ECLI:NL:RBDHA:2016:11355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
21 september 2016
Zaaknummer
09/837002-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een huisarts voor poging tot ontucht met een patiënte

Op 21 september 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 50-jarige verdachte, een voormalige huisarts, die werd beschuldigd van meerdere zedendelicten, waaronder een poging tot ontucht met een patiënte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De zaak kwam aan het licht na verklaringen van de patiënte, die stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ongepaste handelingen tijdens haar behandelingen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat hij op het moment van de feiten een alibi had. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het alibiverweer niet aannemelijk was en dat de verklaringen van de patiënte geloofwaardig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van drie andere zedendelicten, maar oordeelde dat de poging tot ontucht wel bewezen kon worden. De rechtbank benadrukte dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen van de patiënte, die zich aan zijn zorg had toevertrouwd. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de officier van justitie en de verdediging, waarbij de rechtbank ook rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn status als first offender en de gevolgen van de tuchtrechtelijke sanctie die hij eerder had ontvangen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/837002-13
Datum uitspraak: 21 september 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1965 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 november 2014, 2 december 2015 en 7 september 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Coenen en van hetgeen door de raadslieden van verdachte, te weten mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, en mr. C.W. Noorduyn, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 5 november 2014 - ten laste gelegd dat:
1.
hij (telkens) op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 februari 2006 tot en met 18 januari 2012 te 's-Gravenhage, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, (meerdere malen) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] (geboren: [geboortedag 2] 1989), die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij (meermalen) die [slachtoffer 1] (tijdens een behandeling) in de billen geknepen en/of bij de (ontblote) borsten gepakt en/of aan het lichaam gevoeld en/of op de wang(en) gekust;
2.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 1 september 2011 te 's-Gravenhage door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (meermalen) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte een psychische en een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer 1] had (als zijnde de huisarts van die [slachtoffer 1] ) en/of (aldus) telkens voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 1 september 2011 te 's-Gravenhage, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij (meermalen) als zijnde de huisarts van die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden;
3.
hij op of omstreeks 18 januari 2012 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hij, verdachte, als zijnde de huisarts van die [slachtoffer 1] zijn broek en onderbroek heeft uitgetrokken terwijl die [slachtoffer 1] voor hem, verdachte stond en/of vervolgens heeft geprobeerd op die [slachtoffer 1] te gaan liggen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 januari 2012 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht te plegen met [slachtoffer 1] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij verdachte, zijn broek en onderbroek uitgetrokken terwijl die [slachtoffer 1] voor hem, verdachte, stond en/of vervolgens geprobeerd op die [slachtoffer 1] te gaan liggen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 14 november 2011 te Rijswijk, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het omhoog schuiven/duwen/uittrekken van de trui en/of de bh en/of het naar beneden doen/uittrekken van de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 2] niet bij bewustzijn was) en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het niet bij bewustzijn zijn van die [slachtoffer 2] .

3.(Bewijs)overwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte, ten tijde van de ten laste gelegde periode huisarts, wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan vier zedendelicten met twee vrouwen, onder wie een patiënte. Verdachte heeft stellig ontkend zich aan deze feiten schuldig te hebben gemaakt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de feiten 1, 2 primair, 2 subsidiair en 3 primair en tot bewezenverklaring van de feiten 3 subsidiair en 4.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Op de zitting van 2 december 2015 heeft mr. Spong, overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities, geconcludeerd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Op de zitting van 7 september 2016 heeft mr. Noorduyn, overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities, zich aangesloten bij het betoog van mr. Spong en enkele aanvullende opmerkingen gemaakt.
In het bijzonder met betrekking tot feit 3 subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn, nu zij wisselend en oncontroleerbaar heeft verklaard, haar beschreven gedrag als opmerkelijk kan worden beschouwd, haar verklaringen niet stroken met die van [getuige 1] en haar verklaring over een verstuurd ping-bericht niet strookt met een factuur van haar telefoonabonnement. Ook de verklaringen van [getuige 1] moeten als ongeloofwaardig worden aangemerkt, nu ook zij wisselend heeft verklaard en opvallend gedrag heeft vertoond. Verder is aangevoerd dat verdachte over een alibi beschikt, nu hij blijkens een presentielijst op 18 januari 2012 vanaf 17.00 uur aanwezig was bij een nascholing dan wel intervisie in hotel Van der Valk in Nootdorp. Ten slotte heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden uitgegaan van de inhoud van de door [slachtoffer 1] opgenomen geluidsfragmenten, nu het er alle schijn van heeft dat deze zijn gemanipuleerd.
