd voor het bedrijfspand aan [adres 7] in Sassenheim. De bestuurder stapt uit de auto en draagt een grijze joggingbroek en een donker T-shirt met lichte opdruk. Om 13.35 uur pakt hij uit de achterbak van de Volvo een grote gele tas en een grote blauw-wit gekleurde tas. De man gaat met deze tassen het pand aan [adres 7] in Sassenheim binnen. [152]
Op 22 april 2015, om 01.54 uur, wordt in het pand aan [adres 7] een gele Jumbo-tas aangetroffen met daarin restanten van henneptopjes- en takjes, alsmede een blauw-witte Hoogvliettas met daarin vier open gesneden vacuümzakken, één gripzak en één plastic tas van Hoogvliet. In de vacuümzakken bevinden zich hennepresten. [153] Op een van de plastic zakken zijn vingerafdrukken van [medeverdachte 10] aangetroffen. [154]
Het pand aan [adres 7] in Sassenheim is gehuurd door [medeverdachte 11] . Onder druk van haar toenmalige partner [medeverdachte 10] heeft zij ermee ingestemd dat dit pand ook gebruikt werd voor het drogen van hennep. In de week van 20 april 2015 heeft zij in twee kamers in het pand hennep op droogrekken gezien. [155]
Beoordeling
De telefonische contacten van 20 en 21 april 2015 tussen de verdachte en [medeverdachte 10] hebben naar het oordeel van de rechtbank ook betrekking op de levering van een partij hennep. Net als bij de gesprekken over de vierde transactie eerder die dag, vraagt [medeverdachte 10] in het telefoongesprek van 20 april 2015 aan de verdachte om een partij ‘natte’. Gezien de eerdere gesprekken kan het niet anders dan dat het gesprek betrekking heeft op natte hennep. De rechtbank wordt in haar overtuiging op dit punt gesterkt nu uiteindelijk ook natte henneptoppen zijn aangetroffen in het bedrijfspand aan [adres 7] in Sassenheim dat bij [medeverdachte 10] in gebruik was als hennepdrogerij. Uit de opmerking van [medeverdachte 10] in het telefoongesprek dat hij nog budget open heeft, kan worden afgeleid dat [medeverdachte 10] voor de hennep(toppen) gaat betalen.
Op 21 april 2015 omstreeks 12.00 uur arriveert een blauwe Volvo
stationcarop [adres 11] . [medeverdachte 10] rijdt in april 2015 een blauwe Volvo
stationcar, zoals is verklaard door de verdachte en ook blijkt uit de foto’s van het observatieteam van 17 april 2015. [156] De omstandigheid dat het telefoonnummer van [medeverdachte 10] op dat moment gebruik maakt van zendmasten in de directe omgeving van [adres 11] , wijst erop dat [medeverdachte 10] de bestuurder van de Volvo is. Bovendien past de omschrijving dat de bestuurder van de Volvo een fors postuur heeft bij de observatiefoto’s die op 17 april 2015 van [medeverdachte 10] gemaakt zijn.
Overwogen wordt dat het telefoongesprek van 12.25 uur tussen de verdachte enerzijds en [medeverdachte 10] , [persoon 11] en [persoon 12] anderzijds betrekking heeft op een aantal zakken hennep(toppen). De verdachte heeft bij de politie verklaard dat [persoon 11] de broer is van [persoon 13] en dat [persoon 11] betrokken is bij de winkel aan [adres 10] in Den Haag. [157] In het telefoongesprek van 12.25 uur geeft de verdachte aan [persoon 11] instructies om tassen op te halen voor [medeverdachte 7] . [medeverdachte 10] wordt door de verdachte [medeverdachte 7] genoemd. [158] Op camerabeelden is te zien dat een persoon van [adres 10] naar de overzijde loopt en weer terug. Op de terugweg naar [adres 10] draagt deze persoon een gele en blauw-witte tas. [persoon 12] refereert in het telefoongesprek aan drie zakken in een Jumbo tas en twee tassen. de verdachte geeft vervolgens instructies aan [persoon 12] en [persoon 11] welke tas(sen) aan [medeverdachte 10] meegegeven kunnen worden. Op beelden is te zien dat [medeverdachte 10] aansluitend op het telefoongesprek met een gele en een blauw-witte tas naar zijn auto loopt. De omstandigheid dat geen andere personen in de directe omgeving waren en de tassen niet naast de auto zijn gezet, brengt de rechtbank tot de conclusie dat [medeverdachte 10] de tassen in zijn auto heeft geplaatst. Vervolgens wordt door een observatieteam waargenomen dat de Volvo voor het pand aan [adres 7] in Sassenheim geparkeerd wordt en dat de bestuurder een gele en blauw-witte tas naar binnen draagt. De bestuurder van de Volvo heeft eenzelfde signalement als de bestuurder van de Volvo die eerder die dag is gezien op [adres 11] (grijze broek, donkere bovenkleding). De combinatie van omstandigheden maakt dat [medeverdachte 10] degene is die tassen bij [adres 7] in Sassenheim naar binnen brengt. In de nacht van 21 op 22 april 2015 worden tijdens de doorzoeking in [adres 7] in Sassenheim vochtige henneptoppen op droogrekken, een gele Jumbo-tas en een blauw-witte Hoogvliet tas met (vaccuüm)zakken en hennepresten aangetroffen. Op een van de zakken staan de vingerafdrukken van [medeverdachte 10] . De aangetroffen hennepdrogerij is van [medeverdachte 10] , aldus [medeverdachte 11] .
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [medeverdachte 10] op 21 april 2015 twee tassen, een Jumbo- en Hoogvliettas, met natte henneptoppen heeft opgehaald aan [adres 11] in Den Haag en deze vervolgens naar [adres 7] in Sassenheim heeft vervoerd en aldaar te drogen heeft gelegd. De verdachte heeft deze natte henneptoppen, door tussenkomst van anderen, aan [medeverdachte 10] geleverd.
Conclusie
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de verdachte een actieve betrokkenheid heeft gehad bij de transacties 1, 2, 3 en 4. Op basis van het dossier kan echter met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld of de hennep die bij deze transacties is overgedragen uiteindelijk ook naar [adres 7] in Sassenheim is vervoerd. Dit blijkt in ieder geval niet uit het onderzoek dat naar de hennep en de andere goederen is uitgevoerd.
Dit is anders voor transactie 5. Dit betreft de partij henneptoppen die is aangetroffen in het bedrijfspand aan [adres 7] in Sassenheim. Deze henneptoppen zijn op instructie van de verdachte aan [medeverdachte 10] geleverd. Voor de beoordeling van de tenlastelegging is echter relevant of op het moment dat de hennep aanwezig is in [adres 7] in Sassenheim de verdachte nog beschikkingsmacht over die hennep heeft. De rechtbank overweegt dat uit het telefoongesprek van 20 april 2015, waarin [medeverdachte 10] vertelt dat hij nog ‘budget open heeft’, moet worden afgeleid dat [medeverdachte 10] voor deze hennep betaalt. Ook voor de andere leveringen heeft [medeverdachte 10] betaald, zoals kan worden opgemaakt uit het dossier. De combinatie van deze omstandigheden maakt dat de verdachte de henneptoppen in het bedrijfspand aan [adres 10] in Den Haag aan [medeverdachte 10] verkocht en geleverd heeft. Vanaf het moment van levering had de verdachte geen beschikkingsmacht meer over de henneptoppen. Dientengevolge had hij de in [adres 7] in Sassenheim aangetroffen henneptoppen niet (meer) voorhanden. Verder wordt nog overwogen dat de enkele omstandigheid dat de verdachte benodigdheden voor de hennepkwekerij verkocht en geleverd heeft aan [medeverdachte 10] en dat hij het bedrijfspand aan [adres 7] in Sassenheim bezocht heeft, onvoldoende is om hem een actieve betrokkenheid bij de bewerking van de hennep toe te dichten.
Nu bewijs voor dit ten laste gelegde feit ontbreekt, zal de verdachte hiervan worden vrijgesproken.
3.8
Zaaksdossier Patrijs
3.8.1
Inleiding
Op 19 mei 2015 vond er een doorzoeking plaats aan [adres 1] te Honselersdijk, zijnde de woning van de verdachte. Daarbij werd in de woning onder andere het volgende aangetroffen en inbeslaggenomen:
- tasje gevuld met rijbewijs, zakje hennep, envelop met adressen, € 562,10,- en € 10.000,-
- droognetten, elektrameter, transformator, 3 x trafo, hydrometer, onderdeel waterpomp, 2x digitale thermometer en 7x scharen, in de kelderbox bij de woning aan [adres 1] ;
- 1,5 brok hasjies, totaal 343,1 gram, in de kelderbox behorend bij de woning aan [adres 1] ;
- 1 zakje met 3,5 gram henneptoppen, in een tasje op de eettafel in woonkamer; en
- 1 plak marihuana, gewicht 554,5 gram, aangetroffen kledingkast slaapkamer 2. [159]
Door de narcotica-expert werden de hennep en hasjiesj gewogen en onderzocht. Het betrof in totaal 901,1 gram (554,5 gram marihuana, 343,1 gram hasjiesj en 3,5 gram henneptoppen) van hasjiesj en hennep welke staan vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet. [160]
3.8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie rekwireert tot een bewezenverklaring voor het aanwezig hebben van hennep, hasjiesj en marihuana aan [adres 1] te Honselersdijk.
3.8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, met uitzondering van het aanwezig hebben van de ten laste gelegde hennep, nu de plak hasj niet is onderzocht op het THC-gehalte.
3.8.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bevindingen van de narcotica-expert vaststaat dat de in de kledingkast, kelderbox en in de tas aangetroffen plakken/toppen hennep dan wel hasjiesj zijn zoals vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Dat niet is onderzocht of er daadwerkelijk THC in de hasjiesj aanwezig was doet niet af aan de strafwaardigheid van het voorhanden hebben van de hasjiesj. De noodzaak van een dergelijk onderzoek vindt geen steun in het recht. Uit de wetsgeschiedenis blijkt immers als bedoeling van de wetgever dat elk gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd een middel is in de zin van lijst II, ongeacht het THC-gehalte (TK 13 407, nr. 3, p. 17).
Ook de marihuana in de kelderbox wordt aan de verdachte toegeschreven, nu hij volgens zijn eigen verklaring ter terechtzitting, naast zijn vrouw en kinderen, de enige is die toegang tot die box had. De verdovende middelen zijn naar eigen zeggen van de verdachte in ieder geval niet van zijn vrouw en kinderen. [161] Dat de marihuana vermoedelijk ongewild tussen een gekochte partij goederen heeft gezeten acht de rechtbank niet geloofwaardig, temeer niet nu een dergelijke plak een behoorlijke waarde vertegenwoordigt.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte in totaal 901,1 gram hasj en hennep aanwezig heeft gehad.
3.9
Zaaksdossier [bedrijf 7]
3.9.1
Inleiding
Op 19 mei 2015 zijn in een bedrijfspand aan [adres 10] in Den Haag hennep(toppen) en hasjiesj aangetroffen. Het totale gewicht van de hennep en hasjiesj bedraagt 6.012,8 gram. [162] Op dezelfde dag is in een garageloods aan [adres 9] in Den Haag in totaal 5.638 gram hennep en marihuana aangetroffen. [163]
3.9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
3.9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft ontkend eigenaar te zijn van
growshop[bedrijf 7] aan [adres 10] in Den Haag. De verklaring van de verdachte wordt volgens de verdediging ondersteund door die van [persoon 13] . Bovendien zijn de aangetroffen vingerafdrukken niet van de verdachte.
3.9.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Inleiding
De rechtbank zal de betrokkenheid van de verdachte bij de aangetroffen hennep en hasjiesj moeten beoordelen. De verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig aanwezig is op [adres 11] . Nu de verdachte tevens medeplegen ten laste gelegd is, zal de rechtbank ook de betrokkenheid van [medeverdachte 6] in beschouwing moeten nemen. Dit zal zij doen door eerst te beoordelen welk aandeel de verdachte en [medeverdachte 6] in de activiteiten in de betreffende bedrijfspanden hebben gehad om vervolgens hun mate van betrokkenheid ten aanzien van de aangetroffen hennep en hasjiesj te kunnen beoordelen.
Betrokkenheid van de verdachte bij de growshop aan [adres 10] in Den Haag
In het bedrijfspand aan [adres 10] in Den Haag is een
growshopgevestigd. Deze wordt geëxploiteerd door [bedrijf 7] , een eenmanszaak op naam van [persoon 13] (verder ook te noemen [persoon 13] ). Zijn bijnaam is [persoon 13] . [164] [persoon 13] heeft verklaard dat [bedrijf 7] feitelijk gestopt is en dat hij sinds eind januari 2015 niet meer in het pand aan [adres 11] geweest is. [165]
De verhuurder van het bedrijfspand aan [adres 10] in Den Haag, [persoon 14] (verder ook te noemen [persoon 14] ), heeft verklaard dat hij het pand verhuurd heeft aan [persoon 13] . Op een foto wijst hij [persoon 13] aan als de persoon die hij als [persoon 13] kent. Hij heeft [persoon 13] het laatste anderhalf jaar niet meer gezien. Als [persoon 13] er niet was dan betaalde de verdachte de huur. In het pand zat een
growshop. [persoon 14] had de indruk dat [persoon 13] en de verdachte deze winkel gezamenlijk exploiteerden. [166]
Verder heeft een aantal getuigen verklaard dat de verdachte aan [adres 11] in Den Haag een
growshopheeft. [medeverdachte 12] (verder ook te noemen [medeverdachte 12] ), die een aantal keer werkzaamheden voor de verdachte heeft verricht aan [adres 11] , heeft verklaard dat de verdachte daar een
growshopheeft. [167] Ook [persoon 8] heeft verklaard vier maanden lang, tot februari 2015, werkzaamheden verricht te hebben voor de verdachte aan [adres 11] in Den Haag. [168] Het was de bedoeling dat [persoon 8] , die betrokken is bij de
growshopaan [adres 8] in Zoetermeer, vanaf februari 2015 de zaak in Zoetermeer zou gaan leiden. De verdachte zou dan [adres 11] blijven doen. [169] Tevens heeft [getuige 2] verklaard dat de verdachte een
growshopaan [adres 11] heeft. [170] Verder heeft [medeverdachte 13] verklaard dat hij voor de
growshop[bedrijf 7] gewerkt heeft en dat deze zaak twee eigenaren heeft. [persoon 13] is op papier de eigenaar. De andere eigenaar is de verdachte. Als [medeverdachte 13] moet komen werken dan wordt hij gebeld door de verdachte. [171] Ten slotte heeft de (voormalig) vriendin van de verdachte, [medeverdachte 14] (verder ook te noemen [medeverdachte 14] ), verklaard dat de verdachte samen met twee andere personen een zaak aan [adres 11] heeft. [172]
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde getuigenverklaringen, die onafhankelijk van elkaar zijn afgelegd, kan worden afgeleid dat [bedrijf 7] weliswaar op papier op naam van [persoon 13] staat, maar dat de verdachte feitelijk (mede)eigenaar van de
growshopin Den Haag is. Verder wordt meegewogen dat de verdachte zich in de richting van de verhuurder ook gemanifesteerd heeft als eigenaar van de
growshopdoor de huur te betalen. Alleen [persoon 13] heeft verklaard dat de verdachte geen enkele betrokkenheid heeft bij de
growshop. Nu deze verklaring op zichzelf staat en bovendien haaks staat op die van alle andere getuigen, laat de rechtbank de verklaring van [persoon 13] op dit onderdeel voor de bewijsvoering buiten beschouwing.
