Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
inhoudelijk behandeld door mr. O.P. Swens en mr. N. Wiersma, advocaten te Amsterdam, met bijstand van de octrooigemachtigde ir. mr. D.E. Hesselink. Voor Boehringer is de zaak inhoudelijk behandeld door S.C. Dack, barrister, en mr. P. van Schijndel, advocaat te Amsterdam, met bijstand van de octrooigemachtigde dr. J.H.J. den Hartog.
1.De procedure
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 10 maart 2015 waarbij Teva verlof is verleend om te procederen volgens het Versneld Regime in Octrooizaken;
- de VRO-dagvaarding van 23 maart 2015;
- de akte houdende overlegging producties en aanvulling dagvaarding van 27 mei 2015 met producties 1 tot en met 45;
- de akte houdende wijziging grondslag tevens houdende rectificatie productie van Teva van 5 augustus 2015, met een verbeterde productie 16;
- de conclusie van antwoord van 5 augustus 2015, met producties 1 tot en met 5;
- de op 11 november 2015 ontvangen akte houdende overlegging aanvullende producties van Teva, met producties 46 tot en met 49, waarbij Teva tevens haar eis heeft verminderd;
- de op 11 november 2015 ontvangen akte overlegging aanvullende producties van Boehringer, met producties 6 tot en met 9;
- de op 11 december 2015 ontvangen akte houdende overlegging reactieve productie en vermeerdering grondslag van Teva, met productie 50;
- de op 11 december 2015 ontvangen akte overlegging reactieve producties van Boehringer, met producties 10 tot en met 13;
- de op 24 december 2015 ontvangen akte houdende rectificatie vermeerdering grondslag van Teva;
- het op 28 december 2015 ontvangen proceskostenoverzicht van Teva;
- het op 28 december 2015 ontvangen proceskostenoverzicht van Boehringer;
- het op 29 december 2015 ontvangen vervangende proceskostenoverzicht van Boehringer;
- het op 7 januari 2016 ontvangen aanvullende proceskostenoverzicht van Teva;
- het op 7 januari 2016 ontvangen aanvullende proceskostenoverzicht van Boehringer;
- de ter gelegenheid van het pleidooi van 8 januari 2016 overgelegde pleitnotities, waarbij randnummer 89 van de pleitnota zijdens Teva is doorgehaald omdat die niet is gepleit.
2.De feiten
‘Neue Thiencylcarbonsäureester von Aminoalkoholen, ihre Quaternierungsprodukte sowie die Herstellung und Verwendung dieser Verbindungen’. Dit ABC, verlengd met zes maanden op basis van artikel 13 van de EU Verordening Nr. 469/2009 en artikel 36 van de EU Verordening 1901/2006, is vervallen op 11 maart 2016. Boehringer is daarnaast houdster van (het Nederlandse deel van) EP 1 379 220, getiteld
‘Inhalationskapseln’, verleend op 29 december 2004 op een aanvrage van 27 mei 2002 die de prioriteit inroept van de Duitse aanvrage DE 10126924 van 1 juni 2001 (hierna: EP 220). Tegen de verlening van EP 220 is geen oppositie ingesteld.
‘The Spirometric Efficacy of Once-Daily Dosing With Tiotropium in Stable COPD, A 13-Week Multicenter Trial’, in CHEST, vol. 118(5), november 2000, p. 1294–1302 (hierna: Casaburi), bevat de volgende passages:
‘HPMC Capsules - An Alternative to Gelatin’, geplaatst in het novembernummer van Pharmaceutical Technology Europe van 1998 (hierna: Ogura) bevat de volgende passages:
et al.recently succeeded in making capsules from hydroxypropyl methylcellulose 2910 (HPMC),1 a material also used as a water-soluble film coating. We have confirmed the applicability of the HPMC capsule to products.2 As USP, EP and JP (the United States, European and Japanese pharmacopoeia) monographs all describe capsules made of cellulose or methylcellulose, in addition to gelatin, the HPMC capsule conforms to pharmacopoeial standards.
‘Draft Guidance for Industry: Metered Dose Inhaler (MDI) and Dry Powder Inhaler (DPI) Drug Products: Chemistry, Manufacturing, and Controls Documentation’van de Department of Health and Human Services van de Amerikaanse Food and Drug Administration uit oktober 1998, is op bladzijde 23 het volgende opgenomen onder “DPI’s”:
3.De vorderingen
4.De beoordeling
Chronic Obstructive Pulmonary Disease), hierna: COPD (conclusie 13).
problem-and-solution-approach(hierna: PSA), welk hulpmiddel partijen ook in hun argumentatie hanteren. De PSA bestaat uit de volgende stappen:
‘niet op voorhand onaannemelijk (implausible)’zijn en
‘post filed data dan voldoende zijn’.