Met betrekking tot feit 4 heeft de verdediging aangevoerd dat om diverse redenen de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] met behoedzaamheid bezien dienen te worden en er voorts onvoldoende steunbewijs is. Voorts heeft de verdediging naar voren gebracht dat voor een bewezenverklaring van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht moet worden vastgesteld dat door de verdachte gebruik is gemaakt van (bedreiging met) geweld of andere feitelijkheden. Van het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht is geen sprake. Voor “het niet bij bewustzijn zijn” is de strafbepaling van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht in het leven geroepen. Nu dit niet ten laste is gelegd dient ook om die reden vrijspraak te volgen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 1, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 4
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de feiten 1, 2 primair, 2 subsidiair en 3 primair niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Zij zal verdachte derhalve van deze feiten vrijspreken.
Overwegingen ten aanzien van feit 4
Verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij [slachtoffer 2] door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, bestaande uit het niet bij bewustzijn zijn van [slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen.
De rechtbank stelt voorop dat slechts sprake kan zijn van door een feitelijkheid dwingen - in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht - indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan (zie onder meer Hoge Raad 14 februari 2006, ECLI:NL:HR:AU8042 en Hoge Raad 16 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7650).
Gelet op de jurisprudentie kan het ten laste gelegde element “het niet bij bewustzijn
zijnvan die [slachtoffer 2] ” niet worden aangemerkt als (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid. Nu derhalve één van de essentiële onderdelen van de delictsomschrijving van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht niet bewezen kan worden verklaard, rest de rechtbank niets anders dan verdachte reeds om deze reden van feit 4 vrij te spreken.
3.4.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3 subsidiair
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte haar huisarts was en praktijk hield in de wijk Ypenburg. In de zomer van 2011 heeft hij aan haar voorgesteld om met hem naar bed te gaan in ruil voor een gratis lipbehandeling. Zij heeft toen een lipbehandeling van hem gekregen, maar zij voelde zich na de lipbehandeling belazerd omdat haar lippen er drie uur na de behandeling hetzelfde uit zagen als voor de behandeling. [2] Op 18 januari 2012 is [slachtoffer 1] naar de praktijk van verdachte toe gegaan om een injectie in verband met een soa te krijgen. [3] Op weg naar verdachte heeft zij naar zijn alarmnummer gebeld en tegen hem gezegd dat zij met een vriendin naar hem onderweg was. [verdachte] had haar eerder zijn nummer gegeven, [telefoonnummer 1] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat haar vriendin die dag met haar is meegegaan omdat haar vriendin door een patiëntenstop in haar eigen woonplaats geen huisarts kon vinden. Zij heeft haar vriendin die dag in Tilburg opgehaald. Het was erg druk op de weg. Zij heeft vervolgens verdachte nogmaals gebeld en tegen hem gezegd dat ze later zou zijn. [slachtoffer 1] is op 18 januari 2012 om 17:15 uur met haar vriendin aangekomen bij de praktijk van verdachte. De deur van de praktijk was op slot. [slachtoffer 1] belde aan, verdachte deed open en toen zij binnen waren, deed verdachte de deur van binnen op slot. Zij is vervolgens de dokterskamer (de rechtbank begrijpt: spreekkamer) van verdachte binnengelopen. Verdachte heeft daarna de deur van de spreekkamer op slot gedaan, tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij zin in haar had en aan haar gevraagd of ze een condoom had. Zij liet hem vervolgens eerst de injectie tegen de soa spuiten. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] tegen verdachte gezegd dat hij met haar mocht doen wat hij wilde, als hij eerst recht zou zetten wat hem de vorige keer niet was gelukt. [4] Verdachte is daarna naar zijn auto gegaan om te kijken of daar condooms lagen. In de tussentijd heeft [slachtoffer 1] tegen haar vriendin gezegd dat verdachte haar lippen ging doen en dat zij in de spreekkamer moest komen als zij haar zou pingen. Verdachte kwam even later terug met een rugzak en haalde daar een condoom uit. Vervolgens keek hij in de kast en zei tegen [slachtoffer 1] dat hij nog één injectie had liggen. Nadat verdachte de lippen van [slachtoffer 1] had behandeld, heeft hij gelijk zijn broek en boxer uitgetrokken en wilde hij op [slachtoffer 1] gaan liggen. Ondertussen had [slachtoffer 1] haar vriendin gepingd. Terwijl verdachte met zijn broek op zijn knieën stond, kwam de vriendin van [slachtoffer 1] de spreekkamer binnenlopen. Nadat [slachtoffer 1] aan verdachte kenbaar had gemaakt dat ze het resultaat van de lipbehandeling af wilde wachten, is verdachte boos op haar geworden en heeft hij naar haar geschreeuwd. Na voornoemd bezoek heeft [slachtoffer 1] diezelfde dag nog een bericht naar verdachte gestuurd. [5]
[slachtoffer 1] heeft op 25 november 2013 bij de rechter-commissaris verklaard dat zij en verdachte in 2011 hebben afgesproken dat hij met haar mocht doen wat hij wilde als hij haar een lipvergroting zou geven. Hij heeft haar toen een injectie gegeven. Eenmaal thuis zag zij dat haar lippen weer de normale vorm kregen.