Betrokkenheid van [medeverdachte 6] bij de growshop aan [adres 10] in Den Haag
Het dossier bevat ook een aantal getuigenverklaringen over de betrokkenheid van [medeverdachte 6] bij de
growshop. Zo heeft [getuige 5] [medeverdachte 6] herkend op een aan hem getoonde foto als het broertje van de verdachte. Dit broertje, zo heeft [getuige 5] verklaard, stond meestal in de
growshopachter de balie. [173] [getuige 5] heeft verder verklaard dat [medeverdachte 6] wat vaker opnam dan de verdachte, maar dat de verdachte de baas was. [174] Ook [persoon 8] heeft verklaard dat [adres 11] werd geleid door het broertje van de verdachte. Toen een keer medewerkers van de Belastingdienst langs kwamen, werd [medeverdachte 6] erbij gehaald om deze mensen te woord te staan. [175] Verder heeft [getuige 6] verklaard dat wanneer de verdachte niet op [adres 11] is [medeverdachte 6] daar is. Als een vreemde binnenkomt dan gaat de verdachte of [medeverdachte 6] helpen. [176]
De rechtbank overweegt dat uit deze verklaringen volgt dat [medeverdachte 6] niet slechts incidenteel geholpen heeft in de growshop, maar dat hij kan worden aangemerkt als de vaste verkoper/baliemedewerker van [bedrijf 7] . Deze rol blijkt ook uit een tapgesprek tussen [medeverdachte 6] , wiens telefoonnummer op dat moment gebruik maakt van een zendmast in de directe omgeving van [adres 11] , en een NN-man. In dit gesprek vertelt [medeverdachte 6] dat hij in de winkel is en dat hij niet weg kan omdat de verdachte er niet is en niemand in de winkel staat. [177]
Betrokkenheid van de verdachte en [medeverdachte 6] bij [adres 9] in Den Haag
[getuige 5] heeft verklaard dat de verdachte niet alles in de
growshopkon opslaan en dat hij daarom een garage, die tegenover de
growshopgelegen was, gebruikte als opslag. In deze opslag zat nog een ruimte waar niet iedereen mocht komen. Soms gingen mensen naar achteren en dan kwamen ze terug met vuilniszakken of sporttassen. Het broertje van de verdachte ging daar ook wel eens naar binnen. [178] De verklaring van [getuige 5] wordt ondersteund door die van [getuige 6] . Ook zij spreekt over een garage aan de overkant. Zij is twee of drie keer in deze garage geweest, maar de verdachte wilde liever niet dat zij daar naartoe ging. In deze ruimte was nog een extra kamer, waar zij nooit geweest is. Zij heeft wel gezien dat er jongens naar die ruimte gingen. [179]
De (hoofd)verhuurder van de loods aan [adres 9] in Den Haag, [persoon 15] (verder ook te noemen [persoon 15] ), heeft verklaard dat hij de loods sinds 2010 aan [persoon 14] verhuurt. [persoon 14] had de loods onofficieel onderverhuurd. Het eerste half jaar is de huur door [persoon 14] betaald; daarna door een Marokkaanse man. Deze man betaalde de huur altijd in coupures van vijftig euro. In de beginperiode van de huurovereenkomst haalde [persoon 15] de huur op in het pand aan [adres 10] in Den Haag. Het laatste half jaar heeft hij de huur in de garageloods zelf opgehaald. [persoon 15] heeft de verdachte herkend op een foto als de persoon die de huur betaalde en hij denkt dat de verdachte de baas was omdat er altijd mensen om hem heen liepen. [180]
De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze getuigenverklaringen kan worden geconcludeerd dat er een nauwe relatie bestond tussen de
growshopop [adres 10] en de garageloods op [adres 9] en dat de garageloods ook gebruikt werd voor activiteiten van de
growshop.
Hennephandel
Het dossier bevat aanwijzingen dat de bedrijfspanden aan [adres 9] en [adres 10] in Den Haag niet alleen gebruikt werden voor de
growshop-activiteiten, maar ook voor de handel in en opslag van hennep. De politie heeft bij een inkijkoperatie waargenomen dat zich op 24 februari 2015 in een aparte ruimte in de garageloods op [adres 9] een stekkenkast met stekken bevond. Door de brievenbus van de garageloods werd een milde hennepgeur geroken. [181] Op 20 maart 2015 was deze situatie onveranderd. [182]
Verder heeft een aantal getuigen verklaard over de aanwezigheid, verkoop en overdracht van hennep in/vanuit de garageloods op [adres 9] . [medeverdachte 12] heeft verklaard dat er in de opslagruimte vaak over wiet gesproken werd en het er altijd naar wiet stonk. [183] Ook [persoon 13] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat tegenover de
growshopeen groene loods is waar alles naar binnen gaat wat illegaal is, onder andere wiet. [184] Tevens verklaart [persoon 8] dat in [adres 11] voornamelijk handel in hennep en wietstekjes plaatsvond en dat er bijna altijd wietstekjes aanwezig waren. [185]
Ook ten aanzien van andere zaaksdossiers van het Adusta-onderzoek heeft de rechtbank geoordeeld dat de garageloods aan [adres 9] in Den Haag gebruikt is voor de handel in dan wel de opslag van hennep. Zo is bij (camera)observaties waargenomen dat autovoertuigen met (vermoedelijk) hennep de garageloods op [adres 9] binnenrijden (transacties 1, 2 en 3: [adres 7] (paragraaf 3.7 van dit vonnis)), hennepstekken worden afgeleverd in de garageloods op [adres 10] ( [adres 5] (paragraaf 3.3 van dit vonnis)) of hennepstekken vanuit de garageloods naar een auto worden gebracht ( [adres 15] (paragraaf 3.6 van dit vonnis)). De verdachte en/of [medeverdachte 6] is/zijn als betrokkenen bij deze transacties aangemerkt.
Tevens is ten aanzien van het dossier [adres 7] geoordeeld dat de verdachte op 20 april 2015 een partij natte hennep heeft laten afleveren aan [medeverdachte 10] in de growshop op [adres 10] . De rechtbank verwijst naar paragraaf 3.10.4 voor een nadere motivering.
Tapgesprekken van de verdachte
Verder acht de rechtbank nog relevant dat de verdachte verklaard heeft dat hij een makelaar in wiet geweest is. Hij is naar eigen zeggen echter slechts bij een paar transacties betrokken geweest. [186] Dat de handelsactiviteiten van de verdachte meer om het lijf hebben gehad dan hij zelf verklaard heeft, volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit het grote aantal telefoongesprekken in de periode februari – mei 2015. [187] Gezien de aard en inhoud van deze gesprekken zijn er sterke aanwijzingen dat deze gesprekken betrekking hebben op hennephandel.
Voor de bewijsvoering ten aanzien van aangetroffen hennep in de panden aan [adres 9] en [adres 10] in Den Haag, beperkt de rechtbank zich tot de gesprekken waarin het telefoonnummer van de verdachte gebruik maakt van de zendmast aan [adres 14] in Den Haag, zijnde een zendmast in de directe omgeving van deze panden. De verdachte heeft bij deze gesprekken gebruik gemaakt van de telefoonnummers eindigend op [06-nummer] , [06-nummer] en [06-nummer] . [188] Gezien de verklaring van de verdachte dat hij bijna dagelijks aanwezig was op [adres 11] , moet worden geconcludeerd dat de verdachte onderstaande telefoongesprekken heeft gevoerd vanaf [adres 11] in Den Haag.
Sms-bericht 1 (18 februari 2015)
Op 18 februari 2015 ontvangt de verdachte het volgende sms-bericht van een NN-persoon: “Die nat word zondag”. [189]
Gesprek 2 (18 februari 2015)
Op 18 februari 2015 wordt de verdachte gebeld door een NN-man:
NN-man: Ik heb hier echt goeie Am.
Verdachte: Ik heb niemand die het zoekt. Hoeveel heb je?
NN-man: Drieënhalf of zo.
Verdachte: Wacht, ik ga iemand bellen.
NN-man: Echt mooie. Voor acht vijfenzeventig mag ie weg. [190]
Gesprek 3 (19 februari 2015)
Op 19 februari 2015 heeft de verdachte opnieuw contact met dezelfde NN-man:
Verdachte: Is die Am die de NN-man heeft mooi?
NN-man: Tuurlijk, is gewoon schop.
(…)
Verdachte: Komt er eentje halen. [191]
Gesprek 4 (20 februari 2015)
Op 20 februari 2015 wordt de verdachte gebeld door een NN-man:
NN-man: Vraagt of de verdachte nog twee nodig heeft.
Verdachte: Ja en vraagt wat het kost.
NN-man: Vier honderd.
Verdachte: Heb daar niemand voor.
NN-man: Er zitten best mooie plantjes tussen. Lichte.
Verdachte: Gaat vragen. [192]
Gesprek 5 (16 maart 2015)
Op 16 maart 2015 wordt de verdachte gebeld door een NN-man:
NN-man: Vraagt of de verdachte iets 1 op 1 heeft.
Verdachte: Zegt van wel.
NN-man: Wat kost het?
Verdachte: Drieëntwintig.
NN-man: Mooi groen of donker?
Verdachte: Niet groen Amnia.
NN-man: Mag ook normaal zijn.
Verdachte: Twee drie.
NN-man: En Am?
Verdachte: Moet dit vragen. (…) Kan een voorbeeldje laten komen. [193]
Gesprek 6 (11 april 2015)
Op 11 april 2015 om 15.14 uur belt de verdachte met een NN-man:
Verdachte: Ik heb een stuk of drieënhalf. Hij vraagt er vijf voor.
NN-man: Dan gaat het eenenvijftig kosten. Laat ze maar aan mij. Heb je iets wat een beetje minder is.
Verdachte: Amnus?
NN-man: Ja, Amnus, die van vier en vier en twee honderd.
Verdachte: Ik heb eentje van drie honderd.
NN-man: Iets van twee a drie kilo.
Verdachte: Ik ga voor je kijken. Van datgene dat een beetje bewerkt is. (…) Hij heeft daar een stuk of zeventien.
NN-man: Ik heb twee nodig.
Verdachte: Kost tweeënveertig. Het is een goeie. [194]
Om 15.18 uur wordt het telefoongesprek voortgezet.
NN-man: Die 17 waar jij het over had.
Verdachte: Die moet ik gaan halen.
NN-man: Kan je er eentje komen brengen (….) want misschien neem ik ze allemaal.
Verdachte: Heb nu niets bij de hand. Ik moet gewoon gaan halen.
NN-man: Haal alsjeblieft eentje op. Mijn broer komt naar je toe en dan komt hij halen. Als hij die accepteert dan neem ik ze allemaal. [195]
Gesprek 7 (17 april 2015)
Op 17 april 2015 wordt [medeverdachte 6] gebeld door de verdachte die zegt: Ik heb hier tien stuks ami van de Groningers. (…) tien stuks [ntv] goed uit. [196] Aansluitend op dit telefoongesprek belt [medeverdachte 6] met een NN-man aan wie hij mededeelt dat hij ami heeft. De NN-man zegt er over 40 minuten te zullen zijn. [197]
Duiding tapgesprekken van de verdachte
De rechtbank overweegt dat in bovengenoemde gesprekken (gesprekken 2, 3, 5, 6 en 7) gesproken wordt over de Am, Ami, Amni of Amus. Gezien de verklaring van de verdachte dat met Am, amnesia bedoeld wordt, overweegt de rechtbank dat de andere begrippen verbasteringen hiervan zijn en eveneens beschouwd kunnen worden als benamingen voor amnesia. Dit betekent dat deze gesprekken betrekking hebben op de levering van amnesia. Tegen de achtergrond dat de verdachte handelt in natte hennep (zie overwegingen [adres 7] en Hélécine) is de rechtbank van oordeel dat ook nog gecommuniceerd wordt over natte hennep (sms-bericht 1). Ook het gesprek over mooie planten (gesprek 4) heeft gezien de context betrekking op hennep. Uit de aantallen en bedragen die genoemd worden in de gesprekken moet verder worden afgeleid dat over substantiële hoeveelheden wordt gesproken. Uit de gesprekken blijkt ten slotte dat de verdachte een makelaarsrol vervult.
Tapgesprekken van [medeverdachte 6]
Ook [medeverdachte 6] heeft in de periode februari – mei 2015 een groot aantal hennep-gerelateerde telefoongesprekken gevoerd. Deze gesprekken heeft [medeverdachte 6] gevoerd met het bij hem in gebruik zijnde telefoonnummer eindigend op [06-nummer] . [198] In bijna alle gevallen maakte dit telefoonnummer gebruik van de zendmast aan [adres 14] in Den Haag. In een enkel geval wordt gebruik gemaakt van de zendmast aan de Burgemeester Hovylaan 86 of de Zichtenburglaan 31 in Den Haag, welke zendmasten zich ook in de directe omgeving van [adres 11] bevinden. Gezien de verklaring van [medeverdachte 6] dat hij regelmatig aanwezig is op [adres 11] , moet worden geconcludeerd dat [medeverdachte 6] onderstaande telefoongesprekken heeft gevoerd vanaf [adres 11] in Den Haag. De relevante telefoongesprekken worden hieronder weergegeven.
Gesprek 1 (31 maart 2015)
Op 31 maart 2015 wordt [medeverdachte 6] om 16.33 uur gebeld door een NN-man:
NN-man: Belt voor broer van [medeverdachte 6] of broer bij hem is. Vraagt: “En die kleintjes?”
[medeverdachte 6] : Die zijn nog niet binnen. Vanavond (8 uur) heb ik ze.
NN-man: Maak voor me 200 apart klaar.
[medeverdachte 6] : Oké. [199]
Dezelfde persoon belt om 20.50 uur nog een keer:
[medeverdachte 6] : Kan ze komen halen
NN-man: Wordt morgenochtend
[medeverdachte 6] : Hoeveel nodig?
NN-man: 190. [200]
En op 1 april 2015 neemt dezelfde persoon nogmaals contact op:
NN-man: Waar ben je?
[medeverdachte 6] : Begin van de straat?
NN-man: Zijn het van die kleine of groot?
[medeverdachte 6] : Kleintjes. [201]
Gesprek 2 (14 april 2015)
Op 14 april 2015 wordt [medeverdachte 6] gebeld door een NN-man:
NN-man: Wil weten of zijn broer in de buurt is
[medeverdachte 6] : Nee
NN-man: Wat heb je nog?
[medeverdachte 6] : Wat dan?
NN-man: Je weet toch mooie, mooie wiet.
[medeverdachte 6] : Altijd
NN-man: Wel die Spaanse, maar die mooie
[medeverdachte 6] : Zegt van niet, dat ze die zelf ook toevallig hebben.
NN-man: Hoeveel.
[medeverdachte 6] : Heb er 27, nee 34.
NN-man: Wat kost het?
[medeverdachte 6] : 43, het is hele mooie.
NN-man: Wil nu komen kijken.
[medeverdachte 6] : Heeft nu niet, morgen.
NN-man: Komt morgen kijken. [202]
Gesprek 3 (14 april 2015)
Op 14 april 2015 wordt [medeverdachte 6] gebeld door een NN-man:
[medeverdachte 6] : Heeft niets. Alleen PP en level 6 4 3. Heeft kruising tussen PP en Ami.
NN-man: Is er controle? Zag 4 motoragenten en wil niet met wiet op motorfiets worden gepakt. [203]
Gesprek 4 (17 april 2015)
Op 17 april 2015 wordt [medeverdachte 6] gebeld door de verdachte die zegt: Ik heb hier tien stuks ami van de Groningers. (…) tien stuks ntv goed uit. [204] Aansluitend op dit telefoongesprek belt [medeverdachte 6] met een NN-man aan wie hij mededeelt dat hij ami heeft. De NN-man zegt er over 40 minuten te zullen zijn. [205]
Gesprek 5 (17 april 2015)
Op 17 april 2015 wordt [medeverdachte 6] gebeld door een NN-man:
NN-man: Wat heb?
