ECLI:NL:RBDHA:2015:13263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
09/176494-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging door echtpaar van twee buren n.a.v. geschil over bouw van een berging; vrijspraak van smaad; voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1955, die samen met haar echtgenoot beschuldigd werd van belaging van twee buren. De belaging vond plaats in het kader van een conflict over de bouw van een berging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar echtgenoot gedurende een periode van anderhalve maand verschillende beledigende e-mails en brieven hebben verstuurd naar de slachtoffers, waarin zij hen beschuldigden van onrechtmatig gedrag en hen bedreigden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen van de verdachten in aanmerking zijn genomen. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachten een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers vormden, wat leidde tot een aanzienlijke verstoring van hun woongenot en persoonlijke vrijheid. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van smaad, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte met het doel om ruchtbaarheid te geven handelde. De rechtbank heeft de verdachte echter wel schuldig bevonden aan belaging en opgelegd een taakstraf van veertig uur, die voorwaardelijk is met een proeftijd van twee jaar. De vordering van de benadeelde partijen tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding vormde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/176494-13
Datum uitspraak: 20 november 2015
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1955 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 november 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. de Jonge en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. B.A.S.E. Maandag, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij op of omstreeks 19 januari 2013 te Wateringen, gemeente Westland, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk, door middel van verspreiding van (een) geschrift(en), de eer en/of de goede naam van [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2] heeft/hebben aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) met voormeld doel (een) geschrift(en) verspreid, te weten:
- een brief waarin zij de werkgever van die [Slachtoffer 2] ( [Werkgever Slachtoffer 2] ) vragen/vraagt een onderzoek in te stellen naar het gebruik van goederen en diensten door die [Slachtoffer 2] van deze werkgever voor privédoeleinden en waarin zij stellen/stelt dat die [Slachtoffer 2] een gerechtelijke procedure opstart die gebaseerd is op onwaarheden; en/of
- begeleidende stukken uit (een) gerechtelijke procedure(s) waarbij die [Slachtoffer 2] en/of die [Slachtoffer 1] en hij verdachte en zijn medeverdachte betrokken zijn;
Feit 2
zij in of omstreeks de periode van 15 december 2012 tot en met 31 januari 2013 te Wateringen, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft/hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [Slachtoffer 2] in elk geval van (een) ander(en), met het oogmerk die [Slachtoffer 2] , in elk geval die ander(en) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader aldaar in genoemde periode
- op 15 december 2012 een mail gestuurd naar [Slachtoffer 2] waarin die [Slachtoffer 2] en zijn vrouw wordt toegevoegd: "Sukkels zijn jullie!" en/of "Gekke Berta, () je bent echt een koe", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een brief gestuurd aan de raadsman van die [Slachtoffer 2] met de strekking dat hij, [Slachtoffer 2] , voor 15 januari 2013 een geldbedrag moest betalen en/of
- op 12 januari 2013 een mail gestuurd aan [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] waarin staat: "Justitie, politie, gemeente, slachtofferhulp, [Werkgever Slachtoffer 2] , iedereen met de achternaam [Slachtoffer 2] of [Slachtoffer 1] , oude eigenaren, huidige en oudere buren, iedereen wordt ingelicht, of het nu [een wijk in] Wateringen 't Wijdt in Lemmer betreft, Den Haag of elders in Nederland is, zorg dat jullie een ijshokkie beveiligingspakkie hebben! Over is het leven voor jullie, hier en elders", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- in de nacht van 11 op 12 januari 2013 gebeld naar die [Slachtoffer 2] zonder wat te zeggen en/of