Op 18 januari 2012 heeft zij [getuige 1] opgehaald in Tilburg en is zij samen met [getuige 1] naar verdachte gegaan, [slachtoffer 1] in verband met een injectie voor een soa en [getuige 1] omdat zij een huisarts nodig had. Terwijl zij onderweg waren naar verdachte, heeft zij hem twee keer gebeld. Nadat zij aan waren gekomen bij de praktijk van verdachte en [getuige 1] in de wachtkamer zat, zei verdachte tegen [slachtoffer 1] dat hij weer met haar naar bed wilde. [slachtoffer 1] heeft tegen verdachte gezegd dat ze boos was over de mislukte lipvergroting en vervolgens heeft zij tegen hem gezegd: “als je wil dan doen we het nog een keer en dan geef je me het resultaat wat ik wil hebben”. Verdachte is vervolgens condooms gaan halen uit de auto. Nadat verdachte was vertrokken, heeft [slachtoffer 1] tegen [getuige 1] gezegd dat zij een lipvergroting zou krijgen en dat [getuige 1] binnen moest komen als [slachtoffer 1] haar zou pingen. Toen verdachte terug was en haar een injectie in haar lip had gegeven, deed hij zijn broek omlaag. Op dat moment heeft [slachtoffer 1] [getuige 1] gepingd. [slachtoffer 1] heeft aan de rechter-commissaris kenbaar gemaakt dat, terwijl zij bij verdachte aanwezig was in zijn spreekkamer, de broek van verdachte op enig moment op zijn knieën hing en zijn onderbroek uit was. [6]
Ter aanvulling op voornoemde verklaringen, heeft [slachtoffer 1] op 30 maart 2015 bij de rechter-commissaris verklaard dat zij al een berichtje klaar had staan en dat op het cruciale moment naar [getuige 1] heeft verzonden. [7]
De vriendin van [slachtoffer 1] , [getuige 1] , heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij met [slachtoffer 1] is meegegaan naar de huisartsenpraktijk van verdachte omdat zij zich vanwege een patiëntenstop in Tilburg misschien in wilde schrijven in Den Haag. [slachtoffer 1] heeft verdachte gebeld om te zeggen dat ze wat later zou komen. [slachtoffer 1] had haar vooraf verteld dat verdachte bij een eerdere afspraak tegen haar had gezegd dat zij een gratis lipvergroting zou krijgen als zij seksuele handelingen met hem zou verrichten. Toen zij aankwamen bij de praktijk was de deur op slot en belde [slachtoffer 1] aan. Hij deed open, zij liepen naar binnen en hij deed daarna de deur weer op slot. Toen zij in de wachtkamer bij de dokter was, ging hij met [slachtoffer 1] de behandelkamer in en deed hij daarna de deur van zijn spreekkamer op slot. [slachtoffer 1] had gezegd dat als zij zou appen [getuige 1] moest komen. Op enig moment zag zij dat verdachte uit zijn spreekkamer liep. Zij vernam van [slachtoffer 1] dat verdachte condooms ging halen. Nadat verdachte weer terug was gekomen in zijn spreekkamer, deed hij de deur niet op slot. Zij heeft gehoord dat [slachtoffer 1] riep: “Wat doe jij, wat doe jij”. Toen [getuige 1] vervolgens de deur van de spreekkamer opende, zag zij dat de broek van verdachte op zijn enkels hing. Zij hoorde dat verdachte en [slachtoffer 1] aan het schreeuwen waren. [8]
Uit de rekening van het telefoonabonnement van [slachtoffer 1] volgt dat [slachtoffer 1] op 18 januari 2012 om 14:11 uur en 16:43 uur telefonisch contact heeft gezocht/gehad met verdachte en dat zij diezelfde dag om 19:39 uur in ieder geval één (sms-)bericht heeft gestuurd naar verdachte. [9]
Verdachte heeft bevestigd dat hij op 18 januari 2012 met [slachtoffer 1] heeft gesproken over de telefoon en dat zij zijn spoedlijn heeft gebruikt. [10]
Voorts bevindt zich in het dossier de schriftelijke uitwerking van twee gesprekken die [slachtoffer 1] met verdachte zou hebben gevoerd.