[medeverdachte 6] : Ami
NN-man: Ami die je we zelf gedroogd hebben?
[medeverdachte 6] : Die is weg. Andere.
NN-man: Is die droog die je hebt. Na.
[medeverdachte 6] : Ik heb droog. Die is niet voor mij, het is voor een klant, het is niet voor mij weet je.
NN-man: Heb je nat die je moet verkopen?
[medeverdachte 6] : Kom hier kijken, misschien bevalt het je.
NN-man : Ben om half twee in jouw garage. [206]
Gesprek 6 (28 april 2015)
Op 28 april 2015 heeft [medeverdachte 6] meerdere gesprekken met een NN-man. [medeverdachte 6] zegt in deze gesprekken dat hij Ami heeft voor de NN-man. De NN-man laat weten vier negen te willen hebben en komt naar [medeverdachte 6] toe. [207] Op 29 april 2015 neemt de NN-man contact op met [medeverdachte 6] en vertelt dat hij te weinig gekregen heeft. De NN-man zegt dat 8 kilo 7,967 is en 4 kilo 320 is 4 kilo 311. [medeverdachte 6] antwoordt dat de man moet langs komen en dat ze dan samen gaan wegen. [208]
Gesprek 7 (1 mei 2015)
Op 1 mei 2015 wordt [medeverdachte 6] gebeld door een NN-man:
NN-man: Heb jij die p.
[medeverdachte 6] : Ja.
NN-man: Wat kost ie.
[medeverdachte 6] : Heb het niet. Kan er niet aan komen. Ik heb alleen ami. [209]
Gesprek 8 (2 mei 2015)
Op 2 mei 2015 om 13.03 uur wordt [medeverdachte 6] gebeld door een NN-man:
NN-man: Wat kost amni?
[medeverdachte 6] : 48.
NN-man: Er komt wat met die BMW met dat blauwe jasje. [medeverdachte 6] moet niet het pondje van NN-man vergeten. [210]
Gesprek 9 (2 mei 2015)
Op 2 mei 2015 om 16.05 uur belt [medeverdachte 6] met een NN-man:
[medeverdachte 6] : Heeft wel Amni maar geen Spaans.
NN-man: Wat is de prijs van die andere?
[medeverdachte 6] : 48 het is mooie.
NN-man: Wacht even op die jongen die komt zo naar [medeverdachte 6] toe
[medeverdachte 6] : Anders doe je een hele. [211]
Gesprek 10 (1-7 mei 2015)
In de periode tussen 1 en 7 mei 2015 heeft een serie telefoongesprekken plaatsgevonden tussen [medeverdachte 6] en een NN-man. [medeverdachte 6] vertelt in het eerste gesprek dat hij in de winkel is. De NN-man vraagt ook naar de verdachte. [medeverdachte 6] vraagt aan deze man of hij één kan komen brengen, hetzelfde wat hij toen aan de verdachte gegeven heeft. [medeverdachte 6] heeft iemand die het nodig heeft. [212] In de vervolggesprekken zegt de NN-man dat hij geen moeite wil doen voor slechts eentje. Hij wil ook geen risico lopen voor honderd euro. [medeverdachte 6] mag deze zelf komen halen. Het is een hele mooie bubbel; het is niet gevacuümd. Het is een mooie prijs en [medeverdachte 6] kan er ook wat aan verdienen. [213] In de vervolggesprekken biedt de NN-man meerdere malen Spaanse en Bubbel(s) aan. Op 6 mei 2015 zegt [medeverdachte 6] dat hij Spaanse nodig heeft en vraagt of de NN-man een kilo kan brengen zodat hij deze kan bekijken. Een kilo kost tweeënveertig. [medeverdachte 6] vraagt om twee te brengen. Ze spreken af dat als het goeie is dat de NN-man er dan vier haalt. [214] Een dag later meldt [medeverdachte 6] dat hij eentje heeft teruggebracht. De NN-man laat weten dat hij er over tien minuten is om het op te halen. [215]
Duiding tapgesprekken van [medeverdachte 6]
De rechtbank is van oordeel dat in voornoemde telefoongesprekken gesproken wordt over hennep, nu gerefereerd wordt aan Ami, Amni, PP of P (gesprekken 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9). Dit zijn benamingen voor wietsoorten, zoals reeds eerder overwogen. In gesprek 2 vraagt de gesprekspartner of [medeverdachte 6] mooie wiet heeft (gesprek 2). In dezelfde context wordt gerefereerd aan Spaanse. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat Spaanse ook een wietsoort is (gesprekken 2 en 10). Nu ook hennepstekken verhandeld werden via [adres 11] , en hennepstekken ook wel kleintjes worden genoemd – zie voor een nadere motivering paragraaf 3.3 van dit vonnis ( [adres 5] ) – maakt dat ook het eerste gesprek betrekking heeft op hennephandel.
Uit de gesprekken kan verder worden opgemaakt dat [medeverdachte 6] deze hennep voorhanden heeft en aanbiedt aan zijn gesprekspartners. In alle gesprekken (met uitzondering van gesprek 7) wordt nog voor dezelfde dag dan wel de dag erna een afspraak gemaakt. In een aantal gevallen blijkt dat de hennep geleverd is. Uit de omstandigheid dat [medeverdachte 6] zich ten tijde van de telefoongesprekken aan [adres 11] in Den Haag bevindt, volgt dat de ontmoeting op [adres 11] plaatsvindt en [medeverdachte 6] de hennep aldaar voor handen heeft. De opmerking van de gesprekspartner van [medeverdachte 6] in gesprek 5 dat hij om half twee bij jou in de garage is, gecombineerd met de zendmastgegevens, is bovendien een aanwijzing dat de afspraak plaatsvindt in de garageloods aan [adres 9] in Den Haag. Ten slotte laat de rechtbank meewegen dat uit een aantal gesprekken blijkt dat de verdachte in de hennephandel betrokken is, nu in het gesprek gevraagd wordt naar de verdachte (gesprekken 1, 2 en 10) of dat [medeverdachte 6] het gesprek voert met de verdachte (gesprek 4).
Conclusie
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte en [medeverdachte 6] vanuit de panden aan [adres 9] en [adres 10] in Den Haag in hennep gehandeld hebben. Verder is uit het voorgaande gebleken dat de verdachte en [medeverdachte 6] zowel de
growshopop nummer 59b als de garageloods op [adres 9] tot hun beschikking hebben gehad. Dat de verdachte en [medeverdachte 6] niet in of bij de garageloods gezien zijn, doet aan deze beschikkingsmacht niets af. De twee panden aan [adres 11] kunnen dan ook worden beschouwd als het centrum van de handelsactiviteiten van de verdachte en [medeverdachte 6] .
Uit de getuigenverklaringen en tapgesprekken kan verder worden opgemaakt dat tussen de verdachte en [medeverdachte 6] een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan. De verdachte kan in de onderlinge verhouding worden aangemerkt als de leidinggevende. [medeverdachte 6] is degene die gebeld wordt als de verdachte niet bereikbaar is, maar hij doet ook zelfstandig henneptransacties. Afgaand op het aantal telefonische contacten en de aantallen en bedragen die in de tapgesprekken worden genoemd, moeten het volume, de intensiteit en de frequentie van de handelsactiviteiten als substantieel worden aangemerkt. Uit het dossier is gebleken dat deze handelsactiviteiten vanaf februari 2015 tot kort voor het moment van het aantreffen van de hennep en hasjiesj hebben plaatsgevonden.
Nu de hennep en hasjiesj in het handelscentrum van de verdachte en [medeverdachte 6] is aangetroffen, en er verder onvoldoende aanwijzingen zijn dat een ander de hennep en hasjiesj aldaar voorhanden heeft gehad, komt de rechtbank onder de gegeven omstandigheden tot de conclusie dat de hennep, marihuana en hasjiesj in beide bedrijfsruimtes aan de verdachte en [medeverdachte 6] toebehoort. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en [medeverdachte 6] de aangetroffen hennep, marihuana en hasjiesj als medeplegers voorhanden hebben gehad.
3.1
Zaaksdossier Zoetermeer (feit 1 en 2)
3.10.1
Inleiding
Op 19 mei 2015 is een doorzoeking gedaan in een bedrijfspand aan [adres 8] in Zoetermeer. In een ruimte die is ingericht als een winkel zijn onder meer groeimiddelen, plantenschaartjes, tuinhandschoenen, camerasystemen, luchtverversingsinstallaties en elektronische thermometers aangetroffen. In een kantoorruimte in het bedrijfspand is een map met daarin een
full colorfolder met uitleg over verschillende wietsoorten aangetroffen. Verder zijn in de loods van het bedrijfspand koppelstukken, stekpluggen, kartonnen dozen, waterslangen, stroomkabels, strijkijzers, stekkerdozen, klimaatsystemen, elektrische kachels, ventilatoren, plastic plantenpotten, voedingsbodems, substraatblokjes, elektriciteitssnoeren, tijdschakelaars, ventilatoren, lucht-/afzuigslangen, koppelstukken, koolstoffilters, verwarmingselementen en luchtbehandelsystemen aangetroffen. [216]
Bij de doorzoeking is tevens in het voorraadhok/de keuken in een teil 9,35 kilogram knipresten van henneptoppen aangetroffen en in beslaggenomen. In deze ruimte was de karakteristieke geur van hennep waarneembaar. In de teil lag tevens een gripzakje met 100 gram verkruimelde henneptoppen. In de vriezer in dezelfde ruimte lag een zak met 10,15 kilogram knipresten, dit met het doel, aldus de verbalisant, om er zogenoemde
skuffvan te kunnen maken. De aangetroffen hennepproducten zijn een verboden middel op lijst II van de Opiumwet. [217]
3.10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De aangetroffen goederen vallen onder het in artikel 11a Ow strafbaar gestelde
growshop-verbod en de verdachte heeft een actieve betrokkenheid gehad bij deze
growshop. Nu er meer hennepproducten zijn aangetroffen in het bedrijfspand aan [adres 8] in Zoetermeer dan op de tenlastelegging vermeld staat, acht de officier van justitie ook bewezen dat de verdachte, samen met zijn broer, een grote hoeveelheid hennep voorhanden heeft gehad.
3.10.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het te simplistisch is om te veronderstellen dat de aangetroffen goederen van de verdachte zijn en dat [persoon 8] als katvanger zou optreden. Het was een idee om met een groep een groothandel te beginnen. [persoon 8] maakte deel uit van deze groep en de verdachte zou in dienst treden bij [bedrijf 4] Dat laatste is echter nooit van de grond gekomen.
3.10.4
De beoordeling
Growshop
Bij de vraag of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet dient onder andere gekeken te worden naar de omstandigheden waaronder de voorwerpen, stoffen en gegevens zijn aangetroffen. In de voor het publiek toegankelijke winkelruimte waren grote hoeveelheden van diverse goederen en producten aanwezig die gebruikt worden voor de teelt van hennep. In de loods van hetzelfde bedrijfspand zijn soortgelijke goederen aangetroffen. De rechtbank overweegt dat een groot deel van de aangetroffen goederen bestemd is voor de grootschalige, bedrijfsmatige teelt van hennep, zoals camera- en klimaatsystemen, luchtverversingsinstallaties, stekpluggen, strijkijzers, kachels en ventilatoren. Verder is relevant dat geen goederen aangetroffen zijn die duiden op (groot)handel bestemd voor een ander doel dan de hennepteelt. Ook de omstandigheid dat in het pand hennep is aangetroffen, de aanwezigheid van het magazine
Highlife– een tijdschrift voor ‘
growers en blowers [218] – in de wachtruimte van de winkel en een informatiefolder over diverse hennepsoorten in de kantoorruimte, wijzen erop dat de bedrijfsruimte gebruikt werd als
growshop. Hoewel sommige goederen afzonderlijk niet zonder meer bestemd hoeven te zijn voor de grootschalige en of bedrijfsmatige hennepteelt, is de rechtbank van oordeel dat juist gelet op de combinatie van deze goederen, de (grote) hoeveelheid daarvan en de aangetroffen folders in het pand deze goederen uitsluitend bestemd zijn voor de grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt als bedoeld in artikel 11a derde en/of vijfde lid van de Opiumwet. Dit leidt tot de conclusie dat het bedrijfspand aan [adres 8] in Zoetermeer moet worden aangemerkt als een
growshop.
Betrokkenheid van de verdachte bij de growshop
De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling of de verdachte een directe betrokkenheid bij de
growshopaan [adres 8] in Zoetermeer heeft, het navolgende van belang is.
[bedrijf 5] heeft de bedrijfsruimte aan [adres 8] in Zoetermeer met ingang van 1 februari 2015 voor een periode van drie jaren verhuurd aan [bedrijf 4] . [219] [persoon 8] is bestuurder en enig aandeelhouder van deze vennootschap. [220] [persoon 8] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte hem gevraagd heeft of hij een winkel wilde openen. [221] Dit bedrijf was in feite een
growshop. [222] Hiervoor is [bedrijf 4] opgericht. Deze vennootschap stond op naam van [persoon 8] . [223] De dagelijkse leiding lag echter bij de verdachte en nog drie andere personen: een tweeling en een Turk. [224] [persoon 8] was de eigenaar van de inventaris in [bedrijf 4] , maar de verdachte, de tweeling en de Turkse jongen hebben deze inventaris betaald. [225] De Turk betaalde de groothandel, maar als de verdachte kwam, dan werd onderling geld uitgewisseld. Ook heeft de verdachte op naam van [persoon 8] spullen bij de groothandel besteld, die later zijn terugbetaald door de verdachte. [226] De verdachte betaalde alles contant. [227]
De winkel is op 2 februari 2015 gestart. [persoon 8] is met de verdachte drie weken bezig geweest met de voorbereidende activiteiten voor het openen van de winkel. de verdachte betaalde dit en [persoon 8] regelde verder alles, zoals het passeren van de akte bij de notaris en de inschrijving in het handelsregister. [228] De verdachte en de Turk waren ook aanwezig bij de notaris. [229] Vanaf 1 maart 2015, aldus [persoon 8] , kreeg hij geen toegang meer tot het pand aan [adres 8] in Zoetermeer. [persoon 8] werd namelijk verantwoordelijk gehouden voor een inbraak in het pand in Zoetermeer die nacht daarvoor. [230] Hij is toen door de verdachte, [persoon 10] , de broer van de verdachte, en de tweeling vastgemaakt. Er waren toen ook nog drie andere personen bij. [persoon 8] is bij die gelegenheid naar eigen zeggen ook geslagen. [231]
De verklaring van [persoon 8] wordt vrijwel geheel ondersteund door de verklaringen van een aantal andere getuigen, te weten [persoon 16] (verhuurder) (verder ook te noemen [persoon 16] ), [persoon 17] (voormalig eigenaar van de
growshopin Zoetermeer) (verder ook te noemen [persoon 17] ) en [medeverdachte 14] (de (voormalige) vriendin van de verdachte). Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de verklaring van [persoon 8] op de betreffende onderdelen als betrouwbaar moet worden aangemerkt.
