3.4.2Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3 subsidiair
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte haar huisarts was en praktijk hield in de wijk Ypenburg. In de zomer van 2011 heeft hij aan haar voorgesteld om met hem naar bed te gaan in ruil voor een gratis lipbehandeling. Zij heeft toen een lipbehandeling van hem gekregen, maar zij voelde zich na de lipbehandeling belazerd omdat haar lippen er drie uur na de behandeling hetzelfde uit zagen als voor de behandeling.Op 18 januari 2012 is [slachtoffer 1] naar de praktijk van verdachte toe gegaan om een injectie in verband met een soa te krijgen.Op weg naar verdachte heeft zij naar zijn alarmnummer gebeld en tegen hem gezegd dat zij met een vriendin naar hem onderweg was. [verdachte] had haar eerder zijn nummer gegeven, [telefoonnummer 1] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat haar vriendin die dag met haar is meegegaan omdat haar vriendin door een patiëntenstop in haar eigen woonplaats geen huisarts kon vinden. Zij heeft haar vriendin die dag in Tilburg opgehaald. Het was erg druk op de weg. Zij heeft vervolgens verdachte nogmaals gebeld en tegen hem gezegd dat ze later zou zijn. [slachtoffer 1] is op 18 januari 2012 om 17:15 uur met haar vriendin aangekomen bij de praktijk van verdachte. De deur van de praktijk was op slot. [slachtoffer 1] belde aan, verdachte deed open en toen zij binnen waren, deed verdachte de deur van binnen op slot. Zij is vervolgens de dokterskamer (de rechtbank begrijpt: spreekkamer) van verdachte binnengelopen. Verdachte heeft daarna de deur van de spreekkamer op slot gedaan, tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij zin in haar had en aan haar gevraagd of ze een condoom had. Zij liet hem vervolgens eerst de injectie tegen de soa spuiten. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] tegen verdachte gezegd dat hij met haar mocht doen wat hij wilde, als hij eerst recht zou zetten wat hem de vorige keer niet was gelukt.Verdachte is daarna naar zijn auto gegaan om te kijken of daar condooms lagen. In de tussentijd heeft [slachtoffer 1] tegen haar vriendin gezegd dat verdachte haar lippen ging doen en dat zij in de spreekkamer moest komen als zij haar zou pingen. Verdachte kwam even later terug met een rugzak en haalde daar een condoom uit. Vervolgens keek hij in de kast en zei tegen [slachtoffer 1] dat hij nog één injectie had liggen. Nadat verdachte de lippen van [slachtoffer 1] had behandeld, heeft hij gelijk zijn broek en boxer uitgetrokken en wilde hij op [slachtoffer 1] gaan liggen. Ondertussen had [slachtoffer 1] haar vriendin gepingd. Terwijl verdachte met zijn broek op zijn knieën stond, kwam de vriendin van [slachtoffer 1] de spreekkamer binnenlopen. Nadat [slachtoffer 1] aan verdachte kenbaar had gemaakt dat ze het resultaat van de lipbehandeling af wilde wachten, is verdachte boos op haar geworden en heeft hij naar haar geschreeuwd. Na voornoemd bezoek heeft [slachtoffer 1] diezelfde dag nog een bericht naar verdachte gestuurd.
[slachtoffer 1] heeft op 25 november 2013 bij de rechter-commissaris verklaard dat zij en verdachte in 2011 hebben afgesproken dat hij met haar mocht doen wat hij wilde als hij haar een lipvergroting zou geven. Hij heeft haar toen een injectie gegeven. Eenmaal thuis zag zij dat haar lippen weer de normale vorm kregen.