Een verbalisant heeft een telefoongesprek uitgewerkt dat op 26 januari 2012 heeft plaatsgevonden tussen de nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij met het eerstgenoemde nummer wel eens naar verdachte heeft gebeld. [11] Hierna zal een deel van het gesprek van 26 januari 2012 worden weergegeven.
MS= Mannenstem
VS = Vrouwenstem
MS: Met [verdachte] .
VS: Hoi met [slachtoffer 1] .
VS: He kan jij mij nu eindelijk duidelijkheid geven over hoe en wat of jij mij hebt
uitgeschreven of niet.
MS: Nee ik heb je niet uitgeschreven.
(…).
MS: Nee je staat ingeschreven bij me.
VS: Ik sta gewoon ingeschreven. Dus ik kan gewoon een afspraak maken bij jou.
MS: Ja ja.
VS: Ok. Maar zonder gedoe. Zonder dat je aan mij gaat zitten en dat neuken en dit
en dit en dat.
MS: Ja is goed hoor. [12]
[slachtoffer 1] heeft schriftelijk een gesprek uitgewerkt dat zij op 31 januari 2012 zou hebben gevoerd met verdachte. [verbalisant] heeft dit gesprek nadien uitgeluisterd en geconcludeerd dat de inhoud van het gesprek overeenkomt met de door [slachtoffer 1] opgestelde schriftelijke weergave van dit gesprek. [13] Hierna zal de rechtbank een deel van dit gesprek weergeven.
“ [slachtoffer 1] zegt: [verdachte] , Luister even he.
[verdachte] zegt: Ja.
[slachtoffer 1] zegt: luister. Jij zet mij helemaal [14] voorschut. Vorige keer zat mijn vriendin hier heb je mij voorschut gezet, ik heb tegen haar een hele verhaal moeten uitleggen. Ze zei tegen mij wat is dat voor dokter? Ik zeg luister hij gaat hij gaat weg...
[verdachte] zegt: Doe eens rustig praten.
[slachtoffer 1] zegt: Jij maakt mij helemaal gek, je zet mij voor schut ik….
(…).
Telefoon gaat.
Er volgt een gesprek tussen [verdachte] en patiënt.
[verdachte] zegt: Ja kijk, die uuh stof wat je in je dinges hebt gehad daar mag je een maand lang niet aan komen.
(…).
[slachtoffer 1] zegt: (…) ... wat jij in mijn lippen hebt gespoten was geen lipopvulling.
[verdachte] zegt: Neej, je mag.. en nu weuuh uuh uuh mag je zeker tot 1 februari niets doen hoor.
[slachtoffer 1] zegt: Maar wat, hoe heet dat spul dat je in mijn lippen hebt gespoten.
[verdachte] zegt: Lidocaïne, dat is een verdovingsspul.
[slachtoffer 1] zegt: Maar waarom zei jij eerst botox en nu lidocaïne?
[verdachte] zegt: Dat is dat is een soort dat is een genetische naam daarvan. Maar wat jij moet doen jij moet…
[slachtoffer 1] zegt: Dus je hebt gewoon verdoving in mijn lippen gespoten?
[verdachte] zegt: Neej neej het is geen verdoving, het is een genetische naam daarvan maar je mag tot 1 februari niets doen hoor.” [15]
Voornoemde geluidsopnames zijn ter terechtzitting van 5 november 2014 afgespeeld. Verdachte heeft bij deze gelegenheid verklaard dat hij op voornoemde geluidsopnames is te horen. [16] Over sommige delen van de gesprekken heeft verdachte verklaard dat het niet zijn stem is.