- op of na 15 januari 2013 een brief gestuurd aan de werkgever van die [Slachtoffer 2] ( [Werkgever Slachtoffer 2] ) waarin zij/hij, verdachten/verdachte vragen/vraagt een onderzoek in te stellen naar het gebruik van goederen en diensten door die [Slachtoffer 2] van deze werkgever voor privédoeleinden en waarin ze/hij, verdachten/verdachte stellen/stelt dat die [Slachtoffer 2] een gerechtelijke procedure opstart die gebaseerd is op onwaarheden; en/of daarbij
begeleidende stukken heeft gestuurd aan de werkgever van die [Slachtoffer 2] uit (een) gerechtelijke procedure(s) waarbij die [Slachtoffer 2] en/of die [Slachtoffer 1] en hij verdachte en zijn medeverdachte betrokken zijn en/of
- op of na 15 januari 2013 voornoemde brief en/of begeleidende stukken gericht aan de werkgever van die [Slachtoffer 2] gestuurd aan buren van die [Slachtoffer 2] ;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 december 2012 te Wateringen, gemeente Westland opzettelijk al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen beledigend [Slachtoffer 2] , bij geschrift heeft toegevoegd de woorden "Sukkels zijn jullie", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
en/of
zij in of omstreeks de periode van 20 december 2012 tot en met 31 januari 2013 te Wateringen, gemeente Westland al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [Slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [Slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s)
- een brief gestuurd aan de raadsman van die [Slachtoffer 2] met de strekking dat hij, [Slachtoffer 2] , voor 15 januari 2013 een geldbedrag moest betalen en/of
- op 12 januari 2013 een mail gestuurd aan [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] waarin staat: "Justitie, politie, gemeente, slachtofferhulp, [Werkgever Slachtoffer 2] , iedereen met de achternaam [Slachtoffer 2] of [Slachtoffer 1] , oude eigenaren, huidige en oudere buren, iedereen wordt ingelicht, of het nu [een wijk in] Wateringen 't Wijdt in Lemmer betreft, Den Haag of elders in Nederland is, zorg dat jullie een ijshokkie beveiligingspakkie hebben! Over is het leven voor jullie, hier en elders", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- in de nacht van 11 op 12 januari 2013 gebeld naar die [Slachtoffer 2] zonder wat te zeggen en/of
- op of na 15 januari 2013 een brief gestuurd aan de werkgever van die [Slachtoffer 2] ( [Werkgever Slachtoffer 2] ) waarin zij, verdachten/verdachte vragen/vraagt een onderzoek in te stellen naar het gebruik van goederen en diensten door die [Slachtoffer 2] van deze werkgever voor privédoeleinden en waarin zij, verdachten/verdachte stellen/stelt dat die [Slachtoffer 2] een gerechtelijke procedure opstart die gebaseerd is op onwaarheden en/of daarbij begeleidende stukken heeft gestuurd aan de werkgever van die [Slachtoffer 2] uit (een) gerechtelijke procedure(s) waarbij die [Slachtoffer 2] en/of die [Slachtoffer 1] en hij verdachte en zijn medeverdachte betrokken zijn en/of
- op of na 15 januari 2013 voornoemde brief en/of begeleidende stukken gericht aan de werkgever van die [Slachtoffer 2] gestuurd aan buren van die [Slachtoffer 2] ;
Feit 3
zij in of omstreeks de periode van 15 december 2012 tot en met 31 januari 2013 te Wateringen, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft/hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [Slachtoffer 1] in elk geval van (een) ander(en), met het oogmerk die [Slachtoffer 1] , in elk geval die ander(en) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader aldaar in genoemde periode
- een wc-rol en/of mandarijnenschillen in de tuin van die [Slachtoffer 1] gegooid en/of
- op 21 maart 2012 de schutting behorend bij het huis van die [Slachtoffer 1] vernield en/of
- op 12 mei 2012 een kopie van een bezwaarschrift ingediend tegen de vergunning voor een uitbouw, althans een berging behorende bij het huis van verdachte en/of haar medeverdachte met daarop een kopie van het identiteitsbewijs van die [Slachtoffer 1] achter de voorruit van haar autoruit geplaatst en/of
- op 15 december 2012 een mail gestuurd naar die [Slachtoffer 1] waarin die [Slachtoffer 1] wordt toegevoegd: "Sukkels zijn jullie!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een brief gestuurd aan de raadsman van die [Slachtoffer 1] met de strekking dat hij, [Slachtoffer 1] , voor 15 januari 2013 een geldbedrag moest betalen en/of
- op 12 januari 2013 een mail gestuurd aan die [Slachtoffer 1] waarin staat: "Justitie, politie, gemeente, slachtofferhulp, [Werkgever Slachtoffer 2] , iedereen