Op 18 januari 2012 heeft zij [getuige 1] opgehaald in Tilburg en is zij samen met [getuige 1] naar verdachte gegaan, [slachtoffer 1] in verband met een injectie voor een soa en [getuige 1] omdat zij een huisarts nodig had. Terwijl zij onderweg waren naar verdachte, heeft zij hem twee keer gebeld. Nadat zij aan waren gekomen bij de praktijk van verdachte en [getuige 1] in de wachtkamer zat, zei verdachte tegen [slachtoffer 1] dat hij weer met haar naar bed wilde. [slachtoffer 1] heeft tegen verdachte gezegd dat ze boos was over de mislukte lipvergroting en vervolgens heeft zij tegen hem gezegd: “als je wil dan doen we het nog een keer en dan geef je me het resultaat wat ik wil hebben”. Verdachte is vervolgens condooms gaan halen uit de auto. Nadat verdachte was vertrokken, heeft [slachtoffer 1] tegen [getuige 1] gezegd dat zij een lipvergroting zou krijgen en dat [getuige 1] binnen moest komen als [slachtoffer 1] haar zou pingen. Toen verdachte terug was en haar een injectie in haar lip had gegeven, deed hij zijn broek omlaag. Op dat moment heeft [slachtoffer 1] [getuige 1] gepingd. [slachtoffer 1] heeft aan de rechter-commissaris kenbaar gemaakt dat, terwijl zij bij verdachte aanwezig was in zijn spreekkamer, de broek van verdachte op enig moment op zijn knieën hing en zijn onderbroek uit was.
Ter aanvulling op voornoemde verklaringen, heeft [slachtoffer 1] op 30 maart 2015 bij de rechter-commissaris verklaard dat zij al een berichtje klaar had staan en dat op het cruciale moment naar [getuige 1] heeft verzonden.
De vriendin van [slachtoffer 1] , [getuige 1] , heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij met [slachtoffer 1] is meegegaan naar de huisartsenpraktijk van verdachte omdat zij zich vanwege een patiëntenstop in Tilburg misschien in wilde schrijven in Den Haag. [slachtoffer 1] heeft verdachte gebeld om te zeggen dat ze wat later zou komen. [slachtoffer 1] had haar vooraf verteld dat verdachte bij een eerdere afspraak tegen haar had gezegd dat zij een gratis lipvergroting zou krijgen als zij seksuele handelingen met hem zou verrichten. Toen zij aankwamen bij de praktijk was de deur op slot en belde [slachtoffer 1] aan. Hij deed open, zij liepen naar binnen en hij deed daarna de deur weer op slot. Toen zij in de wachtkamer bij de dokter was, ging hij met [slachtoffer 1] de behandelkamer in en deed hij daarna de deur van zijn spreekkamer op slot. [slachtoffer 1] had gezegd dat als zij zou appen [getuige 1] moest komen. Op enig moment zag zij dat verdachte uit zijn spreekkamer liep. Zij vernam van [slachtoffer 1] dat verdachte condooms ging halen. Nadat verdachte weer terug was gekomen in zijn spreekkamer, deed hij de deur niet op slot. Zij heeft gehoord dat [slachtoffer 1] riep: “Wat doe jij, wat doe jij”. Toen [getuige 1] vervolgens de deur van de spreekkamer opende, zag zij dat de broek van verdachte op zijn enkels hing. Zij hoorde dat verdachte en [slachtoffer 1] aan het schreeuwen waren.
Uit de rekening van het telefoonabonnement van [slachtoffer 1] volgt dat [slachtoffer 1] op 18 januari 2012 om 14:11 uur en 16:43 uur telefonisch contact heeft gezocht/gehad met verdachte en dat zij diezelfde dag om 19:39 uur in ieder geval één (sms-)bericht heeft gestuurd naar verdachte.
Verdachte heeft bevestigd dat hij op 18 januari 2012 met [slachtoffer 1] heeft gesproken over de telefoon en dat zij zijn spoedlijn heeft gebruikt.
Voorts bevindt zich in het dossier de schriftelijke uitwerking van twee gesprekken die [slachtoffer 1] met verdachte zou hebben gevoerd.