Ten slotte bevindt zich in het dossier een uitdraai van de site
www.bigregister.nlwaaruit volgt dat verdachte op 8 juli 2012 stond geregistreerd in het BIG-register met als specialisme huisartsengeneeskunde (huisarts). [17]
Betrouwbaarheid geluidsopnames
In deze zaak is door de verdediging aangevoerd dat de geluidsopnames zijn gemanipuleerd. Verdachte zou niet de gehele tijd op de geluidsopnames te horen zijn. De rechtbank gaat er echter van uit dat verdachte de enige gesprekspartner van [slachtoffer 1] is geweest tijdens voornoemde gesprekken. Er zijn geen aanknopingspunten waaruit volgt dat dit niet het geval is. Immers, uit de weergave van de gesprekken kan worden afgeleid dat sprake is van een doorlopend gesprek waarbij de gesprekspartners op elkaars vragen en opmerkingen reageren. Bovendien past de inhoud van het gesprek van 31 januari 2012 naar het oordeel van de rechtbank bij de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij van verdachte informatie wilde hebben over haar lipbehandeling, en niet bij de verklaring van verdachte dat hij met haar sprak over een eerdere behandeling van een soa. Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen indicaties zijn die steun geven aan de stelling dat sprake zou zijn van manipulatie van de geluidsopnames, acht de rechtbank de geluidsopnames betrouwbaar. De rechtbank is om die reden van oordeel dat de geluidsopnames kunnen worden gebezigd tot het bewijs.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1] en [getuige 1]
In tegenstelling tot de verdediging, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] . In dit kader overweegt de rechtbank dat zij meermalen is verhoord en dat de rechtbank van oordeel is dat haar verklaringen, hoewel afwijkend op detailniveau, in hoofdlijnen consistent zijn. De rechtbank acht de verklaringen die [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd consistent met de verklaringen die zij eerder bij de politie heeft afgelegd, nu zij ook in de latere verhoren de essentie betreffende de gang van zaken rondom het incident op 18 januari 2012 op geloofwaardige en betrouwbare wijze heeft bevestigd.
De verklaringen van [slachtoffer 1] worden bovendien ondersteund door andere onderzoeksresultaten, te weten de rekening van haar telefoonabonnement en de inhoud van de eerdergenoemde geluidsopnames. Uit de schriftelijke weergave van de geluidsopname van 26 januari 2012 volgt bijvoorbeeld dat [slachtoffer 1] op dat moment nog steeds patiënte van verdachte was. Het valt de rechtbank in het bijzonder op dat verdachte niet geschrokken lijkt te reageren als zij aan hem vraagt of zij gewoon een afspraak met hem kan maken zonder dat hij aan haar gaat zitten en er geneukt gaat worden. De schriftelijke weergave van de geluidsopname van 31 januari 2012 ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 1] over de lipbehandelingen die verdachte bij haar heeft verricht, aangezien zij meerdere malen het woord lippen in de mond neemt en verdachte, nadat [slachtoffer 1] aan hem had gevraagd wat voor spul hij in haar lippen had gespoten, lidocaïne heeft geantwoord.
Verder vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] steun in de verklaring van [getuige 1] . Zo verklaren beiden dat verdachte op enig moment een voorstel aan [slachtoffer 1] heeft gedaan om seksuele handelingen met hem te verrichten in ruil voor een lipvergroting, dat [getuige 1] met [slachtoffer 1] mee is gegaan naar de praktijk van verdachte omdat zij vanwege een patiëntenstop in haar eigen woonplaats op zoek was naar een huisarts en dat [slachtoffer 1] verdachte op 18 januari 2012 heeft gebeld om te zeggen dat ze wat later zou komen. Voorts verklaren beiden hetzelfde over de wijze waarop hen door verdachte de toegang is verschaft tot de praktijk en dat verdachte, terwijl [slachtoffer 1] in zijn spreekkamer aanwezig was, op enig moment geen broek meer aan had.
De rechtbank acht de verschillen tussen de verklaring van [getuige 1] en de verklaringen van [slachtoffer 1] op het punt van de door de verdediging aangevoerde details, niet doorslaggevend en is van oordeel dat de inhoud van deze verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, voor wat betreft de hiervoor bedoelde essentie geloofwaardig zijn.
De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat de verklaring van [slachtoffer 1] over een naar [getuige 1] verstuurd ping-bericht niet strookt met een rekening van haar telefoonabonnement, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] , nu deze omstandigheid de mogelijkheid niet uitsluit dat [slachtoffer 1] wel degelijk een ping-bericht naar [getuige 1] heeft gestuurd toen ze op 18 januari 2012 in de huisartsenpraktijk van verdachte aanwezig was. Ook de eerst ter terechtzitting van 7 september 2016 overlegde en aan [getuige 1] toegeschreven ongedateerde verklaring, maakt tot slot niet dat de rechtbank anders oordeelt over de betrouwbaarheid van [getuige 1] .
Concluderend acht de rechtbank de verklaring die [getuige 1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd en de verklaringen die [slachtoffer 1] heeft afgelegd betrouwbaar en ziet zij geen aanleiding om deze verklaringen niet te bezigen voor het bewijs.
Alibiverweer
De verdediging heeft een alibiverweer gevoerd. Uit een presentielijst nascholing woensdag van 18 januari 2012, onderwerp: ECG lezen in uw praktijk, locatie: Hotel Van der Valk te Nootdorp, zou blijken dat verdachte op 18 januari 2012 vanaf 17.00 uur niet in zijn praktijk was. De verdediging is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om vier huisartsen, te weten [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] , nader te bevragen in het kader van het gevoerde alibiverweer. Deze huisartsen staan vermeld op de presentielijst.