met de achternaam [Slachtoffer 2] of [Slachtoffer 1] , oude eigenaren, huidige en oudere buren, iedereen wordt ingelicht, of het nu het Hoekblok in Wateringen 't Wijdt in Lemmer betreft, Den Haag of elders in Nederland is, zorg dat jullie een ijshokkie beveiligingspakkie hebben! Over is het leven voor jullie, hier en elders", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- op of na 15 januari 2013 een brief gestuurd aan de werkgever van medebuurtbewoner [Slachtoffer 2] (het ministerie van Defensie) waarin zij, verdachten/verdachte vragen/vraagt een onderzoek in te stellen naar het
gebruik van goederen en diensten door die [Slachtoffer 2] van deze werkgever voor privédoeleinden en waarin ze/hij, verdachten/verdachte stellen/stelt dat die [Slachtoffer 2] een gerechtelijke procedure opstart die gebaseerd is op onwaarheden en/of daarbij begeleidende stukken heeft gestuurd aan de werkgever van die [Slachtoffer 2] uit (een) gerechtelijke procedure(s) waarbij die [Slachtoffer 2] en/of die [Slachtoffer 1] en zij verdachte en/of haar medeverdachte betrokken is/zijn en/of
- op of na 15 januari 2013 voornoemde brief en/of begeleidende stukken gericht aan de werkgever van die [Slachtoffer 2] gestuurd aan buren van die [Slachtoffer 1] ;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 december 2012 te Wateringen, gemeente Westland opzettelijk al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen beledigend [Slachtoffer 1] , bij geschrift heeft toegevoegd de woorden "Sukkels zijn jullie", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
en/of
zij in of omstreeks de periode van 20 december 2012 tot en met 31 januari 2013 te Wateringen, gemeente Westland al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [Slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [Slachtoffer 1] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s)
- een wc-rol en/of mandarijnenschillen in de tuin van die [Slachtoffer 1] gegooid en/of
- op 21 maart 2012 de schutting behorend bij het huis van die [Slachtoffer 1] vernield en/of
- op 12 mei 2012 een kopie van een bezwaarschrift ingediend tegen de vergunning voor een uitbouw, althans een berging behorende bij het huis van verdachte en/of haar medeverdachte met daarop een kopie van het identiteitsbewijs van die [Slachtoffer 1] achter de voorruit van haar autoruit geplaatst en/of
- een brief gestuurd aan de raadsman van die [Slachtoffer 1] met de strekking dat hij, [Slachtoffer 1] , voor 15 januari 2013 een geldbedrag moest betalen en/of
- op 12 januari 2013 een mail gestuurd aan die [Slachtoffer 1] waarin staat: "Justitie, politie, gemeente, slachtofferhulp, [Werkgever Slachtoffer 2] , iedereen met de achternaam [Slachtoffer 2] of [Slachtoffer 1] , oude eigenaren, huidige en oudere buren, iedereen wordt ingelicht, of het nu [een wijk in] Wateringen 't Wijdt in Lemmer betreft, Den Haag of elders in Nederland is, zorg dat jullie een ijshokkie beveiligingspakkie hebben! Over is het leven voor jullie, hier en elders", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- op of na 15 januari 2013 een brief gestuurd aan de werkgever van medebuurtbewoner [Slachtoffer 2] [Werkgever Slachtoffer 2] ) waarin zij, verdachten/verdachte vragen/vraagt een onderzoek in te stellen naar het gebruik van goederen en diensten door die [Slachtoffer 2] van deze werkgever voor privédoeleinden en waarin ze/hij, verdachten/verdachte stellen/stelt dat die [Slachtoffer 2] een gerechtelijke procedure opstart die gebaseerd is op onwaarheden; en/of daarbij begeleidende stukken heeft gestuurd aan de werkgever van die [Slachtoffer 2] uit (een) gerechtelijke procedure(s) waarbij die [Slachtoffer 2] en/of die [Slachtoffer 1] en zij verdachte en/of haar medeverdachte betrokken zijn/is en/of
- op of na 15 januari 2013 voornoemde brief en/of begeleidende stukken gericht werkgever van die [Slachtoffer 2] gestuurd aan buren van die [Slachtoffer 1] .

3.Voorvragen

3.1
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde, voor zover het het bestanddeel “- op 21 maart 2012 de schutting behorend bij het huis van die [Slachtoffer 1] vernield en/of” betreft, nu voor dat feit op 20 december 2012 door het Openbaar Ministerie tot een sepot met schadevergoeding aan de benadeelde is beslist en strafvervolging van dat feit een schending van het ne bis in idem-beginsel inhoudt.