Een verbalisant heeft een telefoongesprek uitgewerkt dat op 26 januari 2012 heeft plaatsgevonden tussen de nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij met het eerstgenoemde nummer wel eens naar verdachte heeft gebeld.Hierna zal een deel van het gesprek van 26 januari 2012 worden weergegeven.
MS= Mannenstem
VS = Vrouwenstem
MS: Met [verdachte] .
VS: Hoi met [slachtoffer 1] .
VS: He kan jij mij nu eindelijk duidelijkheid geven over hoe en wat of jij mij hebt
uitgeschreven of niet.
MS: Nee ik heb je niet uitgeschreven.
(…).
MS: Nee je staat ingeschreven bij me.
VS: Ik sta gewoon ingeschreven. Dus ik kan gewoon een afspraak maken bij jou.
MS: Ja ja.
VS: Ok. Maar zonder gedoe. Zonder dat je aan mij gaat zitten en dat neuken en dit
en dit en dat.
MS: Ja is goed hoor.
[slachtoffer 1] heeft schriftelijk een gesprek uitgewerkt dat zij op 31 januari 2012 zou hebben gevoerd met verdachte. [verbalisant] heeft dit gesprek nadien uitgeluisterd en geconcludeerd dat de inhoud van het gesprek overeenkomt met de door [slachtoffer 1] opgestelde schriftelijke weergave van dit gesprek.Hierna zal de rechtbank een deel van dit gesprek weergeven.
“ [slachtoffer 1] zegt: [verdachte] , Luister even he.
[verdachte] zegt: Ja.
[slachtoffer 1] zegt: luister. Jij zet mij helemaalvoorschut. Vorige keer zat mijn vriendin hier heb je mij voorschut gezet, ik heb tegen haar een hele verhaal moeten uitleggen. Ze zei tegen mij wat is dat voor dokter? Ik zeg luister hij gaat hij gaat weg...
[verdachte] zegt: Doe eens rustig praten.
[slachtoffer 1] zegt: Jij maakt mij helemaal gek, je zet mij voor schut ik….
(…).
Telefoon gaat.
Er volgt een gesprek tussen [verdachte] en patiënt.
[verdachte] zegt: Ja kijk, die uuh stof wat je in je dinges hebt gehad daar mag je een maand lang niet aan komen.
(…).
[slachtoffer 1] zegt: (…) ... wat jij in mijn lippen hebt gespoten was geen lipopvulling.
[verdachte] zegt: Neej, je mag.. en nu weuuh uuh uuh mag je zeker tot 1 februari niets doen hoor.
[slachtoffer 1] zegt: Maar wat, hoe heet dat spul dat je in mijn lippen hebt gespoten.
[verdachte] zegt: Lidocaïne, dat is een verdovingsspul.
[slachtoffer 1] zegt: Maar waarom zei jij eerst botox en nu lidocaïne?
[verdachte] zegt: Dat is dat is een soort dat is een genetische naam daarvan. Maar wat jij moet doen jij moet…
[slachtoffer 1] zegt: Dus je hebt gewoon verdoving in mijn lippen gespoten?
[verdachte] zegt: Neej neej het is geen verdoving, het is een genetische naam daarvan maar je mag tot 1 februari niets doen hoor.”
Voornoemde geluidsopnames zijn ter terechtzitting van 5 november 2014 afgespeeld. Verdachte heeft bij deze gelegenheid verklaard dat hij op voornoemde geluidsopnames is te horen.Over sommige delen van de gesprekken heeft verdachte verklaard dat het niet zijn stem is.
Ten slotte bevindt zich in het dossier een uitdraai van de site
www.bigregister.nlwaaruit volgt dat verdachte op 8 juli 2012 stond geregistreerd in het BIG-register met als specialisme huisartsengeneeskunde (huisarts).