Omtrent het alibiverweer overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat de bijeenkomst van 18 januari 2012 heeft plaatsgevonden in de lobby van het Van der Valk hotel. De verklaring die verdachte heeft afgelegd over de locatie van de bijeenkomst strookt niet met de hierna vermelde verklaringen van eerdergenoemde huisartsen.
[getuige 2] heeft verklaard dat het nooit is voorgekomen dat ze in het Van der Valk hotel met 10 tot 15 artsen om een laptop zaten om een presentatie te bekijken. [getuige 3] heeft verklaard dat een nascholing of een cursus in een hotel in een afgesloten ruimte wordt gegeven, in een soort zaaltje. Hij heeft geen nascholing of cursus genoten in de lobby van een hotel. [getuige 4] heeft verklaard dat hij nog nooit nascholing heeft gehad in de lobby van een hotel. Het is wel eens voorgekomen dat ze met 10 tot 15 artsen om een laptop zaten, maar dat was bij een vergadering en bovendien op een andere locatie. [getuige 5] heeft verklaard dat hij nog nooit nascholing heeft gehad in de lobby van het Van der Valk hotel.
Bij de verhoren bij de rechter-commissaris van de vier huisartsen is de eerder door verdachte ingebrachte voornoemde presentielijst “nascholing woensdag 18 januari 2012, onderwerp: ECG lezen in uw praktijk, plaats: Hotel Van der Valk te Nootdorp”, waarop in de rechter bovenhoek gegevens van [bedrijf] zijn vermeld, aan hen getoond. [getuige 2] heeft verklaard dat deze nascholing en het onderwerp van de nascholing hem niet bekend voorkomen. [getuige 2] heeft verder verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij ooit nascholing heeft gehad van verdachte, dat de cursus van 18 januari 2012 niet staat vermeld op zijn nascholingsoverzicht en dat het niet kan kloppen dat hij op 18 januari 2012 een presentielijst van [bedrijf] zou hebben getekend. [getuige 3] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij naar de op de lijst vermelde cursus toe is geweest. [getuige 4] heeft verklaard dat hij, voor zover hij zich kan herinneren, de cursus ‘ECG lezen in uw praktijk’ niet heeft gevolgd. Het staat ook niet op zijn nascholingsoverzicht. [getuige 5] heeft verklaard dat hij geen nascholing heeft gehad op 18 januari 2012 en dat hij de nascholing “ECG lezen in uw praktijk” niet heeft gevolgd. Het staat ook niet op zijn nascholingslijst.
Gelet op de omstandigheid dat de inhoud van de presentielijst van 18 januari 2012 niet strookt met de verklaringen die de huisartsen daarover hebben afgelegd, in combinatie met de omstandigheden dat verdachte heeft toegegeven dat hij deze presentielijst heeft aangepast door de cursuslocatie te wijzigen en verdachte wisselend heeft verklaard over de aard van de bijeenkomsten - dan weer nascholing, dan weer intervisie -, acht de rechtbank het alibiverweer van verdachte volstrekt onaannemelijk en verwerpt zij dit verweer.
Voorwaardelijk verzoeken van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting van 7 september 2016 een drietal voorwaardelijke verzoeken gedaan wanneer de rechtbank verdachte niet zal vrijspreken op grond van hetgeen door de verdediging is aangevoerd.
De verdediging heeft de rechtbank in dat geval verzocht om:
te bevelen dat door het NFI of een soortgelijke instelling onderzoek wordt verricht naar de echtheid en originaliteit van de presentielijst van 18 januari 2012,
te bevelen dat navraag wordt gedaan of verdachte een accreditatieaanvraag heeft gedaan bij de accreditatiecommissie in verband met de bijeenkomst die hij op 18 januari 2012 heeft verzorgd en
te bevelen dat door het NFI of een soortgelijke instelling onderzoek wordt verricht naar de authenticiteit van de geluidsopnames van 26 januari 2012 en 31 januari 2012.
Nu de voorwaardelijke verzoeken bij pleidooi zijn gedaan, concludeert de rechtbank dat het noodzakelijkheidscriterium als bedoeld in artikel 315, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is bij de beoordeling van deze verzoeken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het eerste voorwaardelijke verzoek als volgt. Gelet op de omstandigheden dat de verdediging reeds in de gelegenheid is gesteld om vier huisartsen bij de rechter-commissaris te bevragen over de presentielijst, verdachte ter terechtzitting de originele presentielijst aan de rechtbank heeft getoond en verdachte in de gelegenheid is geweest om te reageren op de uitkomst van de verhoren van de huisartsen, acht de rechtbank zich voldoende geïnformeerd. Zij ziet geen noodzaak om nader onderzoek te laten verrichten met betrekking tot deze presentielijst.