[persoon 16] heeft verklaard dat het pand verhuurd is aan [bedrijf 4] B.V. en dat [persoon 8] bij het tekenen van de huurovereenkomst zich gelegitimeerd heeft. De sleuteloverdracht heeft plaatsgevonden op 1 maart 2015. Er waren bij het bedrijf ook Marokkaanse gasten betrokken. [persoon 16] herkent de verdachte op een foto als een van de Marokkaanse gasten. Deze persoon, de verdachte, heeft ook eenmaal de huur contant betaald met coupures van vijftig euro. [232]
[persoon 17] heeft verklaard dat zij de vorige exploitant van de
growshopaan [adres 8] in Zoetermeer was. Op 7 januari 2015 heeft zij te kennen gegeven met de
growshopte willen stoppen. Eind januari 2015 kwamen er twee of drie Marokkanen. Een van die Marokkaanse mannen heette [verdachte] . [persoon 17] herkent deze persoon op een aan haar getoonde foto van de verdachte. De verdachte zei toen dat hij had gehoord dat [persoon 17] de zaak wilde weg doen. [persoon 17] heeft toen het pand en de inventaris overgedragen aan drie Marokkaanse mannen en één blanke man. [233] De zaak stond op naam van de blanke man. Deze man heette [persoon 8] en moest iedere keer overleggen met de verdachte. Op financieel gebied moest hij elke keer toestemming vragen aan de verdachte. Verder was de verdachte aanwezig bij de overname. [234]
[medeverdachte 14] heeft verklaard dat de verdachte in Zoetermeer een winkel heeft met vrienden. [235] Het was eenzelfde winkel als aan [adres 11] , alleen zag de zaak in Zoetermeer er beter uit. [236] De verdachte werkte in Zoetermeer samen met een tweeling. [237] De vrouw van wie de zaak was, heeft deze overgedragen aan de verdachte en de tweeling. Zij waren de baas. [238] De zaak in Zoetermeer stond op naam van een Hollander omdat de verdachte niets op zijn naam wilde hebben. De Nederlandse man heet [persoon 8] . [medeverdachte 14] herkent deze persoon op een foto van [persoon 8] die aan haar getoond wordt tijdens het verhoor. [239] Verder heeft [medeverdachte 14] verklaard dat [verdachte] verteld heeft dat [persoon 8] een paar Marokkaanse jongens heeft getipt die vervolgens dingen hebben weggehaald. De verdachte en de tweeling zijn hier toen achter gekomen waarop zij een paar jongens hebben opgetrommeld om met [persoon 8] te praten. Dat werkte toen niet en toen hebben zij hem geslagen. De jongen is daarna gevlucht en toen konden ze hem niet meer vinden. [240]
Verder heeft [medeverdachte 1] , een medeverdachte in het Adusta-onderzoek, in een telefoongesprek van 6 februari 2015 met een zekere [persoon 7] verteld dat hij gehoord heeft dat de verdachte een
growshopin Zoetermeer begonnen is. [241]
Verder acht de rechtbank relevant dat diverse telefoonnummers van de verdachte in de periode december 2014 – mei 2015 veelvuldig gebruikmaken van een zendmast aan de W. von Siemensstraat 1 in Zoetermeer. Het bedrijfspand aan [adres 8] in Zoetermeer bevindt zich in de directe nabijheid van deze zendmast. [242] In de periode tussen 15-31 januari 2015 hebben de telefoonnummers van de verdachte 187 keer gebruik gemaakt van voornoemde zendmast. [243] In de maand februari 2015 412 keer, [244] in de maand maart 2015 verspreid over 13 dagen 127 keer, [245] in de eerste helft van de maand april 2015 verspreid over 10 dagen 189 keer [246] en op 6, 7 en 8 mei 2015 in totaal 101 keer. [247]
De verdachte heeft geen aannemelijk verklaring gegeven voor de omstandigheid dat zijn telefoonnummers veelvuldig gebruik maken van voornoemde zendmast. Hij heeft enkel aangevoerd dat hij een paar keer bij het pand aan [adres 8] in Zoetermeer geweest is. De rechtbank overweegt dat de lange periode waarin en de intensiteit waarmee de telefoonnummers gebruik hebben gemaakt van deze zendmast op geen enkele manier te rijmen is met deze verklaring. Ook de stelling dat anderen regelmatig gebruik maakten van de telefoonnummers van de verdachte acht de rechtbank in het licht van het voorgaande en zonder nadere onderbouwing niet aannemelijk.
Ten slotte zijn er nog tapgesprekken die, tegen de achtergrond van de verklaringen van de getuigen, betrekking hebben op de
growshopin Zoetermeer. In deze gesprekken manifesteert de verdachte zich als (mede)eigenaar dan wel leidinggevende van de
growshop. Zo vraagt een NN-man in een tapgesprek van 21 februari 2015 of de verdachte nog een nieuw interieur moet hebben als hij zijn winkel gaat aankleden. Deze NN-man heeft op Marktplaats een interieur gevonden voor allemaal bloemen en planten. [248] Uit een tweetal telefoongesprekken op 20 maart 2015 volgt dat de verdachte en een NN-man een afspraak maken met een klant uit België in de
growshopin Zoetermeer. [249] In een telefoongesprek van 7 april 2015 vertelt de verdachte aan een NN-man dat hij nog een winkel heeft genomen en dat hij daar een Nederlander in heeft staan die hem alleen maar hoofdpijn bezorgt. [250] [medeverdachte 4] vertelt in een telefoongesprek van 8 april 2015 dat hij doorgereden is naar Zoetermeer en vraagt of de verdachte aan die man wil laten weten dat het goed is dat hij ‘drie waaiertjes en twee regelaars voor die dingen’ kan meenemen. Vervolgens komt een zekere [persoon 20] aan de lijn aan wie de verdachte laat weten dat het goed is dat [medeverdachte 4] de betreffende goederen meeneemt. [251]
Conclusie ten aanzien van de growshop (feit 4)
De rechtbank concludeert dat op basis van de getuigenverklaringen en de tapgesprekken de verdachte kan worden aangemerkt als (mede)eigenaar en leidinggevende van de
growshopaan [adres 8] in Zoetermeer. De rechtbank leidt uit de zendmastgegevens, in combinatie met de verklaringen van de getuigen, af dat de verdachte vanaf januari tot en met mei 2015 veelvuldig aanwezig was in het bedrijfspand aan [adres 8] in Zoetermeer. Deze omstandigheid rechtvaardigt de conclusie dat de verdachte ook nog op 19 mei 2015 eigenaar en leidinggevende van de
growshopaan [adres 8] in Zoetermeer was, en in die hoedanigheid diverse artikelen in strijd met het
growshop-verbod te koop heeft aangeboden en voorhanden heeft gehad. Dat de verdachte ook daadwerkelijk
growshop-artikelen heeft verstrekt, blijkt uit de tapgesprekken en observatie van 17 april 2015 die nader zijn uitgewerkt in paragraaf 3.7 ( [adres 7] ).
Hennep
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de in zijn
growshopaangetroffen hennep en
skuff. In dit verband zal de rechtbank in haar beoordeling betrekken of de verdachte zich heeft bezig gehouden met de handel in hennep. De rechtbank heeft reeds geoordeeld dat de verdachte samen met [medeverdachte 6] vanuit de panden aan [adres 11] in Den Haag gehandeld heeft in hennep. De verklaring van [persoon 8] [252] dat hij met de verdachte en de tweeling ruzie heeft gehad, omdat de verdachte en de tweeling vanuit de
growshopin Zoetermeer wiet zijn gaan handelen, bevat een aanwijzing dat de verdachte ook vanuit de
growshopin Zoetermeer gehandeld heeft in hennep.
Uit de zendmastgegevens kan worden afgeleid dat de verdachte in de periode januari – mei 2015 veelvuldig aanwezig geweest is in de
growshopin Zoetermeer, zoals hiervoor overwogen. Verder overweegt de rechtbank dat tapgesprekken over dezelfde periode sterke aanwijzingen bevatten dat de verdachte zich niet alleen vanuit de panden aan [adres 11] in Den Haag, maar ook vanuit de
growshopin Zoetermeer heeft bezig gehouden met de handel in hennep. [253] Voor de bewijsvoering van de aangetroffen hennep in Zoetermeer heeft de rechtbank zich beperkt tot een aantal gesprekken waarbij het telefoonnummer van de verdachte gebruik heeft gemaakt van de zendmast aan de W. von Siemensstraat 1 in Zoetermeer. Dit is een zendmast in de directe omgeving van [adres 8] . Dit gegeven in combinatie met de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij wel eens in Zoetermeer kwam, brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte onderstaande gesprekken vanuit het bedrijfspand aan [adres 8] in Zoetermeer gevoerd heeft.
Gesprek 1 (21 februari 2015)
Op 21 februari 2015 om 13.09 uur wordt de verdachte gebeld door [medeverdachte 6] :
[medeverdachte 6] : Heb je daar nog meer Amnus (“kopzorgen”)?
Verdachte: [persoon 21] is daar zeker.
[medeverdachte 6] : Ja.
Verdachte: Laat het daar maar. Ik kom er aan.
[medeverdachte 6] : Ik heb het aan hem verkocht.
(…)
Verdachte: Luister eens, stuur hem naar mij toe hier in Zoetermeer.
[medeverdachte 6] : Is goed.
Verdachte: Stuur hem hier naar toe. [254]
Gesprek 2 (22 februari 2015)
Op 22 februari 2015 wordt de verdachte gebeld door een NN-man:
NN-man: Wil anderhalf pakken bij de verdachte op de zaak. (…) Of ik wil een goede PP voor vier een zo, Voor vier een voor vier twee heb ik goede PP toch?
Verdachte: Ja, voor vier een heb je goede PP.
NN-man: Ja, vier een. Zeg maar ik wil goede PP of vier vier een beetje mindere Haze of zo iets, kijk maar goede prijs dat ik een beetje winst kan maken.
Verdachte: Gaat kijken.
NN-man: Ziet de verdachte morgen. [255]
Gesprek 3 (6 mei 2015)
Op 6 mei 2015 wordt de verdachte gebeld door een NN-man:
Verdachte: Ik heb je gebeld omdat je op zoek bent naar die kleintjes
NN-man: Ja
Verdachte: Mijn broer heeft ze al besteld.
NN-man: Ik heb hem daarnet al gezegd 650 of 640. Ik weet niet hoe duur ze zijn.
Verdachte: Ik koop ze voor 3. Is het voor jou of voor iemand anders.
NN-man: Iemand anders.
Verdachte: Ik geef het gewoon aan jou voor 53 en kijk of jij het aan hem voor 4 kan verkopen.
NN-man: God zal je ouders zegenen, mijn zoon [verdachte] .
Verdachte: Jij hebt die spullen gezien? Ik had hem een aanbetaling gegeven. Ik had ze voor 18 gekocht maar aan het eind heeft die jongen ze niet genomen. Hij heeft er nog 11. Kijk of hij er ook 11 wil nemen,
NN-man: Als God het wil. Ik zal alvast morgen papieren brengen.
Verdachte: Als je papieren brengt dan koop ik elf en ik bewaar ze voor je.
NN-man: Dank je wel mijn zoon [verdachte] . [256]
Gesprek 4 (7 mei 2015)
Op 7 mei 2015 om 10.38 uur heeft de verdachte telefonisch contact met [medeverdachte 6] :
[medeverdachte 6] : Je hebt een hele/complete nodig.
Verdachte: Voor wie?
[medeverdachte 6] : Voor die Taliban.
Verdachte: Wat zoekt hij? Amnus?
[medeverdachte 6] : Nee dat andere. (… ) Geen hele. Hij zegt honderd, je weet wel honderddertig. Dat is wat hij wil.
Verdachte: Ik ga er straks eentje kopen.
(…)
[medeverdachte 6] : [persoon 22] komt om vier uur.
Verdachte: Nou dan ben er om vier uur. [257]
Gesprek 5 (7 mei 2015)
Op 7 mei 2015 om 11.28 uur belt de verdachte met een NN-man:
Verdachte: Vraagt of NN-man goeie Amnus nodig heeft.
NN-man: Je weet wel [verdachte] , ik heb nu compleet geladen. Normaal gesproken gisteren. Ik heb vandaag alles weggezet. Ik heb wel nodig. (…) Na maandag heb ik weer nodig.
(…)
Verdachte: Kijk zelf maar. Als je wil komen om wat te bekijken en het bij jou bewaart totdat aan maandag.
NN-man: Maar gaat om papieren.
Verdachte: Je geeft me papieren op dat moment en je laat het bij jou. Is geen probleem.
NN-man: Is goed, geen probleem. Ik kom wel.
Verdachte: Zegt dat hij in Zoetermeer is.
NN-man: Zegt dat hij nog in Duitsland zit en dat ze er aan komen.
Verdachte: Zegt dat wanneer NN-man aankomt hij de verdachte moet bellen.
NN-man: Is goed. [258]
Gesprek 6 (7 mei 2015)
Op 7 mei 2015 om 13.38 uur belt de verdachte met een NN-man:
NN-man: Ben naar je onderweg omdat ik van je broer gehoord heb dat er nog wat van Amnus is.
Verdachte: Zegt dat het niet echt goed is maar NN-man kan komen kijken. Heeft wel een goeie Amnus in Zoetermeer liggen, maar die is een beetje duur. Ik heb Amnus voor vijf in Zoetermeer.
NN-man: Vijf is te veel en vraagt of de verdachte een betere prijs kan maken.
(…)
NN-man: Zegt dat hij er aan komt. [259]
Gesprek 7 (8 mei 2015)
Op 8 mei 2015 om 16.11 uur wordt de verdachte gebeld door een NN-man die van hetzelfde telefoonnummer gebruik maakt als de persoon die op 7 mei 2015 om 13.38 uur telefonisch contact had met de verdachte:
NN-man: Is er goeie Amnus?
Verdachte: Een goeie wat gewoon ermee door kan. De mooie is duur.
NN-man: Die mooie wat kost die?
Verdachte: Negenenveertig.
(…)
NN-man: Hoeveel meters zijn er van?
Verdachte: Vijf.
NN-man: Ben je op de plek waar ik gisteren naar je toe was gekomen?
Verdachte: Je moet even wachten dan ga ik bellen om te kijken of het al weg is of nog steeds daar is.
NN-man: Is goed. Laat het me nu weten. [260]
Gesprek 8 (8 mei 2015)
Op 8 mei 2015 om 16.24 uur wordt de verdachte gebeld door een NN-man:
Verdachte: Vertelt dat hij is opgelicht. Het is bewerkt.
(…)
Verdachte: Zegt dat NN-man moet komen dan gaat hij het koken en dan zal NN-man zien dat er olie uit komt. [261]
Om 16.31 uur heeft de verdachte met dezelfde persoon wederom een telefoongesprek:
Verdachte: Zegt dat hij NN-man twee topjes zal laten zien en die zal uitkoken. [262]
Duiding tapgesprekken met de verdachte
In de gesprekken 1, 4, 5, 6 en 7 wordt gesproken over Amnus. Gezien de verklaring van de verdachte dat Am een afkorting is voor het hennepsoort amnesia, is de rechtbank van oordeel dat amnus een verbastering daarvan is. Dit betekent dat voornoemde gesprekken gaan over hennep. De verdachte heeft verklaard dat PP ook een afkorting is voor een hennepsoort. Ook gesprek 2 gaat derhalve over hennep. De rechtbank heeft reeds eerder in dit vonnis overwogen dat kleintjes (gesprek 3) een aanduiding is voor hennepstekken (zie paragraaf 3.10.4). Ten slotte wordt in gesprek 8 nog gesproken over bewerkt, toppen en olie. Deze combinatie brengt de rechtbank tot de conclusie dat dit gesprek over het uitkoken van (bewerkte) toppen gaat.
Uit al deze gesprekken kan worden afgeleid dat de verdachte hennep in de aanbieding heeft dan wel dat zijn gesprekspartner hierom vraagt. Verder blijkt uit een aantal gesprekken dat de verdachte de hennep feitelijk voorhanden heeft en dat er een afspraak gemaakt wordt voor de bezichtiging dan wel aflevering van deze hennep. Ten slotte volgt uit een aantal telefoongesprekken de betrokkenheid van [medeverdachte 6] , die met de verdachte overleg voert over een koop (gesprekken 1 en 4), die ‘kleintjes’ besteld heeft (gesprek 3) dan wel de gesprekspartner van de verdachte erop geattendeerd heeft dat de verdachte amnesia heeft (gesprek 6).
