Uitspraak
8 december 2015 niet-ontvankelijk verklaard. Het door eiser tegen deze beslissing ingestelde beroep is door de rechtbank bij uitspraak van 14 januari 2016 ongegrond verklaard.
4.De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
- eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
- niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
- zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
- tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Vw 2000 of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vw 2000;
- heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer of aan zijn verplichting tot vertrek naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asiel verzoek;
- zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van de Vw 2000 heeft gehouden;
- meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
- geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
- niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
10.De rechtbank overweegt als volgt.
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van heden;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser ten laste van de Staat een schadevergoeding toe van € 1.625,-, te betalen door de griffier van de rechtbank;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 992,-, te betalen aan gemachtigde van eiser.
mr. S.A.J. Koonen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 februari 2016.