De rechtbank wijst ook het tweede voorwaardelijke verzoek af nu zij de noodzaak daartoe niet aanwezig acht. De rechtbank ziet niet in welke bijdrage het door de verdediging beoogde nadere onderzoek, ongeacht de uitkomst hiervan, kan leveren aan enige in de onderhavige zaak door de rechtbank te nemen beslissing.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het derde voorwaardelijke verzoek als volgt.
Zoals eerder aangegeven, heeft de rechtbank geen indicaties aangetroffen die steun geven aan de stelling dat sprake zou zijn van manipulatie van de geluidsopnames, derhalve vastgesteld dat de geluidsopnames betrouwbaar zijn en om die reden bepaald dat de schriftelijke weergave van deze geluidsopnames kunnen worden gebezigd tot het bewijs. Hetgeen de raadsvrouw in dit verband heeft aangevoerd is onvoldoende ter onderbouwing van de noodzaak tot het nader onderzoeken van de authenticiteit van de geluidsopnames. De rechtbank wijst het derde voorwaardelijke verzoek van de verdediging derhalve eveneens af.
Conclusie
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] , in combinatie met de verklaring van [getuige 1] , de uitgewerkte telefoongesprekken die plaats hebben gevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] - waaruit onder meer volgt dat [slachtoffer 1] op 26 januari 2012 nog steeds stond ingeschreven als patiënt bij verdachte -, de telefoonrekening van [slachtoffer 1] en de uitdraai van de site van www.bigregister.nl, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 3 subsidiair.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij op 18 januari 2012 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg, ontucht te plegen met [slachtoffer 1] , die zich als patiënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd, zijn broek en onderbroek
heeftuitgetrokken terwijl die [slachtoffer 1] voor hem, verdachte, stond en vervolgens
heeftgeprobeerd op die [slachtoffer 1] te gaan liggen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
werkzaam in de gezondheidszorg, poging tot het plegen van ontucht met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ten aanzien van de feiten 3 subsidiair en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is een first offender en heeft een gezin met twee kinderen. De ten laste gelegde feiten dateren uit de periode van 2006 tot 2011 en derhalve is sprake van een aanzienlijke schending van de redelijke termijn. Niet is gebleken dat verdachte nadien nog in de fout is gegaan. Verdachte heeft bovendien reeds een tuchtrechtelijke sanctie opgelegd gekregen die consequenties heeft gehad voor zijn persoonlijke leven.
Volgens de verdediging staat een tuchtrechtelijke veroordeling niet aan een strafrechtelijke veroordeling in de weg, maar dient de uitkomst van de tuchtrechtelijke procedure wel een belangrijke rol te spelen bij de beoordeling van de proportionaliteit en opportuniteit van een strafrechtelijke beslissing. De verdediging heeft in dit kader verwezen naar een viertal uitspraken (HR 20 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ7078, HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9102 en Rechtbank Den Haag 30 oktober 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:13243 en Gerechtshof Amsterdam 17 juni 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2280). Om een dubbele bestraffing van verdachte te voorkomen dient volgens de verdediging te worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. Zij heeft in dit kader verwezen naar een vergelijkbare zaak tegen een huisarts (zie Hoge Raad 21 februari 1989, NJ 1989, 632). Indien de rechtbank van oordeel is dat aan verdachte voor een bepaalde tijdsduur zou moeten worden ontzet uit de uitoefening van zijn beroep, dan dient de periode vanaf het moment dat hij is geschrapt tot de uitspraakdatum, hierop in mindering te worden gebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte, destijds huisarts, heeft zich in de spreekruimte van zijn artsenpraktijk schuldig gemaakt aan een zedendelict. Nadat hij zijn broek en onderbroek had uitgetrokken in zijn spreekruimte, heeft hij geprobeerd om op een patiënte te gaan liggen. Verdachte heeft door zijn handelwijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van zijn patiënte, die zich aan zijn zorg en hulp had toevertrouwd, en tevens ernstige inbreuk gemaakt op haar geestelijke en lichamelijke integriteit. De relatie tussen hulpverlener en de aan zijn zorg toevertrouwde persoon schept voor de hulpverlener een bijzondere verantwoordelijkheid. Verdachte had zich daarvan rekenschap moeten geven en dienovereenkomstig moeten handelen.