Verder heeft [medeverdachte 6] op 20 april 2015 nog een serie gesprekken gevoerd met [medeverdachte 10] . In twee van die gesprekken is de verdachte de gesprekspartner, waaruit kan worden afgeleid dat tussen de verdachte en [medeverdachte 6] een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan (zie verder dossier [adres 7] (paragraaf 3.7)). Uit deze gesprekken kan worden afgeleid dat [medeverdachte 6] op 20 april 2015 twintig eenheden natte hennep(toppen) in de aanbieding heeft gedaan aan [medeverdachte 10] . Een derde heeft deze partij afgeleverd in Zoetermeer. [medeverdachte 10] komt naar Zoetermeer om (de kwaliteit van) deze natte hennep(toppen) te beoordelen. Uit de zendmastgegevens volgt dat [medeverdachte 10] , nadat hij in Zoetermeer gearriveerd is, contact opneemt met de verdachte om een prijsafspraak te maken. [medeverdachte 10] laat weten geld te gaan halen. Later op de middag neemt [medeverdachte 10] contact op met de verdachte om een afspraak te maken voor de betaling en hij laat vervolgens aan [medeverdachte 6] weten dat hij onderweg is.
Conclusie hennep (feit 1)
Uit voorgaande tapgesprekken volgt dat de verdachte zich in de periode 21 februari 2015 – 8 mei 2015 heeft bezig gehouden met de handel in hennep vanuit zijn
growshopin Zoetermeer. Alles duidt erop dat de verdachte zijn handelsactiviteiten heeft uitgebreid van [adres 11] in Den Haag naar [adres 8] in Zoetermeer.
Nu uit de tapgesprekken kan worden opgemaakt dat de handelsactiviteiten hebben voortgeduurd tot kort voor het moment van de doorzoeking van 19 mei 2015 waarbij de hennep is aangetroffen, gecombineerd met de veelvuldige aanwezigheid van de verdachte in de
growshopin Zoetermeer in de periode februari – mei 2015, kan de in het bedrijfspand aangetroffen hennep naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als de handelsvoorraad van de verdachte. Bovendien had de verdachte als eigenaar/leidinggevende van de
growshopbeschikkingsmacht over de aldaar aanwezige goederen, inclusief de hennep(producten) in de keuken.
Nu de hoeveelheden aangetroffen en in beslag genomen hennep niet rechtstreeks te relateren zijn aan de hoeveelheid vermeld in de tenlastelegging, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op 19 mei 2015 in het bedrijfspand aan [adres 8] in Zoetermeer een hoeveelheid hennep aanwezig heeft gehad. Verder acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op dezelfde datum hennep heeft bewerkt nu er een aanzienlijke hoeveelheid knipresten in de vriezer lag, met de kennelijke bedoeling deze (verder) te bewerken tot
skuff.
Medeplegen met [medeverdachte 6]
De rechtbank overweegt dat uit voorgaande tapgesprekken (1, 3, 4 en 6 en de gesprekken met [medeverdachte 10] op 20 april 2015) kan worden afgeleid dat de verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 6] vanuit de
growshopin Zoetermeer heeft gehandeld in hennep. Voorts kan uit de gesprekken met [medeverdachte 10] van 20 april 2015 worden opgemaakt dat [medeverdachte 6] zelf vanuit de
growshopin Zoetermeer gehandeld heeft in hennep en deze hennep aldaar aanwezig heeft gehad. In haar oordeel heeft de rechtbank ook laten meewegen dat de verdachte en [medeverdachte 6] in dezelfde periode vanuit [adres 11] hebben gehandeld in hennep. Dit betekent dat de [medeverdachte 6] evengoed beschikkingsmacht heeft gehad over de op 19 mei 2015 aangetroffen hennep, zodat hij ook als medepleger voor het aanwezig hebben en bewerken van deze hennep kan worden aangemerkt.
Verder acht de rechtbank ook bewezen dat [medeverdachte 6] betrokken is geweest bij de bedrijfsvoering van de
growshopin Zoetermeer. [medeverdachte 6] heeft als verkoper/baliemedewerker in de
growshopvan de verdachte aan [adres 11] in Den Haag gewerkt. Op basis van getuigenverklaringen en tapgesprekken kan deze samenwerking als nauw en hecht worden gekwalificeerd, waarbij de verdachte [medeverdachte 6] afwisselend belast waren met de verkoop vanuit de
growshop. Tevens hebben de verdachte en [medeverdachte 6] parallel hieraan vanuit de panden aan [adres 11] gezamenlijk gehandeld in hennep. Deze handelsactiviteiten hebben zij uitgebreid naar de
growshopin Zoetermeer, zoals hierboven overwogen.
Dat [medeverdachte 6] in de maanden april en mei 2015 regelmatig in de
growshopin Zoetermeer aanwezig geweest is, blijkt uit het onderzoek naar de historische verkeergegevens van een van de aan hem toebehorende telefoonnummers. Het telefoonnummer van [medeverdachte 6] heeft op 4 april 2015 3 keer, [263] in de tweede helft van de maand april 2015 146 keer, [264] op 3 mei 2015 3 keer [265] en op 6 mei 2015 3 keer [266] gebruik gemaakt van de zendmast aan de W. von Siemensstraat 1 in Zoetermeer. [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij wel eens in het pand aan de [adres 8] in Zoetermeer kwam. [267] De combinatie van de verklaring van [medeverdachte 6] met de zendmastgegevens brengt de rechtbank tot de conclusie dat [medeverdachte 6] in – met name – de tweede helft van april 2015 en begin mei 2015, in ieder geval kort voor de datum waarop de politie de goederen heeft aangetroffen, in het pand aan [adres 8] 15 in Zoetermeer geweest is.
In deze periode heeft [medeverdachte 6] gesprekken gevoerd waarin gesproken wordt over grennies [268] (=moederplanten), bewerkt [269] (= bewerkte hennep) en P [270] (= een afkorting voor het hennepsoort
powerplant). Ook vraagt [medeverdachte 6] in een telefoongesprek met de verdachte waar hij moet opruimen, waarop de verdachte antwoordt daar waar plastic gelaten is. [medeverdachte 6] vraagt vervolgens of het de blauwe vuilniszakken betreft. [271] Voorts heeft [medeverdachte 6] op 20 april 2015 een aantal gesprekken met [medeverdachte 10] gevoerd over de levering van een partij natte hennep. Bij al deze gesprekken gebruikte het telefoonnummer van [medeverdachte 6] de zendmast aan de W. von Siemensstraat 1 in Zoetermeer. Deze combinatie van de zendmastgegevens en de verklaring van [medeverdachte 6] brengt de rechtbank tot de conclusie dat [medeverdachte 6] de gesprekken gevoerd heeft vanuit het pand aan [adres 8] in Zoetermeer en aldaar ook hennep-gerelateerde gesprekken gevoerd heeft en werkzaamheden heeft verricht. De verklaring van [medeverdachte 6] dat hij uitsluitend naar het pand aan [adres 8] 15 in Zoetermeer ging om in een ruimte daarboven te chillen met zijn vriendin, acht de rechtbank gezien de inhoud van de tapgesprekken niet geloofwaardig.
Verder is nog van belang dat [medeverdachte 6] op 22 april 2015 op naam van [bedrijf 7] in Den Haag bij de [bedrijf 6] een bestelling heeft geplaatst voor negen filters, een 2.500 kuub softbox, twee pallets aarde, zwarte grijze zakken en één rol vijverfolie. De bestelling kost 1.807 euro. [medeverdachte 6] vraagt vervolgens of de bestelling kan worden bezorgd op de andere locatie, waarna hij het adres van de
growshopin Zoetermeer doorgeeft. [272] Tegen de achtergrond van het dossier moeten voornoemde goederen worden aangemerkt als
growshop-artikelen. Bij de politie heeft [medeverdachte 6] verklaard dat hij deze bestelling in opdracht van iemand anders geplaatst heeft. Hij kan zich verder niet herinneren voor wie of waarvoor de bestelde goederen bestemd zijn. [273] Dit laatste acht de rechtbank gezien de werkzaamheden van [medeverdachte 6] voor de
growshopaan [adres 11] ongeloofwaardig en deze verklaring is dan ook kennelijk bedoeld om zijn eigen aandeel in de bedrijfsvoering van de
growshopin Zoetermeer te minimaliseren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [medeverdachte 6] de bestelling ten behoeve van de
growshopin Zoetermeer geplaatst heeft. De rechtbank is van oordeel dat het plaatsen van een bestelling van meer dan 1.800 euro in de regel alleen gebeurt door personen die een nauwe betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering van een
growshophebben. Dat [medeverdachte 6] voor zijn activiteiten geen, althans geen geloofwaardige verklaring heeft gegeven maakt dat de rechtbank in dit geval ook niet tot een andere conclusie komt.
Uit al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat volgt dat ook [medeverdachte 6] nauw betrokken is geweest bij de bedrijfsvoering van de
growshopin Zoetermeer, en derhalve als medepleger de
growshop-artikelen aanwezig heeft gehad, te koop heeft aangeboden en heeft verstrekt. Hoewel het dossier wel aanwijzingen bevat dat ook nog andere personen bij de
growshopbetrokken zijn geweest, kan hun rol op het moment dat de goederen zijn aangetroffen (19 mei 2015) onvoldoende gespecificeerd worden. De rechtbank acht dan ook alleen het medeplegen met een ander – te weten [medeverdachte 6] – bewezen.
3.11
Afsluitende overwegingen ten aanzien van feit 1
Bij de beoordeling van de vraag of bewezen kan worden verklaard dat sprake is geweest van “een grote hoeveelheid” als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet zal de rechtbank aansluiten bij hetgeen daaromtrent in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat tot invoering van deze bepaling heeft geleid is opgemerkt. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een grote hoeveelheid hennep(planten), nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat het bij deze panden gaat om meer dan 200 hennepplanten of om meer dan 500 gram hennep(toppen).
Voor de vaststelling of de verdachte handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf zal in ieder geval vast moeten komen te staan dat het handelen van de verdachte valt aan te merken als een economische activiteit van een zekere stelselmatigheid en duurzaamheid, gericht op het behalen van winst. Bij de panden, zoals hierboven bij de verschillende zaaksdossiers is besproken, was sprake van een gedegen of zelfs professionele inrichting, grote aantallen hennepplanten of een grote hoeveel te bewerken henneptoppen. Uit de dossiers, in samenhang beschouwd, kan voorts worden afgeleid dat de (stekken)kwekerijen en de hennepdrogerij waren ingebed in een wijder verband van gerichte investering en productafzet, waarbij de panden aan [adres 11] te Den Haag als handelscentrum fungeerden. Gelet op de rol die verdachte heeft gespeeld bij deze activiteiten, zoals blijkt uit de tapgesprekken en de verklaringen van de getuigen, de frequentie van de werkzaamheden en het aantal panden waarbij verdachte betrokken is geweest, is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze feiten heeft gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Feit 2 de invoer van hennep
De rechtbank verwijst naar paragraaf 3.4 voor de behandeling van feit 2.
Feit 3 deelname (al dan niet als leider) aan een criminele organisatie
3.12
Zaaksdossier 140
3.12.1
Inleiding
Aan de verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 1 november 2013 tot en met 19 mei 2015 heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft misdrijven te plegen, namelijk het overtreden van de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en/of artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast wordt de verdachte cumulatief/alternatief verweten in de periode van 1 maart 2015 tot en met 19 mei 2015 deel te hebben genomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, en/of artikel 11a van de Opiumwet.
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging zo dat de opsteller daarvan heeft bedoeld dat er sprake is van één organisatie die onder de strafbaarstelling van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht valt en sinds de invoering van artikel 11b van de Opiumwet op 1 maart 2015 ook onder de strafbaarstelling van dat laatste artikel.
3.12.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard de periode van 11 februari 2014 tot en met 19 mei 2015.
3.12.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van een organisatie, omdat er niet kan worden gesproken van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband gelet op de wisselende samenstelling. Ook kan niet gezegd worden dat er een bepaalde organisatiegraad of taakverdeling bestaat. Ten slotte heeft de verdediging betoogd dat de leidende rol van de verdachte onvoldoende onderbouwd is om tot een bewezenverklaring te komen.
3.12.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Om de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie, zal de rechtbank de volgende vragen moeten beantwoorden:
Is er sprake van een organisatie?
Heeft die organisatie tot oogmerk het plegen van misdrijven?
Heeft de verdachte deelgenomen aan die criminele organisatie?
De rechtbank zal per vraag eerst het juridisch kader schetsen om vervolgens de vraag te beantwoorden.
Is er sprake van een organisatie?
Met een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en 11b (11a oud) van de Opiumwet wordt bedoeld een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat men moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (vgl. ECLI:NL:HR:2010:BK5193, r.o. 4.3).
Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken (vgl. ECLI:NL:HR:2007:BA0502, r.o. 3.4).
Naarmate samenwerking inniger en duurzamer is, zal eerder aan het vereiste van een samenwerkingsverband met een zekere structuur zijn voldaan. Een dergelijk samenwerkingsverband kan toevallig en in de loop der tijd ontstaan, omdat men "werkendeweg" ontdekt dat men een gezamenlijk doel heeft waarvan de realisering met duurzame samenwerking gediend is. Zo'n samenwerkingsverband is niet afhankelijk van regels, uitdrukkelijke afspraken of hiërarchische verhoudingen, maar kan heel wel duurzaam zijn en aan het werken aan een gemeenschappelijk doel een bepaalde structuur ontlenen (vgl. de conclusie van AG Vellinga bij ECLI:HR:2010:BK5193, par. 28).
Is van een lossere vorm van samenwerking sprake - geen vaste deelnemers aan het samenwerkingsverband, de deelnemers kennen elkaar maar ten dele - dan zal met name het vereiste van het samenwerkingsverband kunnen meebrengen dat ook de onderlinge verhouding tussen de deelnemers of enkele daarvan aan het samenwerkingsverband enige structuur geeft (vgl. de conclusie van AG Vellinga bij ECLI:HR:2010:BK5193, par. 29). Het feit dat twee personen van een groep gedurende ongeveer dezelfde tijd in een gestructureerd verband hebben samengewerkt, wordt voldoende geacht om ook de overige personen van die groep te beschouwen als behorend tot de organisatie, zonder dat van hen een dergelijke structuur in de samenwerking wordt vastgesteld (vgl. Hof Amsterdam 17 december 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BO7690, r.o. 3.1.3.1 en HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134, r.o. 4.5).
Bij de beantwoording of er in het onderhavige geval sprake is van een organisatie slaat de rechtbank acht op hetgeen eerder met betrekking tot de zaaksdossiers Kijcker, Ambacht, Hélécine, Nunspeet, Zoetermeer en [bedrijf 7] (met de daarbij behorende deelonderzoeken) inclusief de daarbij in voetnoten genoemde bewijsmiddelen is overwogen en geoordeeld. Uit deze dossiers volgt dat de verdachte veelvuldig heeft samengewerkt met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en (zij het in mindere mate) met [medeverdachte 4] . Deze samenwerking volgt uit het vele contact, zowel in persoon als telefonisch, tussen de verdachte en [medeverdachte 2] , tussen de verdachte en [medeverdachte 6] en (wederom in mindere mate) tussen de verdachte en [medeverdachte 4] , waarbij er overleg wordt gevoerd over de (voortgang van) allerlei activiteiten. Ook het dossier Internationaal bevat sterke aanwijzingen dat de verdachte en [medeverdachte 2] overleg voeren over het opzetten van een of meer hennepkwekerijen in Spanje.