‘op voorhand niet onaannemelijk zijn’. Boehringer erkent dat in EP 220 iedere vorm van toelichting en onderbouwing van de genoemde effecten ontbreekt. In de voorbeelden worden geen capsules getest (ook wordt niet vermeld dat ze überhaupt getest zijn), laat staan dat de capsules worden vergeleken met de capsules uit de stand van de techniek. De nu gestelde (volgens Boehringer zelfs: verbeterde) effecten worden derhalve niet, zelfs niet in enige mate, aannemelijk gemaakt. Gelet op het voorgaande valt niet in te zien, en Boehringer heeft dit ook niet onderbouwd, waaruit de vakman niettemin zou kunnen opmaken of waarom hij zou begrijpen dat de geclaimde HPMC-capsules met een gereduceerd vochtgehalte bewerkstelligen (‘garanderen’) dat de werkzame stof in voldoende mate stabiel is, met uiterste nauwkeurigheid wordt gedoseerd, toediening van de werkzame stof bij goed ledigingsgedrag mogelijk maken en een goed perforatiegedrag vertonen bij geringe broosheid (vergelijk paragraaf [0006]).
(‘post-published evidence’)in overweging worden genomen voor de bepaling van de inventiviteit, dan is nog steeds vereist dat het in het octrooi beschreven effect op zichzelf, zonder dit nagekomen bewijsmateriaal, reeds plausibel is gemaakt. [3] Zoals gezegd is daarvan in casu geen sprake.
het verschaffen van een alternatief capsulemateriaal voor gelatine geschikt voor tiotropiumbromide in inhaleerbare droge poedervorm gemengd met lactose’. Deze probleemstelling is zo specifiek mogelijk zonder dat zij tevens naar de oplossing verwijst. Immers, zij suggereert niet het gebruik van HPMC. Dat de probleemstelling de vakman ertoe dwingt te blijven binnen het stramien van een capsule voor een droge poeder-inhalator voor tiotropium is inherent aan het feit dat Casaburi deze kenmerken ook al openbaart. Een ruimere probleemstelling, bijvoorbeeld ‘het voorzien in een capsule-gebaseerd tiotropium-DPI-product met een verbeterde stabiliteit en afgifte’, zoals door Boehringer bepleit, doet geen recht aan de specifieke kenmerken van Casaburi en de verschilmaatregelen, daargelaten dat deze probleemstelling is gebaseerd op de niet plausibel gemaakte effecten ‘verbeterde stabiliteit en afgifte’.
‘HPMC Capsules - An Alternative to Gelatin’. In Ogura leest hij dat capsules gemaakt van het gebruikelijke gelatine 13-15% water bevatten en om die reden niet geschikt kunnen zijn voor gebruik bij hydrolyseerbare geneesmiddelen, terwijl sommige geneesmiddelen ook een reactie kunnen aangaan met de aminogroepen van gelatine wat tot ongewenste eigenschappen van de capsule kan leiden. Daarnaast ziet de vakman in Ogura geopenbaard worden dat HPMC minder vocht bevat dan gelatine (Ogura noemt een
‘naturally low’vochtgehalte van 2 tot 5%), en dat HPMC ook andere bezwaren van gelatine ondervangt zoals het bezwaar dat sommige patiënten vanuit religieus of vegetarisch motief hebben tegen het dierlijke materiaal van de capsules. Verder vermeldt Ogura dat HPMC ook een oplossing kan bieden voor problemen met gelatine als capsulemateriaal in poederinhalatoren, zoals het kleven van het poeder aan de capsulewand en broosheid van de capsule door opslag onder lage luchtvochtigheid
(‘Capsules have also been used as unit-dose containers to administer finely divided powders with specially designed inhalation devices. In the past, such delivery systems have encountered problems, including adherence of the powder to the gelatine capsule because of static electricity and capsule breakage because of the brittleness that results from storage under very low humidity. The HPMC capsule avoids these problems and would be appropriate for use in these situations’). Op grond daarvan zal de vakman die, uitgaande van Casaburi, op zoek is naar een alternatief voor gelatine als capsulemateriaal Ogura raadplegen en gemotiveerd zijn HPMC als capsulemateriaal te proberen voor inhalatiecapsules, nu dit in het artikel als veelbelovend alternatief voor het tot dan toe gebruikelijke gelatine wordt gepresenteerd.
peer-reviewedwas. Ter zitting is namelijk onweersproken gesteld dat de deskundige van Teva, professor Frijlink, in de
peer-review boardzat. De vakman had naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen redenen te twijfelen aan de juistheid van de feiten en beweringen in Ogura. Dat het artikel geen verslag doet van experimenten met HPMC als capsulemateriaal voor
inhalatiecapsules, en dat Ogura niets zegt over het perforatiegedrag van HPMC is daarbij niet van belang. De in r.o. 4.16. geciteerde passage uit Ogura zal de vakman in elk geval aansporen HPMC als capsulemateriaal voor een droge poederinhalator te proberen. Ogura vermeldt immers expliciet dat HPMC ‘
would be appropriate’ voor gebruik voor capsules voor droge poeder inhalatoren.