Verdachte heeft geenszins laten blijken het kwalijke van zijn handelwijze in te zien. Hij heeft niet geschroomd zijn patiënte weg te zetten als een vrouw met psychische problemen en zichzelf neer te zetten als een slachtoffer van een breed opgezet complot.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 28 augustus 2014, waaruit volgt dat de reclassering bij verdachte geen problemen heeft geconstateerd op diverse leefgebieden, de reclassering geen uitspraken kan doen over het recidivegevaar vanwege de ontkennende houding van verdachte en zij de rechtbank adviseert om een straf op te leggen conform de ernst van de feiten indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, is de rechtbank, zeker gezien de proceshouding van verdachte, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf normaliter een passende reactie zou zijn op het strafbare feit dat verdachte heeft begaan.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat inmiddels geruime tijd is verstreken sinds het bewezen verklaarde feit en dat er sprake is geweest van een poging. Voorts neemt de rechtbank in strafmatigende zin in aanmerking dat verdachte op 31 maart 2015, onder andere vanwege hetzelfde feit, door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register is opgelegd, waardoor hij zijn beroep als huisarts niet meer kan uitoefenen. Voorts acht de rechtbank van belang dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie van 22 augustus 2016, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest wegens een zedendelict. Tot slot acht de rechtbank niet twee, zoals door de officier van justitie gevorderd, maar één feit bewezen.
De rechtbank acht, alles afwegende, de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarbij zal de rechtbank geen vermindering toepassen op grond van overschrijding van de redelijke termijn, omdat volgens bestendige jurisprudentie geen vermindering wordt toegepast bij een geheel voorwaardelijke straf.

7.De vordering van de benadeelde partijen

7.1
De inhoud van de vorderingen
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 10.000,00.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De raadsman van [slachtoffer 1] heeft aangevoerd dat [slachtoffer 1] door een arts is doorverwezen naar een psycholoog, dat bij de weging van het causale verband ook algemene ervaringsregels dienen mee te wegen, dat de hoogte van de vordering niet is betwist en dat het de rechtbank vrij staat het schadebedrag te schatten.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] wegens gebrek aan onderbouwing en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . Zij heeft voorts gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 1.000,00 ten behoeve van [slachtoffer 1] .
7.3
Het standpunt van de verdediging
De vordering van [slachtoffer 2] dient volgens de verdediging te worden afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraken. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering gelet op het volgende. In de onderbouwing van haar vordering heeft zij aangegeven dat zij is doorverwezen naar een psycholoog. Niet is gebleken dat zij daadwerkelijk onder behandeling is geweest bij een psycholoog. Omdat [slachtoffer 1] al langer met psychische klachten kampt, is het lastig om een causaal verband vast te stellen tussen haar gestelde psychische klachten en de ten laste gelegde feiten waarin zij staat vermeld. Omdat het lastig is om de exacte schade vast te stellen die zij ten gevolge van deze feiten heeft geleden, zal de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] , niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding en overweegt daartoe als volgt. Haar vordering is niet alleen gebaseerd op het bewezen verklaarde feit, maar mede gebaseerd op feiten waarvan de verdachte wordt vrijgesproken. Daar komt bij dat de gestelde immateriële schade summier is onderbouwd en door de verdediging van verdachte vraagtekens zijn gezet bij de causaliteit ten aanzien van de doorverwijzing naar een psycholoog. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zal opleveren. De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder
3 subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
werkzaam in de gezondheidszorg, poging tot het plegen van ontucht met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
(2) twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. S.M. Krans, rechter,
mr. J. Smeets, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL15J2 2012039713, van de politie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 117).
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 12, 14 en 15.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 57.
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 12, 15 en 16.
5.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 15 t/m 17.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] door de rechter-commissaris d.d. 25 november 2013.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] door de rechter-commissaris d.d. 30 maart 2015.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris d.d. 4 november 2013.
9.Een geschrift, te weten een rekening van de maand februari 2012 ten name van [slachtoffer 1] , met daarbij gevoegd nadere specificaties van onder meer gevoerde gesprekken en verzonden berichten over de periode 18 januari 2012 tot en met 31 januari 2012, p. 96, 99 en 101.
10.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 2 december 2015, p. 2 van het proces-verbaal terechtzitting.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 57.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 108.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 59.
14.Proces-verbaal terechtzitting van 5 november 2014, p. 6, inhoudende de volgende opmerking: “De rechtbank constateert bij monde van de voorzitter dat waar in de transcriptie (op pagina 86, zesde regel) het woordje “helemaal” staat, de rechtbank “iedere keer” hoort.
15.Een geschrift, getiteld “spraakmemo, 31 januari 2012, 15.43, lengte gesprek 4:15 minuten”, p. 86 t/m 87.
16.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 november 2014, p. 5 en 6 van het proces-verbaal terechtzitting.
17.Een geschrift, te weten een uitdraai van de site