Opvallend is voorts dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] in de onderzoeksperiode gebruik maken van vijf verschillende telefoonnummers en de verdachte van maar liefst zestien verschillende telefoonnummers. Deze telefoonnummers werden niet alleen in de periode na elkaar gebruikt, maar ook tegelijkertijd. Ondanks die wisselende telefoonnummers weten [medeverdachte 2] , de verdachte, [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] elkaar zeer frequent te bereiken. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt ook uit dit aspect de verwevenheid van de groep. Bovendien kan uit de voornoemde dossiers worden opgemaakt dat de verdachte, [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] regelmatig aanwezig waren op [adres 11] in Den Haag en dat op deze locatie stekken werden afgeleverd, benodigdheden voor hennepkwekerijen werden afgenomen en een deel van hennephandel plaatsvond. De locatie [adres 11] kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als het centrum van de activiteiten van het samenwerkingsverband.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat van een samenwerkingsverband zoals hierboven beschreven - en daarmee van een organisatie - sprake is geweest. Deze organisatie bestond uit de verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] .
Heeft de organisatie tot oogmerk het plegen van misdrijven?
Voor een bewezenverklaring van artikel 140 Sr is verder vereist dat de organisatie het oogmerk moet hebben om misdrijven te plegen. Met het oogmerk wordt primair gedoeld op het naaste doel: datgene dat men zich als direct gewild voorstelt (vgl. ECLI:NL:GHDHA:2015:1082, r.o. 10.6.1.1.2.).
Voor het bewijs van het oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (vgl. ECLI:NL:HR:2007:BA0502, r.o. 3.4).
Ook bij de beantwoording van deze vraag slaat de rechtbank acht op hetgeen in dit vonnis eerder met betrekking tot de zaaksdossiers is overwogen en geoordeeld. Daaruit volgt dat de verdachte steeds (samen met anderen) betrokken is bij het bewerken of verwerken (zaaksdossier Kijcker en Ambacht), telen (zaaksdossier Ambacht en Helecine), afleveren en verstrekken (zaaksdossier Ambacht, Zoetermeer en [bedrijf 7] ) en aanwezig hebben van hennep. Ook in zaaksdossiers, waar de verdachte niet direct bij betrokken is, komt hij voor als leverancier van goederen vanuit de
growshop[bedrijf 7] of [bedrijf 4] (zaaksdossier Wattstraat) of wordt met hem contact gezocht voor het inwinnen van advies of omtrent de justitiële afhandeling van een locatie (zaaksdossiers Bloem en Kijcker). In zaaksdossier Ambacht is geconstateerd dat er sprake is van diefstal van elektriciteit door middel van illegale aansluitingen, waardoor afgenomen elektriciteit niet werd geregistreerd. [274] Ook in andere zaaksdossiers waar de organisatie bij betrokken is, zoals Nunspeet [275] en Vier Heemskinderen [276] , is sprake van diefstal van elektriciteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat het kweken van hennepplanten vaak gepaard gaat met diefstal van elektriciteit om de kosten te drukken en de kans op ontdekking te verkleinen. Vanaf 1 maart 2015 heeft de organisatie zich voorts gericht op het in strijd met het
growshop-verbod aanwezig hebben, te koop aanbieden en verstrekken van artikelen bestemd voor grootschalige teelt van hennep. [medeverdachte 6] heeft een actieve rol in de bedrijfsvoering van deze
growshopgehad.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het oogmerk van de organisatie gericht was op het telen, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van hennep en de diefstal van stroom en vanaf 1 maart 2015 op het aanwezig hebben, te koop aanbieden en verstrekken van
growshop-artikelen.
Heeft de verdachte deelgenomen aan de criminele organisatie?
Vooropgesteld moet worden dat van deelneming aan een criminele organisatie slechts dan sprake kan zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk (vgl. ECLI:NL:HR:2015:264, r.o. 4.3).
Elke dergelijke bijdrage, ook wel deelnemingshandeling genoemd, aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BW5132, r.o. 2.2.3, 2.3 en 2.4). Voorbeelden daarvan zijn het verlenen van geldelijke bijdragen of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de organisatie (vgl. artikel 140 lid 4 Wetboek van Strafrecht).
Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Enig vorm van opzet op de door de organisatie concreet beoogde concrete misdrijven is niet vereist (vgl. ECLI:NL:HR:2002:AE5651, r.o. 3.3).
De deelnemingshandelingen
Gelet op het zaaksdossier 140 onderscheidt de rechtbank de volgende deelnemingshandelingen:
A. Het zoeken naar geschikte locaties;
B. Het inrichten van de kwekerij/stekkenkwekerij/drogerij (verder ook: henneplocaties);
C. Het werken in de kwekerij/stekkenkwekerij/drogerij (verzorging planten, knippen etc.);
D. Het vervoeren/verhandelen/leveren van - al dan niet zelf geproduceerde - hennepproducten, zoals planten, stekken en geoogste producten;
E. Het verhandelen/leveren van goederen ten behoeve van de teelt en/of verwerking van hennep.
Gelet – wederom - op hetgeen eerder over de zaaksdossiers Kijcker, Ambacht, Hélécine, Nunspeet, Zoetermeer en [bedrijf 7] (met de daarbij behorende deelonderzoeken) is overwogen en de daarbij in voetnoten genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de volgende deelnemingshandelingen heeft gepleegd:
A. Het zoeken naar geschikte locaties
In zaaksdossier Hélécine is het de verdachte die [medeverdachte 2] in contact brengt met ene ‘ [persoon 19] ’ waarna er een henneplocatie in Hélécine wordt opgebouwd. Gelet op de aangetroffen henneplocatie en hetgeen hierboven is overwogen over het oogmerk van de organisatie is het aannemelijk dat de verdachte zich bezig heeft gehouden met het zoeken naar een geschikte henneplocatie.
B. Het inrichten van de kwekerij/stekkerij/drogerij (verder ook: henneplocaties)
Uit zaaksdossier Kijcker volgt dat de verdachte samen met (onder meer) [medeverdachte 2] bezig is geweest met het opbouwen van de hennepdrogerij aan [adres 2] in De Lier. Uit zaaksdossier Hélécine volgt dat de verdachte samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de aangetroffen hennepkwekerij in Hélécine heeft ingericht. Daarbij heeft de verdachte veelvuldig contact onderhouden over de levering van de benodigde spullen, heeft hij die spullen ook geleverd en is hij in de opbouwfase ook naar België gereisd om de elektrische installatie aan te leggen en – iets – later om een probleem met die elektrische installatie op te lossen. Zo ook in zaaksdossier Ambacht waar op instructie van de verdachte een kapotte ontvochtiger naar hem wordt teruggebracht.
C. Het werken in de kwekerij/stekkerij/drogerij (verzorging planten, knippen etc.)
Hoewel uit geen van de zaaksdossiers in het onderzoek Adusta rechtstreeks kan worden afgeleid dat de verdachte zelf in een kwekerij heeft gewerkt, blijkt uit zaaksdossiers Hélécine, Ambacht en Nunspeet dat hij wel als vraagbaak voor anderen dient met betrekking tot de verzorging van de hennepplanten. Voor wat betreft zaaksdossier Ambacht wordt, mede gelet op die betrokkenheid daarbij ook het medeplegen van het kweken van hennepstekken bewezenverklaard.
D. Het vervoeren/verhandelen/leveren van - al dan niet zelf geproduceerde - hennepproducten, zoals planten, stekken en geoogste producten
Uit zaaksdossier Ambacht volgt dat er veelvuldig contact is tussen de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] over de levering van op de [adres 5] geteelde hennepstekken. Uit zaaksdossier Hélécine volgt dat de verdachte 32 eenheden natte hennep, die in de kwekerij in Hélécine geteeld is, vanuit België naar Nederland heeft vervoerd en deze vervolgens in samenwerking met [medeverdachte 6] heeft verhandeld. Het duidelijkst volgt het veelvuldig verhandelen of leveren van hennepproducten echter uit zaaksdossier [bedrijf 7] en de daarbij behorende deelonderzoeken, en het zaaksdossier Zoetermeer. Die twee locaties zijn, zoals hiervoor reeds is overwogen, naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als de handelscentra van de organisatie.
E. Het verhandelen/leveren van goederen ten behoeve van de teelt en/of verwerking van hennep
Uit zaaksdossiers Zoetermeer en [bedrijf 7] en de daarbij behorende deelonderzoeken volgt dat de verdachte, samen met [medeverdachte 6] , zich bezig heeft gehouden met de handel van goederen ten behoeve van de teelt en verwerking van hennep. Ook uit zaaksdossiers Hélécine en Nunspeet volgt dat anderen gebruik maken van de goederen die de verdachte kan leveren.
Conclusie
Gelet op al hetgeen hierboven is weergegeven acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Het feit dat de verdachte kennis draagt van het oogmerk van deze criminele organisatie, blijkt uit het feit dat zijn handelen veelal direct gericht is op dit oogmerk. De rechtbank stelt nog vast dat de organisatie werkzaam was in de volledige productieketen hennep: van het leveren van goederen ten behoeve van hennepkwekerijen tot eigen hennep(stekken)kwekerijen, drogerijen en de handel in stekken, natte en droge hennep en hennepproducten zoals hasjiesj, marihuana en
skuff. Ten aanzien van de periode acht de rechtbank bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen gedurende de periode van 11 november 2013 (zaaksdossier Kijcker) tot en met 19 mei 2015 (aanhouding van alle verdachten, tevens de dag waarop op diverse locaties hennep is aangetroffen). Er is sprake van één organisatie die onder de strafbaarstelling van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en sinds de invoering van artikel 11b van de Opiumwet op 1 maart 2015 ook onder de strafbaarstelling van dat laatste artikel valt. Omdat artikel 11b van de Opiumwet een specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht betreft zal de rechtbank bij de kwalificatie bepalen dat de verdachte tot en met 28 februari 2015 zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en vanaf 1 maart 2015 zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 11b van de Opiumwet.
De vraag die resteert is of de verdachte kan worden aangemerkt als leider van de criminele organisatie. Uit zaaksdossiers Ambacht en Hélécine volgt dat [medeverdachte 2] in overwegende mate kan worden gezien als ondergeschikt aan de verdachte. Hoewel [medeverdachte 2] enig initiatief zeker niet kan worden ontzegd, was het vaak [medeverdachte 2] die contact zocht met de verdachte met het oog op de uitvoering van de werkzaamheden. [medeverdachte 2] vroeg de verdachte om hulp of advies (Bloem, Kijcker, Hélécine) en stelde hem op de hoogte van allerlei ontwikkelingen, ook als er iets mis was gegaan (Kijcker, Hélécine). Ook volgt uit [adres 5] dat [medeverdachte 4] eveneens verantwoording aflegt aan de verdachte. Uit Vier Heemskinderen blijkt dat [medeverdachte 4] pas na goedkeuring door de verdachte op naam van [bedrijf 7] goederen bij HGP kan bestellen. [277] Verder staat [medeverdachte 6] in een ondergeschikte rol ten opzichte van de verdachte in de
growshopsaan Dekkershoek en in Zoetermeer. Ook voor de hennephandel vanuit deze locaties heeft te gelden dat er tussen de verdachte en [medeverdachte 6] een hiërarchische verhouding heeft bestaan. De rechtbank concludeert dat de verdachte kan worden aangemerkt als leider van de criminele organisatie.
Feit 4 voorbereidingshandelingen ten behoeve van hennepteelt
De rechtbank verwijst naar paragraaf 3.10 voor de behandeling van feit 2.
3.13
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode van 11 november 2013 tot en met 19 mei 2015 te Den Haag en Zoetermeer en De Lier en Pijnacker en Honselersdijk en
Hélécine(België),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, opzettelijk heeft geteeld en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid hennep en/of een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) en/of marihuana, te weten
- In een pand aan [adres 2] te De Lier 6350 gram henneptoppen en
- In een pand aan [adres 3] te
Hélécine(België) hennepplanten en
- In een pand aan [adres 5] te Pijnacker 278 hennepplanten en 5207 hennepstekken en
- In een personenauto van het merk Opel, type Astra, voorzien van het kenteken [kenteken] , 380 hennepstekken en
- In een pand aan [adres 8] te Zoetermeer een grote hoeveelheid henneptoppen en
- In een pand aan [adres 1] te
Honselersdijkeen grote hoeveelheid van in totaal 901,1 gram henneptoppen en marihuana en hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) en
- In een pand aan [adres 9] te Den Haag een grote hoeveelheid van in totaal 5637 gram hennep en marihuana en 12 vrouwelijke hennepplanten en
- In een pand aan [adres 10] te Den Haag een grote hoeveelheid van in totaal 6012,8 gram hennep en hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde hennep en hasjiesj en marihuana, telkens middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 16 april 2015 in Nederland opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 11 november 2013 tot en met 19 mei 2015 te Den Haag en De Lier en Zoetermeer en Pijnacker en Honselersdijk en Sassenheim en
Hélécine(België),
opzettelijk als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte, en meer natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het overtreden van
- artikel 3 Opiumwet en artikel 11 tweede en derde en vijfde lid Opiumwet, te weten het al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf telkens opzettelijk telen en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennepplanten en delen daarvan en hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) en marihuana, zijnde telkens middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II en
- artikel 310 Wetboek van Strafrecht, te weten het met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van stroom, geheel of ten dele toebehorende aan anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
en
hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 19 mei 2015 te Den Haag en De Lier en Pijnacker en Zoetermeer en Honselersdijk en Sassenheim en Hélécine (België) opzettelijk als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte, en meer natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, en artikel 11a van de Opiumwet, te weten
- (ten aanzien van artikel 11 derde en/of vijfde lid Opiumwet) het al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf telkens opzettelijk telen en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren van grote hoeveelheden hennepplanten en delen daarvan en hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde telkens middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II en
- ( ten aanzien van artikel 11a Opiumwet) het te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken
envoorhanden hebben van stoffen of voorwerpen, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, strafbaar gestelde feiten;
4.
hij op 19 mei 2015 te Zoetermeer voorwerpen, te weten:
- koppelstukken en
- stekpluggen en
- kartonnen dozen en
- strijkijzers en
- waterslangen en
- stroomkabels en
- stekkerdozen en
- klimaatsystemen en
- elektrische kachels en
- ventilatoren en
- plastic plantenpotten en
- voedingsbodems en
- substraatblokjes en
- elektriciteitssnoeren en
- tijdschakelaars en
- lucht- of afzuigslangen en
- koolstoffilters en
- verwarmingselementen en
- luchtbehandelingsapparaten,
bestemd tot het plegen van feiten strafbaar gesteld in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, te koop
heeftaangeboden en verstrekt en voorhanden
heeftgehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
samenloop van in de uitoefening van beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van dit middel, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van dit middel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3 in de periode van 11 november 2013 tot en met 28 februari 2015:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van feit 3 in de periode van 1 maart 2015 tot en met 19 mei 2015:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid, en artikel 11a van de Opiumwet;
ten aanzien van feit 4:
Het te koop aanbieden, verkopen, verstrekken, en voorhanden hebben van voorwerpen waarvan hij weet dat zij bestemd zijn voor het plegen van een in art. 11 lid 3 en 5 van de Opiumwet strafbaar gesteld feit.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van al het hem ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met het maatschappelijk debat ten aanzien van de legalisering van softdrugs. Het is niet ondenkbaar dat softdrugs in de nabije toekomst in Nederland gelegaliseerd zullen worden, wat zou betekenen dat hennepteelt en hennephandel niet meer, of in ieder geval minder, strafbaar zouden zijn. De verdediging zou het, ook in het licht van de gezinssituatie van verdachte, passend achten om de verdachte uitzicht te geven op vrijlating in 2016.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep gedurende een aanzienlijke periode in een hennepkwekerij en een hennepstekkenkwekerij. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het verwerken van hennep in twee hennepdrogerijen, het (medeplegen van het) aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep op vijf locaties. Het betrof hier grote hoeveelheden hennep en verdachte heeft deze activiteiten ontplooid in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de invoer van een hoeveelheid hennep en het opzettelijk voorhanden hebben van voorwerpen, die bestemd zijn voor de grootschalige en/of beroeps- dan wel bedrijfsmatige hennepteelt. Verdachte heeft in deze periode bovendien deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich gedurende een aanzienlijke periode bezig heeft gehouden met hennepteelt, diefstal van elektriciteit, de handel in hennep en het exploiteren van een growshop. Binnen deze criminele organisatie vervulde verdachte een leidersrol. Hij was betrokken bij de activiteiten in een groot aantal panden, onderhield contacten met (de meeste van) de andere verdachten waarbij hij hen aanstuurde en van advies voorzag. Hij werd door de medeverdachten bij vrijwel alle fases van het kweekproces (en zelfs daarna) in de verschillende panden betrokken.