3.2
Beroep op nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 1
In weerwil van hetgeen door de verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde geen innerlijke tegenstrijdigheden bevat noch onvoldoende duidelijk is, immers bevat de tenlastelegging wel degelijk duidelijk te onderkennen concrete gedragingen, in de vorm van de bestanddelen die na de zogenaamde ‘gedachtestreepjes’ zijn ten laste gelegd. De rechtbank verwerpt derhalve het beroep van de verdediging op nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
3.3
Overige voorvragen en conclusie
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding (ook voor het overige) geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie voor het overige ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw van verdachte is vrijspraak van het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde bepleit. De raadsvrouw heeft voorts vrijspraak van het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde bepleit, voor zover het ziet op het deel van de tenlastelegging dat de overtreding van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) betreft.
4.3
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het bij artikel 261 eerste en tweede lid Sr strafbaar gestelde, is noodzakelijk dat bewezen kan worden dat de ten laste gelegde handelingen gepleegd zijn, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven. Onder ‘ruchtbaarheid geven’ als bedoeld in art. 261 Sr dient te worden verstaan ‘het ter kennis van het publiek brengen’. Met zodanig ‘publiek’ is een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld (vgl. HR 8 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9186, NJ 2008/430 en HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1243, NJ 2014/337). Nu uit de tenlastelegging blijkt dat uitsluitend een brief is gestuurd aan de werkgever van [Slachtoffer 2] , is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan gelden als een handeling die als kennelijk doel heeft ruchtbaarheid te geven aan de inhoud van die brief. Daaruit is immers niet af te leiden dat dit is gedaan met het kennelijke doel de inhoud van die brief ter kennis te brengen van een kring van betrekkelijk willekeurige derden. Het enkele feit dat de verdachte aan de werkgever van aangever [Slachtoffer 2] heeft verzocht om nader onderzoek in te stellen is niet voldoende om aan te nemen dat verdachte heeft gehandeld ‘met het kennelijke doel om ruchtbaarheid te geven’. Dit betekent dat, nu het bestanddeel ‘(met het kennelijke doel om) ruchtbaarheid te geven’ uit art. 261 Sr niet bewezen is, verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Verdachte en haar man (hierna: de verdachten) wonen op het adres [adres verdachte] . Aangever [Slachtoffer 2] woont op het adres [adres slachtoffer 2] en aangever [Slachtoffer 1] op het adres [adres slachtoffer 1] . Er zijn problemen ontstaan tussen verdachte en aangevers [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] om de eigendom van een stuk grond met daarop een berging van de verdachten. Sinds aangevers [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] bezwaar hebben aangetekend tegen de bouw van een nieuwe berging op dit stuk grond, zijn de problemen met de verdachten begonnen. [2]
Zo heeft de verdachte een wc-rol en mandarijnenschillen in de tuin van aangever [Slachtoffer 1] gegooid. [3]
Op 15 december 2012 hebben de verdachten een e-mailbericht aan aangevers [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] verzonden waarin de vrouw van aangever [Slachtoffer 2] “gekke Bertha” wordt genoemd. [4] In de e-mail staat onder meer: “Sukkels zijn jullie!” en “Gekke Bertha noemen we je al 15 jaar, je bent echt een koe!” [5]
Op 12 januari 2013 is een volgend e-mailbericht door verdachten gestuurd aan aangevers [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] , inhoudende:
“Beste meneer [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] ,
(..) Justitie, politie, gemeente, slachtofferhulp, [Werkgever Slachtoffer 2] , iedereen met de achternaam [Slachtoffer 2] of [Slachtoffer 1] , oude eigenaren, huidige en oude buren, iedereen wordt ingelicht, of het nu [een wijk in] Wateringen, ‘t Wijdt in Lemmer betreft, Den Haag of elders in Nederland is, zorg dat jullie en ijshokkie beveiligingspakkie hebben!
Over is het leven voor jullie, hier en elders!
