4.4.Nu de belanghebbende in overeenstemming met de mededeling van de inspecteur beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak van de inspecteur op het bezwaar tegen een beschikking die niet voor bezwaar vatbaar was, zal het hof die uitspraak vernietigen en de belanghebbende alsnog niet-ontvankelijk verklaren in haar bezwaar.”
14. De rechtbank volgt het hiervoor weergegeven oordeel van het Hof Leeuwarden en de daartoe door het hof gebezigde gronden en acht dat oordeel ook geldend onder de huidige wettelijke bepalingen. Dit betekent dat de beschikking niet is aan te merken als een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onder b, van de Awr. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen de beschikking dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
15. Anders dan eiseres stelt, is naar het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de beschikking geen sprake is van een ‘bijkomende beschikking’ als bedoeld in de arresten van de Hoge Raad van 20 juni 2014, nr. 13/03828, ECLI:NL:HR:2014:1457, 20 januari 2012, nr. 10/04553, ECLI:NL:HR:2012:BR4790 en 20 december 2013, nr. 12/02872, ECLI:NL:HR:2013:1797. Deze arresten hebben betrekking op heffingsrentebeschikkingen en een dwangsombeschikking. Het gaat derhalve om beschikkingen waartegen bezwaar en beroep open staat. De rechtbank vindt in die arresten geen aanleiding om de beschikking aan te merken als een “voor bezwaar vatbare beschikking”. Dit geldt ook voor de door eiseres aangehaalde uitspraak van deze rechtbank van 15 oktober 2008, AWB 07/3285, ECLI:NL:RBSGR:2008:BG7090,. 16. Het beroep op het vertrouwensbeginsel, wat er zij van de gebezigde gronden, kan eiseres evenmin baten. Of een rechtsgang open staat tegen een beschikking, wordt bepaald door dwingend recht van openbare orde. Dit betekent dat ingeval de wet daarin niet voorziet, een rechtsgang niet alsnog kan worden gecreëerd door een misslag van verweerder of enig ander beginsel van behoorlijk bestuur dan wel een afspraak tussen partijen.
17. De rechtbank verwerpt het door eiseres ter zitting ingenomen standpunt dat bezwaar en beroep openstaat op grond van de Awb. Anders dan eiseres bepleit, gaat het hier om een volgens de belastingwet genomen besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Awr.
18. Het voorgaande betekent dat het beroep voor zover gericht tegen de uitspraak op bezwaar, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
19. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, vloeit voort dat eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen een niet voor bezwaar vatbare beschikking. Een dergelijk bezwaar is naar haar aard kennelijk niet-ontvankelijk. Dit wordt niet anders ingeval verweerder zich aanvankelijk niet bewust leek te zijn van het ontbreken van een rechtsingang.
20. Omdat sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar, is volgens artikel 4:17, zesde lid, onder c, van de Awb geen dwangsom verschuldigd. Verweerder heeft terecht het verzoek van eiseres om toekenning van een dwangsom afgewezen.
Proceskosten en griffierecht
21. De rechtbank vindt geen aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, omdat sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar en een niet-ontvankelijk beroep. Dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar en eiseres daartegen op goede gronden in beroep is gekomen, maakt dit niet anders. Wel is dit aanleiding verweerder op te dragen het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.