De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan. De uit hennepplanten verkregen stof is bij regelmatig gebruik schadelijk voor de gebruikers. Bovendien veroorzaken hennepkwekerijen overlast en gevaar voor de omgeving. Verdachte heeft zich aan dit alles echter niets gelegen laten liggen en heeft kennelijk alleen uit financieel gewin gehandeld. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hennepteelt ook maatschappelijk nog altijd onaanvaardbaar is, omdat deze direct en indirect de oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Dit is te meer het geval indien de hennepteelt – zoals hier het geval was – buiten de reguliere en legale economie om wordt uitgeoefend.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte gedateerd 21 mei 2015. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland betreffende de verdachte, gedateerd 17 november 2015. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke straf conform de ernst van de tenlastelegging. Toezicht, bijzondere voorwaarden en behandelingen zijn niet geïndiceerd. Het recidiverisico wordt laag tot gemiddeld geschat.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. De rechtbank ziet, gelet op het advies van de reclassering, geen aanleiding om een gedeelte van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van een aantal aan hem tenlastegelegde feiten is de duur van de straf, indien verdachte in aanmerking komt voor een voorwaardelijke invrijheidstelling, korter dan door de officier van justitie is gevorderd.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp (een geldbedrag groot 11.260,00 euro) zal worden verbeurdverklaard en dat de onder 2 en 3 genummerde voorwerpen (twee computers) zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van de twee computers en het geldbedrag. Ten aanzien van het geldbedrag heeft de verdediging betoogd dat een substantieel gedeelte van het bedrag afkomst is van de bruiloft van de broer van de verdachte. Verbeurdverklaring zou een dubbele bestraffing betekenen, nu de verdachte een ontneming te wachten staat.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten een geldbedrag groot 11.260,00 euro, verbeurdverklaren. Dit geldbedrag is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien het aan de verdachte toebehoort en geheel of grotendeels door middel van de bewezenverklaarde strafbare feiten is verkregen. Uit het strafdossier blijkt immers genoegzaam dat de verdachte met de handel in hennep geld heeft verdiend. Het verweer dat een substantieel deel van het geld afkomstig zou zijn van de bruiloft van [medeverdachte 6] is op geen enkele wijze door de verdediging aannemelijk gemaakt, zodat dit verweer wordt gepasseerd.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman, dat verbeurdverklaring een dubbele bestraffing zou betekenen, nu de verdachte een ontneming te wachten staat, merkt de rechtbank op dat bij een eventuele oplegging van een betalingsverplichting in een ontnemingsprocedure doorgaans rekening wordt gehouden met reeds verbeurdverklaarde geldbedragen.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 2 en 3 genummerde voorwerpen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 3, 11, 11a en 11b van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigende bewezen dat de verdachte het
onder 1tenlastegelegde feit, voor zover dit ziet op de panden [adres 16] te Alphen aan den Rijn, [adres 6] te Den Haag en [adres 7] te Sassenheim, heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de
onder 1, voor zover dit ziet op de panden [adres 2] te De Lier, [adres 3] te Hélécine, [adres 5] te Pijnacker, de Opel Astra [kenteken] , [adres 8] te Zoetermeer, [adres 1] te Honselersdijk, [adres 9] te Den Haag en [adres 10]
, 2, 3 en 4tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
samenloop van in de uitoefening van beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van dit middel, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van dit middel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3 in de periode van 11 november 2013 tot en met 28 februari 2015:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van feit 3 in de periode van 1 maart 2015 tot en met 19 mei 2015:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid, en artikel 11a van de Opiumwet;
ten aanzien van feit 4:
Het te koop aanbieden, verkopen, verstrekken, en voorhanden hebben van voorwerpen waarvan hij weet dat zij bestemd zijn voor het plegen van een in art. 11 lid 3 en 5 strafbaar gesteld feit;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven onder 3.13 is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een geldbedrag groot 11.260,00 euro;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 2 en 3 genummerde voorwerpen, te weten: vier computers.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rootring, voorzitter,
mr. R.C. Hartendorp, rechter,
mr. N.F.H. van Eijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J. Alsemgeest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 februari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het genoemde zaaksdossier, onderdeel van onderzoek Adusta met het nummer 2014 029645, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen.
2.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier Kijcker, blz. 21-22.
3.Proces-verbaal team forensische Opsporing/Narcotica, zaaksdossier Kijcker, blz. 38.
4.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier Kijcker, blz. 25-26.
5.Geschrift, huurovereenkomst, zaaksdossier Kijcker, blz. 12-15.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, zaaksdossier Kijcker, blz. 9-11.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige met bijlagen, zaaksdossier Kijcker, blz. 189-198.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] , zaaksdossier Kijcker, blz. 323-329.
9.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier Kijcker, blz. 25-26.
10.Geschrift, bekeuring, zaaksdossier Kijcker, blz. 72.
11.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier Kijcker, blz. 107.
12.Geschrift, rapportage Nederlands Forensisch Instituut, zaaksdossier Kijcker, blz. 111.
13.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier Kijcker, blz. 183.
14.Proces-verbaal van bevindingen, verdachtendossier [medeverdachte 2] , blz. 4-8.
15.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , zaaksdossier Kijcker, blz. 238.
16.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier Kijcker, blz. 158
17.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier Kijcker, blz. 25
18.Proces-verbaal identificatie, verdachtendossier [medeverdachte 1] , blz. 13.
19.Proces-verbaal identificatie, verdachtendossier [medeverdachte 1] , blz. 7.
20.Proces-verbaal van bevindingen, verdachtendossier [medeverdachte 2] , blz. 26.
21.Geschrift, tapgesprek d.d. 19 januari 2015, sessie 18, zaaksdossier Kijcker, blz. 236-237.
22.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , zaaksdossier Kijcker, blz. 238-245.
23.Proces-verbaal identificatie, verdachtendossier [medeverdachte 1] , blz. 7.
24.Geschrift, tapgesprek d.d. 13 februari 2015, sessie 561, zaaksdossier Kijcker, blz. 249.
25.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier Kijcker, blz. 250-251.
26.Proces-verbaal Team Forensische Opsporing / Narcotica van 4 december 2014, zaaksdossier Ambacht, blz. 178-183.
27.Proces-verbaal Team Forensische Opsporing / Narcotica van 19 juni 2015, zaaksdossier Ambacht, blz. 768.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2015, zaaksdossier Ambacht, blz. 109-111.
29.Proces-verbaal van observeren woensdag 20 augustus 2014, zaaksdossier Ambacht, blz. 52-53.
30.Geschrift, tapgesprek 12 november 2014, Sessienr. 1448, Zaaksdossier Ambacht, blz. 377.
31.Geschrift, tapgesprek 10 september 2014, Sessienr. 95, zaaksdossier Ambacht, blz. 423.
32.Verklaring [verdachte] ten terechtzittingen van 18 en 19 januari 2016.
33.Geschrift, tapgesprek 11 september 2014, Sessienr. 104, zaaksdossier Ambacht, blz. 424.
34.Geschrift, tapgesprek 8 oktober 2014, Sessienr. 348, zaaksdossier Ambacht, blz. 270.
35.Geschrift, tapgesprek 20 oktober 2014, Sessienr. 795, zaaksdossier Ambacht, blz. 320.
36.Geschrift, tapgesprek 19 november 2014, Sessienr. 1596, zaaksdossier Ambacht, blz. 387.
37.Geschrift, tapgesprek 14 september 2014, Sessienr. 206, zaaksdossier Ambacht, blz. 433.
38.Geschrift, tapgesprek 26 oktober 2014, Sessienr. 1019, zaaksdossier Ambacht, blz. 679.
39.Geschrift, tapgesprek 28 oktober 2014, Sessienr. 1074, zaaksdossier Ambacht, blz. 680.
40.Geschrift, tapgesprek 4 november 2014, Sessienr. 1217, zaaksdossier Ambacht, blz. 520, Tapgesprek 4 november 2014, Sessienr. 1225, zaaksdossier Ambacht, blz. 529, tapgesprek 4 november 2014, Sessienr. 1218, zaaksdossier Ambacht, blz. 521, tapgesprek 4 november 2014, Sessienr. 1230, zaaksdossier Ambacht, blz. 531, tapgesprek 4 november 2014, Sessienr. 189, zaaksdossier Ambacht, blz. 523, tapgesprek 4 november 2014, Sessienr. 191, zaaksdossier Ambacht, blz. 527.
41.Geschrift, tapgesprek 4 november 2014, Sessienr. 1233, zaaksdossier Ambacht, blz. 534, tapgesprek 4 november 2014, Sessienr. 1221, Zaaksdossier Ambacht, blz. 525, tapgesprek 4 november 2014, Sessienr. 1222, zaaksdossier Ambacht, blz. 526.
42.Geschrift, tapgesprek 11 oktober 2014, Sessienr. 448, zaaksdossier Ambacht, blz. 308.
43.Geschrift, tapgesprek 11 oktober 2014, Sessienr. 450, zaaksdossier Ambacht, blz. 309.
44.Geschrift, tapgesprek 2 december 2014, Sessienr. 103, zaaksdossier Ambacht, blz. 552.
45.Geschrift, tapgesprek 2 december 2014, Sessienr. 1846, zaaksdossier Ambacht, blz. 553.
46.Geschrift, tapgesprek 2 december 2014, Sessienr. 104, zaaksdossier Ambacht, blz. 554.
47.Geschrift, tapgesprek 2 december 2014, Sessienr. 317, zaaksdossier Ambacht, blz. 555.
48.Geschrift, tapgesprek 3 januari 2015, Sessienr. 2614, zaaksdossier Ambacht, blz. 563.
49.Proces-verbaal van bevindingen met als bijlage een proces-verbaal Federale Recherche van Waals-Brabant – 3924 PVnr. 002686.2015, zaaksdossier Hélécine, blz. 60-73.
50.Proces-verbaal Federale Recherche van Waals-Brabant – 3924 PVnr 002686/2015, zaaksdossier Hélécine, blz. 30 e.v.
51.Algemeen proces-verbaal 0/OPV, zaaksdossier Hélécine, blz. 26.
52.Proces-verbaal, verdachtendossier [medeverdachte 2] , blz. 26.
53.Geschrift, tapgesprek d.d. 15 december 2014, sessie 2215, zaaksdossier Hélécine, blz. 221.
54.Geschrift, tapgesprek d.d. 15 december 2014, sessie 2216, zaaksdossier Hélécine, blz. 222-223.
55.Algemeen proces-verbaal 0/OPV, zaaksdossier Hélécine, blz. 28.
56.Proces-verbaal, verdachtendossier [medeverdachte 1] , blz. 7.
57.Geschrift, tapgesprek d.d. 15 december 2014, sessie 2217, zaaksdossier Hélécine, blz. 224-225.
58.Geschrift, tapgesprek d.d. 15 december 2014, sessie 2231, zaaksdossier Hélécine, blz. 227.
59.Proces-verbaal observeren, zaaksdossier Hélécine, blz. 4.
60.Algemeen proces-verbaal 0/OPV, zaaksdossier Hélécine, blz. 26.
61.Geschrift, tapgesprek d.d. 18 december 2015, sessie 2300 en 2307, zaaksdossier Hélécine, blz. 231-232.
62.Geschrift, tapgesprek d.d. 18 december 2015, sessie 2313, zaaksdossier Hélécine, blz. 234-235.
63.Geschrift, tapgesprek d.d. 18 december 2015, sessie 2319, zaaksdossier Hélécine, blz. 236.
64.Geschrift, tapgesprek d.d. 20 december 2015, sessie 2393, zaaksdossier Hélécine, blz. 246; Proces-verbaal van bevindingen ANPR gegevens, zaaksdossier Hélécine, blz. 46-48.
65.Geschrift, tapgesprek d.d. 21 december 2015, sessie 2409, zaaksdossier Hélécine, blz. 247.
66.Proces-verbaal van bevindingen, verdachtendossier [verdachte] , blz. 39, 40 en 48.
67.Geschrift, tapgesprek d.d. 22 december 2014, sessie 2411, zaaksdossier Hélécine, blz. 248.
68.Geschrift, tapgesprek d.d. 22 december 2014, sessie 2417, zaaksdossier Hélécine, blz. 251.
69.Geschrift, tapgesprek d.d. 22 december 2014, sessie 2420, zaaksdossier Hélécine, blz. 252.
70.Algemeen proces-verbaal 0/OPV, zaaksdossier Hélécine, blz. 29-30.
71.Geschrift, tapgesprek d.d. 12 januari 2015, sessie 2800, zaaksdossier Hélécine, blz. 280.
72.Geschrift, tapgesprek d.d. 12 januari 2015, sessie 2808, zaaksdossier Hélécine, blz. 282.
73.Geschrift, tapgesprek d.d. 13 januari 2015, sessie 2827, zaaksdossier Hélécine, blz. 283-284.
74.Geschrift, tapgesprek d.d. 16 januari 2015, sessie 18, zaaksdossier Hélécine, blz. 286.
75.Geschrift, sms-gesprek d.d. 24 januari 2015, sessie 126, zaaksdossier Hélécine, blz. 289.
76.Geschrift, tapgesprek d.d. 30 januari 2015, sessie 337, zaaksdossier Hélécine, blz. 299.
77.Geschrift, tapgesprek d.d. 30 januari 2015, sessie 340, zaaksdossier Hélécine, blz. 301.
78.Geschrift, tapgesprek d.d. 30 januari 2015, sessie 342, zaaksdossier Hélécine, blz. 303.
79.Geschrift, tapgesprek d.d. 9 februari 2015, sessie 470, zaaksdossier Hélécine, blz. 304.
80.Geschrift, tapgesprek d.d. 10 februari 2015, sessie 472, zaaksdossier Hélécine, blz. 305.
81.Proces-verbaal van bevindingen, verdachtendossier [medeverdachte 2] , blz. 27.
82.Geschrift, tapgesprek d.d. 10 februari 2015, sessie 31, zaaksdossier Hélécine, blz. 306.
83.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier Hélécine, blz. 43.
84.Geschrift, sms d.d. 12 februari 2015, sessie 571, zaaksdossier Hélécine, blz. 309.
85.Geschrift, tapgesprek d.d. 12 februari 2015, sessie 526, zaaksdossier Hélécine, blz. 311.
86.Geschrift, tapgesprek d.d. 12 februari 2015, sessie 527, zaaksdossier Hélécine, blz. 312.
87.Proces-verbaal van bevindingen, verdachtendossier [verdachte] , blz. 118.
88.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier [bedrijf 7] , deelonderzoek Watt, blz. 68-73.