Betrouwbaarheid geluidsopnames
In deze zaak is door de verdediging aangevoerd dat de geluidsopnames zijn gemanipuleerd. Verdachte zou niet de gehele tijd op de geluidsopnames te horen zijn. De rechtbank gaat er echter van uit dat verdachte de enige gesprekspartner van [slachtoffer 1] is geweest tijdens voornoemde gesprekken. Er zijn geen aanknopingspunten waaruit volgt dat dit niet het geval is. Immers, uit de weergave van de gesprekken kan worden afgeleid dat sprake is van een doorlopend gesprek waarbij de gesprekspartners op elkaars vragen en opmerkingen reageren. Bovendien past de inhoud van het gesprek van 31 januari 2012 naar het oordeel van de rechtbank bij de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij van verdachte informatie wilde hebben over haar lipbehandeling, en niet bij de verklaring van verdachte dat hij met haar sprak over een eerdere behandeling van een soa. Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen indicaties zijn die steun geven aan de stelling dat sprake zou zijn van manipulatie van de geluidsopnames, acht de rechtbank de geluidsopnames betrouwbaar. De rechtbank is om die reden van oordeel dat de geluidsopnames kunnen worden gebezigd tot het bewijs.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1] en [getuige 1]
In tegenstelling tot de verdediging, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] . In dit kader overweegt de rechtbank dat zij meermalen is verhoord en dat de rechtbank van oordeel is dat haar verklaringen, hoewel afwijkend op detailniveau, in hoofdlijnen consistent zijn. De rechtbank acht de verklaringen die [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd consistent met de verklaringen die zij eerder bij de politie heeft afgelegd, nu zij ook in de latere verhoren de essentie betreffende de gang van zaken rondom het incident op 18 januari 2012 op geloofwaardige en betrouwbare wijze heeft bevestigd.
De verklaringen van [slachtoffer 1] worden bovendien ondersteund door andere onderzoeksresultaten, te weten de rekening van haar telefoonabonnement en de inhoud van de eerdergenoemde geluidsopnames. Uit de schriftelijke weergave van de geluidsopname van 26 januari 2012 volgt bijvoorbeeld dat [slachtoffer 1] op dat moment nog steeds patiënte van verdachte was. Het valt de rechtbank in het bijzonder op dat verdachte niet geschrokken lijkt te reageren als zij aan hem vraagt of zij gewoon een afspraak met hem kan maken zonder dat hij aan haar gaat zitten en er geneukt gaat worden. De schriftelijke weergave van de geluidsopname van 31 januari 2012 ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 1] over de lipbehandelingen die verdachte bij haar heeft verricht, aangezien zij meerdere malen het woord lippen in de mond neemt en verdachte, nadat [slachtoffer 1] aan hem had gevraagd wat voor spul hij in haar lippen had gespoten, lidocaïne heeft geantwoord.
Verder vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] steun in de verklaring van [getuige 1] . Zo verklaren beiden dat verdachte op enig moment een voorstel aan [slachtoffer 1] heeft gedaan om seksuele handelingen met hem te verrichten in ruil voor een lipvergroting, dat [getuige 1] met [slachtoffer 1] mee is gegaan naar de praktijk van verdachte omdat zij vanwege een patiëntenstop in haar eigen woonplaats op zoek was naar een huisarts en dat [slachtoffer 1] verdachte op 18 januari 2012 heeft gebeld om te zeggen dat ze wat later zou komen. Voorts verklaren beiden hetzelfde over de wijze waarop hen door verdachte de toegang is verschaft tot de praktijk en dat verdachte, terwijl [slachtoffer 1] in zijn spreekkamer aanwezig was, op enig moment geen broek meer aan had.
De rechtbank acht de verschillen tussen de verklaring van [getuige 1] en de verklaringen van [slachtoffer 1] op het punt van de door de verdediging aangevoerde details, niet doorslaggevend en is van oordeel dat de inhoud van deze verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, voor wat betreft de hiervoor bedoelde essentie geloofwaardig zijn.
