In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Leo Pharmaceutical Products Ltd A/S en Sandoz B.V. Leo Pharma, gevestigd in Denemarken, had een octrooi (EP 154) verkregen voor een nieuwe kristallijne vorm van calcipotriol, een stof die wordt gebruikt voor de behandeling van psoriasis. Sandoz, die ook geneesmiddelen met calcipotriol op de markt bracht, had inbreukprocedures aangespannen en vorderde de nietigverklaring van het octrooi. De rechtbank had de vorderingen van Leo Pharma grotendeels toegewezen, maar het gerechtshof oordeelde dat het octrooi ontbeert aan inventiviteit en wees de vorderingen van Leo Pharma af. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat de gemiddelde vakman op de prioriteitsdatum zonder uitvindingswerkzaamheden tot de bereiding van calcipotriol monohydraat zou zijn gekomen. De Hoge Raad benadrukte dat het bij de beoordeling van inventiviteit niet noodzakelijk is dat de vakman het probleem dat door de uitvinding wordt opgelost, heeft onderkend. De Hoge Raad verwierp het principale beroep van Leo Pharma en veroordeelde hen in de proceskosten van Sandoz, die in totaal € 82.702,06 bedroegen. Dit arrest is van belang voor de beoordeling van de inventiviteit van octrooien en de toepassing van de 'problem solution approach' in octrooirechtelijke geschillen.