[verdachte] & [medeverdachte] [6]
Verdachten hebben tegenover de politie en ter terechtzitting bekend deze e-mails samen in de nacht van zaterdag 15 december 2012 en 12 januari 2013 te hebben opgesteld en aan aangevers [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] te hebben verstuurd. [7]
In de nacht van 11 op 12 januari 2013 is aangever [Slachtoffer 2] in de nacht meermalen telefonisch benaderd zonder iets te zeggen. Het telefoonnummer waarmee hij gebeld was bleek van de [verdachte] . Verdachten heeft tegenover de politie bekend aangever [Slachtoffer 2] te hebben gebeld. [8]
Na 15 januari 2013 hebben verdachten brieven gestuurd aan de werkgever van aangever [Slachtoffer 2] , zijnde het [Werkgever Slachtoffer 2] , en aan een aantal buurtbewoners, ex-buren, en de griffier van de rechtbank, inhoudende dat aangever [Slachtoffer 2] gemeenschapsgelden zou misbruiken, meineed zou hebben gepleegd, geen respect zou hebben voor andermans eigendommen en een rechtszaak op basis van valse informatie zou hebben opgestart. Bij deze brieven zaten begeleidende stukken van de rechtszaak waarin verdachten en aangevers [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] verwikkeld zijn. [9] Naar aanleiding van de brief aan de werkgever is een integriteitsonderzoek naar aangever [Slachtoffer 2] ingesteld, waaruit niet is gebleken van enig strafbaar feit door hem gepleegd. [10] In de brief aan het [Werkgever Slachtoffer 2] riepen verdachten op tot in het instellen van dit onderzoek, omdat aangever [Slachtoffer 2] de goederen en diensten van zijn werkgever voor privédoeleinden zou gebruiken en een gerechtelijke procedure op basis van onwaarheden zou zijn opgestart. [11]
Nadere bewijsoverwegingen
Door de raadsvrouw van de verdachte(n) is vrijspraak van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten bepleit. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat niet gebleken is dat de verdachte(n) de brief aan de werkgever van [Slachtoffer 2] aan de buren gestuurd hebben en dat er geen sprake is van een ‘stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer’ van aangevers.
De rechtbank overweegt omtrent dit verweer als volgt.
Ten aanzien van – kort gezegd – de brief gestuurd aan de buren, blijkt uit het dossier dat de brief gestuurd aan de werkgever van aangever [Slachtoffer 2] inderdaad niet identiek is aan de brieven gestuurd aan de (ex)-buren. De brieven vertonen wel overeenkomsten. Slechts de aanhef is verschillend ten opzichte van beide brieven (vgl. dossierpagina 44 en 65). De bijlagen zijn in beide gevallen gelijk. Verdachten hebben tegenover de politie en ter terechtzitting bekend de desbetreffende brieven met bijlagen aan de werkgever van aangever [Slachtoffer 2] respectievelijk aan de (ex-)buren van aangevers en diverse anderen te hebben verstuurd. Nu op geen enkel moment voor verdachten twijfel heeft bestaan op welke brief het laatste gedachtestreepje onder feit 2 en 3 doelde, zal de rechtbank dit bestanddeel in die zin verbeterd lezen, dat het “een brief” betreft, in plaats van “voornoemde brief”. Niet is gebleken dat de verdachten hierdoor in hun verdediging zijn geschaad.
Voor zover door de raadsvrouw verweer is gevoerd dat geen sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangevers, overweegt de rechtbank als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, NJ 2013/394 en HR 2 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1447, NJ 2015/280). Hoewel de ten laste gelegde handelingen in een relatief korte periode van anderhalve maand hebben plaatsgevonden, overweegt de rechtbank dat deze handelingen snel in intensiteit en invloed op het persoonlijk leven van de aangevers zijn toegenomen over deze periode. Waar de verdachten begonnen met het sturen van een e-mail, werd dit al snel gevolg door nog een e-mail en nachtelijke telefoontjes, en uiteindelijk het sturen van een groot aantal brieven naar personen met wie aangevers in contact stonden, waarin aangevers werden beschuldigd van strafbare feiten met als bijlagen de stukken van de bezwaarschriftprocedure waarin de verdachten en aangevers verwikkeld waren. De rechtbank is onder deze omstandigheden van oordeel dat gesproken kan worden van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangevers, nu de ten laste gelegde handelingen geen incidenten betreffen, maar een samenstel van handelingen van een bepaalde duur, die naar hun aard inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers en als een zeer onprettige vorm van privacy schending zijn ervaren, van toenemende intensiteit en frequentie, die wel degelijk een enorme invloed hebben gehad op de persoonlijke levens en persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. In weerwil van hetgeen door de raadsvrouw is bepleit, acht de rechtbank daar niet voor nodig dat de aangevers angstig waren of onzeker, of dat normaal functioneren (bijna) onmogelijk zou zijn. Uit het dossier is gebleken dat beide aangevers een sterke afname van hun woongenot hebben ervaren naar aanleiding van het gedrag van aangevers en dat de werkgever van aangever [Slachtoffer 2] een onderzoek naar hem heeft laten instellen, hetgeen als zeer ingrijpend op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid gekenmerkt kan worden.