De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat de verklaring van [slachtoffer 1] over een naar [getuige 1] verstuurd ping-bericht niet strookt met een rekening van haar telefoonabonnement, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] , nu deze omstandigheid de mogelijkheid niet uitsluit dat [slachtoffer 1] wel degelijk een ping-bericht naar [getuige 1] heeft gestuurd toen ze op 18 januari 2012 in de huisartsenpraktijk van verdachte aanwezig was. Ook de eerst ter terechtzitting van 7 september 2016 overlegde en aan [getuige 1] toegeschreven ongedateerde verklaring, maakt tot slot niet dat de rechtbank anders oordeelt over de betrouwbaarheid van [getuige 1] .
Concluderend acht de rechtbank de verklaring die [getuige 1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd en de verklaringen die [slachtoffer 1] heeft afgelegd betrouwbaar en ziet zij geen aanleiding om deze verklaringen niet te bezigen voor het bewijs.
Alibiverweer
De verdediging heeft een alibiverweer gevoerd. Uit een presentielijst nascholing woensdag van 18 januari 2012, onderwerp: ECG lezen in uw praktijk, locatie: Hotel Van der Valk te Nootdorp, zou blijken dat verdachte op 18 januari 2012 vanaf 17.00 uur niet in zijn praktijk was. De verdediging is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om vier huisartsen, te weten [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] , nader te bevragen in het kader van het gevoerde alibiverweer. Deze huisartsen staan vermeld op de presentielijst.
Omtrent het alibiverweer overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat de bijeenkomst van 18 januari 2012 heeft plaatsgevonden in de lobby van het Van der Valk hotel. De verklaring die verdachte heeft afgelegd over de locatie van de bijeenkomst strookt niet met de hierna vermelde verklaringen van eerdergenoemde huisartsen.
[getuige 2] heeft verklaard dat het nooit is voorgekomen dat ze in het Van der Valk hotel met 10 tot 15 artsen om een laptop zaten om een presentatie te bekijken. [getuige 3] heeft verklaard dat een nascholing of een cursus in een hotel in een afgesloten ruimte wordt gegeven, in een soort zaaltje. Hij heeft geen nascholing of cursus genoten in de lobby van een hotel. [getuige 4] heeft verklaard dat hij nog nooit nascholing heeft gehad in de lobby van een hotel. Het is wel eens voorgekomen dat ze met 10 tot 15 artsen om een laptop zaten, maar dat was bij een vergadering en bovendien op een andere locatie. [getuige 5] heeft verklaard dat hij nog nooit nascholing heeft gehad in de lobby van het Van der Valk hotel.
Bij de verhoren bij de rechter-commissaris van de vier huisartsen is de eerder door verdachte ingebrachte voornoemde presentielijst “nascholing woensdag 18 januari 2012, onderwerp: ECG lezen in uw praktijk, plaats: Hotel Van der Valk te Nootdorp”, waarop in de rechter bovenhoek gegevens van [bedrijf] zijn vermeld, aan hen getoond. [getuige 2] heeft verklaard dat deze nascholing en het onderwerp van de nascholing hem niet bekend voorkomen. [getuige 2] heeft verder verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij ooit nascholing heeft gehad van verdachte, dat de cursus van 18 januari 2012 niet staat vermeld op zijn nascholingsoverzicht en dat het niet kan kloppen dat hij op 18 januari 2012 een presentielijst van [bedrijf] zou hebben getekend. [getuige 3] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij naar de op de lijst vermelde cursus toe is geweest. [getuige 4] heeft verklaard dat hij, voor zover hij zich kan herinneren, de cursus ‘ECG lezen in uw praktijk’ niet heeft gevolgd. Het staat ook niet op zijn nascholingsoverzicht. [getuige 5] heeft verklaard dat hij geen nascholing heeft gehad op 18 januari 2012 en dat hij de nascholing “ECG lezen in uw praktijk” niet heeft gevolgd. Het staat ook niet op zijn nascholingslijst.