89.Proces-verbaal van bevindingen, verdachtendossier [medeverdachte 6] , blz. 3-4.
90.Geschrift, tapgesprek d.d. 16 april 2015 te 12.57 uur, sessie 5, zaaksdossier Hélécine, blz. 316.
91.Geschrift, tapgesprek d.d. 16 april 2015 te 13.00:03, sessie 667, zaaksdossier Hélécine, blz. 314-315.
92.Proces-verbaal onderzoek sluiertaal tapgesprekken, zaaksdossier Hélécine, blz. 74.
93.Geschrift, tapgesprek d.d. 16 april 2015, sessie 11, zaaksdossier Hélécine, blz. 318.
94.Geschrift, tapgesprek d.d. 16 april 2015, sessie 12, zaaksdossier Hélécine, blz. 319.
95.Proces-verbaal van bevindingen, verdachtendossier [medeverdachte 6] , blz. 3-4.
96.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier [bedrijf 7] , deelonderzoek Watt, blz. 68-73.
97.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier Hélécine, blz. 109-111.
98.Proces-verbaal van bevindingen, verdachtendossier [medeverdachte 2] , blz. 34.
99.Proces-verbaal van bevindingen, verdachtendossier [persoon 7] , blz. 24.
100.Geschrift, tapgesprek, sessie 635, zaaksdossier Hélécine, blz. 324.
101.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Hélécine, blz. 151.
102.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , zaaksdossier Hélécine, blz. 179.
103.Geschrift, tapgesprek 9 april 2015, sessienummer 222, zaaksdossier [bedrijf 7] -Tesselschade, blz. 1.
104.Proces-verbaal van bevindingen, verdachtendossier [verdachte] , blz. 118; Geschrift, tapgesprek 9 april 2015 (17.58 uur), sessienr. 233, zaaksdossier Hélécine, blz. 97 (gebruiker 0759 wordt ‘mijn [verdachte] ’ genoemd).
105.Geschrift, tapgesprek 9 april 2015, sessienummer 222, zaaksdossier [bedrijf 7] -Tesselschade, blz. 1.
106.Geschrift, tapgesprek 9 april 2015, sessienummer 232, zaaksdossier [bedrijf 7] – Tesselschade, blz. 2.
107.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 11] 9 april 2015, zaaksdossier [bedrijf 7] - Tesselschade, blz. 3-6; proces-verbaal van bevindingen observatie 9 april 2015, zaaksdossier [bedrijf 7] – Tesselschade, blz. 13.
108.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 9] , zaaksdosser [bedrijf 7] -Tesselschade, blz. 7.
109.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 9] , zaaksdossier [bedrijf 7] -Tesselschade, blz. 8-9; Proces-verbaal forensisch onderzoek, zaaksdossier [bedrijf 7] -Tesselschade, blz. 23-24.
110.Proces-verbaal van bevindingen sporenonderzoek, zaaksdossier [bedrijf 7] -Tesselschade, blz. 31-33; rapport dactyloscopisch onderzoek, zaaksdossier [bedrijf 7] -Tesselschade, blz. 34.
111.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier [bedrijf 7] – Tesselschade, blz. 25.
112.Proces-verbaal van bevindingen observatie 9 april 2015, zaaksdossier [bedrijf 7] -Tesselschade, blz. 13.
113.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier [bedrijf 7] -Tesselschade, blz. 25.
114.Proces-verbaal van bevindingen observatie 9 april 2015, zaaksdossier [bedrijf 7] -Tesselschade, blz. 13.
115.Geschrift, tapgesprek 9 april 2015, sessienummer 222, zaaksdossier [bedrijf 7] -Tesselschade, blz. 20-21.
116.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres 7] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 121 – 122; proces-verbaal van bevindingen henneptoppen [adres 7] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 123 – 124.
117.Proces-verbaal bevindingen [bedrijf 8] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 99 – 100 in combinatie met geschrift, tapgesprek 17 april 2015 (sessienummer 21), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 158.
118.Geschrift, tapgesprek 13 april 2015 (sessienummer 602), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 133.
119.Geschrift, tapgesprek 15 april 2015 (sessienummer 962), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 134.
120.Proces-verbaal van bevindingen herkenning [medeverdachte 10] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 112 en 113.
121.Geschrift, tapgesprek 15 april 2015 (sessienummer 977), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 135.
122.Geschrift, tapgesprek 15 april 2015 (sessienummer 978), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 136.
123.Geschrift, tapgesprek 15 april 2015 (sessienummer 979), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 136.
124.Geschrift, tapgesprek 15 april 2015 (sessienummer 987), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 137.
125.Geschrift, tapgesprek 15 april 2015 (sessienummer 629), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 138.
126.Geschrift, tapgesprek 15 april 2015 (sessienummer 631), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 139.
127.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 68-69.
128.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 650), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 140.
129.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 69-71.
130.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 659), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 141.
131.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 41), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 146.
132.Proces-verbaal van bevindingen, verdachtendossier [verdachte] , blz. 118.
133.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 54), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 147 – 150.
134.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 1034), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 150.
135.Proces-verbaal van bevindingen telefoonnummer 0946, verdachtendossier [medeverdachte 6] , blz. 14.
136.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 1035), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 151.
137.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 199), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 151.
138.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 1104), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 152.
139.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 1038), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 152.
140.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 229), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 153.
141.Proces-verbaal van observatie 17 april 2015, zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 83.
142.Proces-verbaal van observatie 17 april 2015, zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 83.
143.Proces-verbaal van observatie 17 april 2015, zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 84.
144.Geschrift, overzicht verschillende wietsoorten, zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 9 en 13; proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , zaaksdossier [bedrijf 7] – [verdachte] , blz. 66.
145.Geschrift, tapgesprek 20 april 2015 (sessienummer 1277), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 69.
146.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 21), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 167.
147.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 11] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 109.
148.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 1285), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 167.
149.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 11] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 110.
150.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 1286), zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 168.
151.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 11] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 111-112.
152.Proces-verbaal bevindingen observatie 21 april 2015, zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 115.
153.Proces-verbaal van bevindingen hennepresten, zaaksdossier &L – Watt, blz. 126 – 128.
154.Proces-verbaal van bevindingen dacty, zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 125; proces-verbaal onderzoek dacty, zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 264 – 266; proces-verbaal van bevindingen uitslag sporenonderzoek, zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 275.
155.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 11] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 225 en 228.
156.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , zaaksdossier [bedrijf 7] -Watt, blz. 185 i.c.m. proces-verbaal bevindingen, zaaksdossier [bedrijf 7] -Watt, blz. 206-208.
157.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , zaaksdossier [bedrijf 7] -Algemeen, blz. 266.
158.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Watt, blz. 178 i.c.m. proces-verbaal bevindingen, zaaksdossier [bedrijf 7] -Watt, blz. 204.
159.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 19 mei 2015, zaaksdossier Patrijs, blz. 3 en verder.
160.Proces-verbaal team Forensische opsporing / narcotica d.d. 22 mei 2015, zaaksdossier Patrijs, blz. 20 en verder.
161.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2016.
162.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 117 – 119.
163.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 120 – 123.
164.Proces-verbaal van verhoor [persoon 13] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 184 en verder.
165.Proces-verbaal van verhoor [persoon 13] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 204 en verder.
166.Proces-verbaal van verhoor [persoon 14] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 89.
167.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 12] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 276.
168.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] bij rechter-commissaris, randnummer 7.
169.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 378.
170.Proces-verbaal van [getuige 2] , zaaksdossier [adres 2] , blz. 327.
171.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 13] , zaaksdossier Bloem, blz. 480.
172.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 14] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 399-400.
173.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 12] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 276.
174.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 12] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 278.
175.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 376.
176.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 14] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 399-400.
177.Geschrift, tapgesprek 1 mei 2015 (sessienummer 2210), zaaksdossier [bedrijf 7] - Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 25.
178.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 12] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 276-277.
179.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 14] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 400.
180.Proces-verbaal van verhoor van [persoon 15] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 103-104.
181.Proces-verbaal van bevindingen inkijken, zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 5-6.
182.Proces-verbaal van bevindingen inkijken, zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 115.
183.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 12] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 276-277.
184.Proces-verbaal van verhoor [persoon 13] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 207.
185.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 377.
186.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 262.
187.Zie tapgesprekken, zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [verdachte] , blz. 1 – 49.
188.Proces-verbaal van bevindingen, verdachtendossier [verdachte] , blz. 59 en 60.
189.Geschrift, tapgesprek 18 februari 2015 (sessienummer 145), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [verdachte] , blz. 13.
190.Geschrift, tapgesprek 18 februari 2015 (sessienummer 249), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [verdachte] , blz. 14.
191.Geschrift, tapgesprek 19 februari 2015 (sessienummer 315), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [verdachte] , blz. 15.
192.Geschrift, tapgesprek 20 februari 2015 (sessienummer 436), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [verdachte] , blz. 17.
193.Geschrift, tapgesprek 16 maart 2015 (sessienummer 262), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [verdachte] , blz. 29.
194.Geschrift, tapgesprek 11 april 2015 (sessienummer 401), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [verdachte] , blz. 44.
195.Geschrift, tapgesprek 11 april 2015 (sessienummer 402), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [verdachte] , blz. 45.
196.Geschrift, tapgesprek 17 april 2015 (sessienummer 1069), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 10.
197.Geschrift, tapgesprek 17 april 2015 (sessienummer 1070), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 11.
198.Verklaring verdachte ter terechtzitting 19 januari 2016.
199.Geschrift, tapgesprek 31 maart 2015 (sessienummer 74, zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 5.
200.Geschrift, tapgesprek 31 maart 2015 (sessienummer 125), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 6.
201.Geschrift, tapgesprek 1 april 2015 (sessienummer 151), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 7.
202.Geschrift, tapgesprek 14 april 2015 (sessienummer 849), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 8.
203.Geschrift, tapgesprek 16 april 2015 (sessienummer 1017), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 9.
204.Geschrift, tapgesprek 17 april 2015 (sessienummer 1069), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 10.
205.Geschrift, tapgesprek 17 april 2015 (sessienummer 1070), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 11.
206.Geschrift, tapgesprek 18 april 2015 (sessienummer 1170), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 12.
207.Geschrift, tapgesprek 28 april 2015 (sessienummer 1903), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 13; geschrift, tapgesprek 28 april 2015 (sessienummer 1961), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 17.
208.Geschrift, tapgesprek 29 april 2015 (sessienummer 2014), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 19.
209.Geschrift, tapgesprek 1 mei 2015 (sessienummer 2252), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 20.
210.Geschrift, tapgesprek 2 mei 2015 (sessienummer 2281), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 21.
211.Geschrift, tapgesprek 2 mei 2015 (sessienummer 2304), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 22.
212.Geschrift, tapgesprek 1 mei 2015 (sessienummer 2195), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 23.
213.Geschrift, tapgesprek 1 mei 2015 (sessienummer 2203), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 24; geschrift, tapgesprek 1 mei 2015 (sessienummer 2210), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 25.
214.Geschrift, tapgesprek 6 mei 2015 (sessienummer 2589), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 33.
215.Geschrift, tapgesprek 7 mei 2015 (sessienummer 2613), zaaksdossier [bedrijf 7] – Hennephandel [medeverdachte 6] , blz. 34.
216.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen growshop Zoetermeer, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 123-124; Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 154.
217.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 157-158.
218.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 158.
219.Geschrift, huurovereenkomst [adres 8] in Zoetermeer, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 254 en verder.
220.Geschrift, afschrift uitdraai handelsregister [bedrijf 4] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 95.
221.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer blz. 371.
222.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 378.
223.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 373-374.
224.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 379.
225.Proces-verbaal verhoor rechter-commissaris [persoon 8] , randnummer 35.
226.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer blz. 378-379.
227.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 374.
228.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 374.
229.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 379.
230.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 372.
231.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 379.
232.Proces-verbaal van verhoor [persoon 16] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 342.
233.Proces-verbaal van verhoor [persoon 17] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 357-358.
234.Proces-verbaal van verhoor [persoon 17] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 358.
235.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 14] , zaaksdossier [bedrijf 7] - Algemeen blz. 222 en verder.
236.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 14] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 402.
237.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 14] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 400.
238.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 14] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 402.
239.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 14] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 404-405.
240.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 14] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 404.
241.Geschrift, tapgesprek 6 februari 2015 (sessienummer 232), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 30.
242.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn zaaksdossier ‘Zoetermeer’, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 2.
243.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn zaaksdossier ‘Zoetermeer’, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 4.
244.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn zaaksdossier ‘Zoetermeer’, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 4.
245.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn zaaksdossier ‘Zoetermeer’, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 9.
246.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn zaaksdossier ‘Zoetermeer’, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 12 en 14.
247.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn zaaksdossier ‘Zoetermeer’, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 18 en 20.
248.Geschrift, tapgesprek 21 februari 2015 (sessienummer 556), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 42.
249.Geschrift, tapgesprekken 20 maart 2015 (sessienummer 2256 en 2250), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 55 en 56.
250.Geschrift, tapgesprek 7 april 2015 (sessienummer 31), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 60.
251.Geschrift, tapgesprek 7 april 2015 (sessienummer 31), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 60.
252.Proces-verbaal van verhoor [persoon 8] , zaaksdossier Zoetermeer, blz. 378.
253.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn Zoetermeer, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 1 en verder.
254.Geschrift, tapgesprek 21 februari 2015 (sessienummer 550), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 41.
255.Geschrift, tapgesprek 22 februari 2015 (sessienummer 641), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 45.
256.Geschrift, tapgesprek 6 mei 2015 (sessienummer 79), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 81.
257.Geschrift, tapgesprek 7 mei 2015 (sessienummer 97), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 83.
258.Geschrift, tapgesprek 7 mei 2015 (sessienummer 104), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 84.
259.Geschrift, tapgesprek 7 mei 2015 (sessienummer 121), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 86.
260.Geschrift, tapgesprek 8 mei 2015 (sessienummer 242), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 92.
261.Geschrift, tapgesprek 8 mei 2015 (sessienummer 244), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 93.
262.Geschrift, tapgesprek 8 mei 2015 (sessienummer 245), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 94.
263.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn zaaksdossier Zoetermeer, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 12.
264.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn zaaksdossier Zoetermeer, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 14.
265.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn zaaksdossier Zoetermeer, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 17.
266.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn zaaksdossier Zoetermeer, zaaksdossier Zoetermeer, blz. 18.
267.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 6] , [bedrijf 7] - Algemeen, blz. 63.
268.Geschrift, tapgesprek 20 april 2015 (sessienummer 1301), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 70.
269.Geschrift, tapgesprek 21 april 2015 (sessienummer 895), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 77.
270.Geschrift, tapgesprek 23 april 2015 (sessienummer 1530) zaaksdossier Zoetermeer, blz. 79.
271.Geschrift, tapgesprek 20 april 2015 (sessienummer 1274) zaaksdossier Zoetermeer, blz. 79.
272.Geschrift, tapgesprek 22 april 2015 (sessienummer 926), zaaksdossier Zoetermeer, blz. 78.
273.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 6] , zaaksdossier [bedrijf 7] – Algemeen, blz. 73.
274.Proces-verbaal van aangifte Stedin Netbeheer B.V., zaaksdossier Ambacht, blz. 148 en verder.
275.Proces-verbaal van aangifte Stedin Netbeheer B.V., zaaksdossier Nunspeet, blz. 118 en verder.
276.Proces-verbaal van aangifte Stedin Netbeheer B.V., zaaksdossier Vier Heemskinderen, blz. 41 en verder.
277.Geschrift, te weten tapgesprekken van 13 mei 2015, sessienummerrs 37 en 38, zaaksdossier Vier Heemskinderen, blz. 114.