(‘.. gereduceerd vochtgehalte is in het kader van de onderhavige uitvinding gedefinieerd als equivalent aan de aanduiding van een TEWS-vochtgehalte van minder dan 15%’). Het octrooi geeft immers niet aan ten opzichte waarvan het vochtgehalte ‘gereduceerd’ is. Verder wijst niets in het octrooi erop dat ‘gereduceerd’ een bepaalde menselijke handeling (het drogen) in zou houden. Het verweer van Boehringer dat de vakman niet tot de uitvinding zou komen omdat hij de HPMC capsules niet zou drogen berust dus op een onjuiste uitleg van de term ‘gereduceerd’ in conclusie 6. Of Ogura al dan niet een correct vochtgehalte van het daarin genoemde HPMC openbaart, kan in het midden blijven, nu de eigen deskundige van Boehringer, professor Friess, in zijn beide rapporten aangeeft dat
‘it was and is generally accepted that normal ambient conditions are in the range of 40-50% RH and between 20-25°C’en dat onder die condities
‘HPMC has a minimum moisture content of 5%. The range usually cited is 5-7%’. Aangezien het in gewijzigde conclusie 6 geclaimde bereik kleiner
of gelijkis aan 5 %, valt HPMC binnen het bereik van conclusie 6.
(‘gelatine capsules zijn ideaal’)en de nadelen ervan volgens de professoren Birchall en Friess goed te managen waren. Bovendien zou een aantal
pointersuit de stand van de techniek wegwijzen van het gebruik van HPMC als capsulemateriaal voor een DPI met tiotropiumbromide.
problem-and-solution approachde motivatie van de gemiddelde vakman om het objectieve technische probleem op te lossen een gegeven is nu hij wordt geacht er voortdurend op gericht te zijn het objectief-technische probleem op te lossen. [4] Nu dit probleem zoals hiervoor is toegelicht niet mede het vinden van een capsule met een gereduceerd vochtgehalte omvat, kan het door Boehringer gemaakte punt dat tiotropium niet vochtgevoelig en niet hygroscopisch zou zijn en de vakman Ogura om die reden niet relevant zou vinden, onbesproken blijven, nog daargelaten dat Ogura meer voordelen ten opzichte van gelatine als capsulemateriaal openbaart dan alleen een lager vochtgehalte.
pointers away’) die de vakman volgens Boehringer zouden weerhouden van het toepassen of proberen van HPMC overweegt de rechtbank als volgt.
zouhij, als hij een dergelijke aanwijzing krijgt, deze opvolgen. Niettemin kan in deze situatie sprake zijn van inventiviteit als om wat voor reden ook een gemiddelde vakman de gesuggereerde oplossing niet zou opvolgen omdat deze naar algemene opvattingen niet werkt of kan werken. In beginsel is dan sprake van een vooroordeel tegen die oplossing. Ook zal de vakman vanzelfsprekend een evident onjuiste (‘defecte’) technische leer niet volgen. [5] Boehringer heeft niet gesteld dat sprake is van een vooroordeel tegen het gebruik van HPMC als capsulemateriaal of van een evident onjuiste leer. Daarmee is in beginsel de discussie gesloten voor de inventiviteit van conclusie 6.
pointers) die Boehringer in casu naar voren heeft gebracht zullen naar het oordeel van de rechtbank de vakman niet weerhouden HPMC te kiezen, met andere woorden: deze ‘bezwaren’ kunnen niet raken aan de redelijke verwachting van de vakman dat hij met Ogura in de hand in HPMC een geschikt alternatief capsulemateriaal zal vinden.
Although HPMC capsules have a naturally low moisture content, the HPMC film does contain some adsorbed water that is readily released. For drugs that are extremely moisture sensitive, it may still be desirable to add water absorbent excipients”. Of juist is dat HPMC meer water loslaat dan gelatine, zoals Boehringer bij monde van haar deskundige, professor Friess, heeft beweerd, kan in het midden blijven nu Boehringer zelf met klem heeft beweerd dat tiotropium niet vochtgevoelig is en de vakman dat op de prioriteitsdatum ook wist. Waarom de vakman in die situatie door het waterloslatende gedrag van HPMC zou worden afgehouden van het gebruik van HPMC is daarom niet duidelijk. Bovendien heeft Teva onder verwijzing naar een artikel van Callahan uit 1982
(‘Equilibrium moisture content of pyharmceutical excipients’)onweersproken gesteld dat gelatine in absolute zin meer water verliest dan HPMC bij een dalende luchtvochtigheid. Hoewel juist is dat Callahan betrekking heeft op HPMC als hulpstof, heeft Boehringer niet gemotiveerd aangegeven waarom, en hoe, de daarin genoemde waarden, althans het verloop daarvan in verhouding tot het verloop van die waarden bij gelatine, anders zou zijn bij gebruik van die materialen als capsulemateriaal.