Gelet op de omstandigheid dat de inhoud van de presentielijst van 18 januari 2012 niet strookt met de verklaringen die de huisartsen daarover hebben afgelegd, in combinatie met de omstandigheden dat verdachte heeft toegegeven dat hij deze presentielijst heeft aangepast door de cursuslocatie te wijzigen en verdachte wisselend heeft verklaard over de aard van de bijeenkomsten - dan weer nascholing, dan weer intervisie -, acht de rechtbank het alibiverweer van verdachte volstrekt onaannemelijk en verwerpt zij dit verweer.
Voorwaardelijk verzoeken van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting van 7 september 2016 een drietal voorwaardelijke verzoeken gedaan wanneer de rechtbank verdachte niet zal vrijspreken op grond van hetgeen door de verdediging is aangevoerd.
De verdediging heeft de rechtbank in dat geval verzocht om:
te bevelen dat door het NFI of een soortgelijke instelling onderzoek wordt verricht naar de echtheid en originaliteit van de presentielijst van 18 januari 2012,
te bevelen dat navraag wordt gedaan of verdachte een accreditatieaanvraag heeft gedaan bij de accreditatiecommissie in verband met de bijeenkomst die hij op 18 januari 2012 heeft verzorgd en
te bevelen dat door het NFI of een soortgelijke instelling onderzoek wordt verricht naar de authenticiteit van de geluidsopnames van 26 januari 2012 en 31 januari 2012.
Nu de voorwaardelijke verzoeken bij pleidooi zijn gedaan, concludeert de rechtbank dat het noodzakelijkheidscriterium als bedoeld in artikel 315, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is bij de beoordeling van deze verzoeken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het eerste voorwaardelijke verzoek als volgt. Gelet op de omstandigheden dat de verdediging reeds in de gelegenheid is gesteld om vier huisartsen bij de rechter-commissaris te bevragen over de presentielijst, verdachte ter terechtzitting de originele presentielijst aan de rechtbank heeft getoond en verdachte in de gelegenheid is geweest om te reageren op de uitkomst van de verhoren van de huisartsen, acht de rechtbank zich voldoende geïnformeerd. Zij ziet geen noodzaak om nader onderzoek te laten verrichten met betrekking tot deze presentielijst.
De rechtbank wijst ook het tweede voorwaardelijke verzoek af nu zij de noodzaak daartoe niet aanwezig acht. De rechtbank ziet niet in welke bijdrage het door de verdediging beoogde nadere onderzoek, ongeacht de uitkomst hiervan, kan leveren aan enige in de onderhavige zaak door de rechtbank te nemen beslissing.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het derde voorwaardelijke verzoek als volgt.
Zoals eerder aangegeven, heeft de rechtbank geen indicaties aangetroffen die steun geven aan de stelling dat sprake zou zijn van manipulatie van de geluidsopnames, derhalve vastgesteld dat de geluidsopnames betrouwbaar zijn en om die reden bepaald dat de schriftelijke weergave van deze geluidsopnames kunnen worden gebezigd tot het bewijs. Hetgeen de raadsvrouw in dit verband heeft aangevoerd is onvoldoende ter onderbouwing van de noodzaak tot het nader onderzoeken van de authenticiteit van de geluidsopnames. De rechtbank wijst het derde voorwaardelijke verzoek van de verdediging derhalve eveneens af.
Conclusie
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] , in combinatie met de verklaring van [getuige 1] , de uitgewerkte telefoongesprekken die plaats hebben gevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] - waaruit onder meer volgt dat [slachtoffer 1] op 26 januari 2012 nog steeds stond ingeschreven als patiënt bij verdachte -, de telefoonrekening van [slachtoffer 1] en de uitdraai van de site van www.bigregister.nl, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 3 subsidiair.