De rechtbank acht derhalve de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde belaging wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna vermeld.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 2
zij in de periode van 15 december 2012 tot en met 31 januari 2013 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [Slachtoffer 2] , met het oogmerk die [Slachtoffer 2] te dwingen iets te dulden, immers hebben verdachte en haar mededader aldaar in genoemde periode
- op 15 december 2012 een mail gestuurd naar [Slachtoffer 2] waarin die [Slachtoffer 2] en zijn vrouw wordt toegevoegd: "Sukkels zijn jullie!" en "Gekke Berta, (..) je bent echt een koe", en
- op 12 januari 2013 een mail gestuurd aan [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] waarin staat: "Justitie, politie, gemeente, slachtofferhulp, [Werkgever Slachtoffer 2] , iedereen met de achternaam [Slachtoffer 2] of [Slachtoffer 1] , oude eigenaren, huidige en oudere buren, iedereen wordt ingelicht, of het nu [een wijk in] Wateringen 't Wijdt in Lemmer betreft, Den Haag of elders in Nederland is, zorg dat jullie een ijshokkie beveiligingspakkie hebben! Over is het leven voor jullie, hier en elders", en
- in de nacht van 11 op 12 januari 2013 gebeld naar die [Slachtoffer 2] zonder wat te zeggen en
- na 15 januari 2013 een brief gestuurd aan de werkgever van die [Slachtoffer 2] ( [Werkgever Slachtoffer 2] ) waarin zij, verdachten vragen een onderzoek in te stellen naar het gebruik van goederen en diensten door die [Slachtoffer 2] van deze werkgever voor privédoeleinden en waarin ze, verdachten stellen dat die [Slachtoffer 2] een gerechtelijke procedure opstart die gebaseerd is op onwaarheden; en daarbij begeleidende stukken heeft gestuurd aan de werkgever van die [Slachtoffer 2] uit gerechtelijke procedures waarbij die [Slachtoffer 2] en/of die [Slachtoffer 1] en hij verdachte en zijn medeverdachte betrokken zijn en
- na 15 januari 2013 een brief en begeleidende stukken gestuurd aan buren van die [Slachtoffer 2] ;
Feit 3
zij in de periode van 15 december 2012 tot en met 31 januari 2013 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [Slachtoffer 1] , met het oogmerk die [Slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden, immers hebben verdachte en haar mededader
aldaar in genoemde periode
- een wc-rol en mandarijnenschillen in de tuin van die [Slachtoffer 1] gegooid en
- op 15 december 2012 een mail gestuurd naar die [Slachtoffer 1] waarin die [Slachtoffer 1] wordt toegevoegd: "Sukkels zijn jullie!", en
- op 12 januari 2013 een mail gestuurd aan die [Slachtoffer 1] waarin staat: "Justitie, politie, gemeente, slachtofferhulp, [Werkgever Slachtoffer 2] , iedereen met de achternaam [Slachtoffer 2] of [Slachtoffer 1] , oude eigenaren, huidige en oudere buren, iedereen wordt ingelicht, of het nu [een wijk in] Wateringen 't Wijdt in Lemmer betreft, Den Haag of elders in Nederland is, zorg dat jullie een ijshokkie beveiligingspakkie hebben! Over is het leven voor jullie, hier en elders", en
- na 15 januari 2013 een brief gestuurd aan de werkgever van medebuurtbewoner [Slachtoffer 2] ( [Werkgever Slachtoffer 2] ) waarin zij, verdachten vragen een onderzoek in te stellen naar het gebruik van goederen en diensten door die [Slachtoffer 2] van deze werkgever voor privédoeleinden en waarin ze, verdachten stellen dat die [Slachtoffer 2] een gerechtelijke procedure opstart die gebaseerd is op onwaarheden en daarbij begeleidende stukken heeft gestuurd aan de werkgever van die [Slachtoffer 2] uit gerechtelijke procedures waarbij die [Slachtoffer 2] en/of die [Slachtoffer 1] en zij verdachte en haar medeverdachte betrokken zijn en
- na 15 januari 2013 een brief en begeleidende stukken gestuurd aan buren van die [Slachtoffer 1] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 2 primair en feit 3 primair: medeplegen van belaging, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemene nutte, voor de duur van veertig (40) uur, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door twintig (20) dagen hechtenis en voorts tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee (2) weken met een proeftijd van twee (2) jaar en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangever [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] en hun families.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht om toepassing van art. 9a Sr (schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel), bij wijze van forse waarschuwing en gezien de eigen schuld-component van de aangevers.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met haar echtgenoot gedurende een periode van anderhalve maand schuldig gemaakt aan belaging van twee buren. Verdachte en haar echtgenoot deden dit onder meer door het versturen van e-mails met beledigende teksten naar de slachtoffers, in de nacht een van de slachtoffers te bellen zonder iets te zeggen, het versturen van een brief aan de werkgever van een van de slachtoffers met beschuldigingen van misdrijven en het sturen van een brief met stukken van een bezwaarschriftprocedure waarin zij verwikkeld waren aan buurtbewoners en andere personen die de slachtoffers kennen. Verdachte en haar echtgenoot hebben daarmee in ernstige mate de persoonlijke levenssfeer en persoonlijke vrijheid van de slachtoffers geschonden, de nachtrust van een van hen verstoord en hinder en onrust veroorzaakt.
Belaging is een ernstig feit, nu het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Als gevolg van de diepgaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer ervaren slachtoffers hiervan vaak een afname van levensvreugde en onbevangenheid. Bovendien heeft slachtoffer [Slachtoffer 2] zich moeten verantwoorden tegenover zijn werkgever voor de beschuldigingen aan zijn adres, zelfs al was er geen enkele grond of steun voor deze beschuldigingen. Dit brengt doorgaans zorgen, schaamte en klachten van depressie en stress mee voor een slachtoffer. Wanneer de belaging plaatsvindt in de eigen woning en/of leefomgeving heeft dit nog eens extra impact. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en tot rust moet kunnen komen.
Dat de gevolgen van de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten, die blijkens het dossier een lange en onaangename aanloop hebben gekend, voor aangevers buitengewoon ernstig zijn, blijkt uit hun schriftelijke slachtofferverklaringen. Zij hebben veel last van het handelen van verdachte en haar echtgenoot ondervonden en voelen zich daardoor beperkt in hun vrijheid.
Van enige rechtvaardiging voor het handelen van verdachte en haar echtgenoot is de rechtbank in het dossier niet gebleken. Verdachte heeft in dit kader ter terechtzitting aangevoerd dat ook beide aangevers zich niet onbetuigd hebben gelaten en dat het handelen van haar en haar man een reactie was op het (provocerende) handelen van aangevers. Hoewel het dossier geen aanknopingspunten bevat voor dit gestelde handelen door aangevers, sluit het dossier evenmin uit dat aangevers een rol hebben gehad in deze geëscaleerde burenruzie. De praktijk leert dat het adagium “waar twee vechten, twee schuld hebben” er een is die vaak past bij burenruzies. Wat de precieze oorzaak of reden van de burenruzie is en wat de rol van partijen in het ontstaan en het voortduren ervan is geweest, dit rechtvaardigt echter niet enig strafrechtelijk handelen. Verdachte dient andere wegen te bewandelen om het geschil te beslechten, al dan niet door middel van tussenkomst van de rechter en kan niet het recht in eigen hand nemen, zoals verdachte heeft gedaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op hetgeen in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en ziet in de korte duur van de bewezen verklaarde feiten en de vrijspraak voor het onder 1 ten laste gelegde smaadschrift aanleiding om af te wijken van de straf zoals die door de officier van justitie is geëist. In tegenstelling tot het door de officier van justitie gevorderde, acht de rechtbank een contactverbod als bijzondere voorwaarde passend noch geboden, gezien het feit dat de verdachten en aangevers buren van elkaar zijn, hetgeen regelmatig contact met zich brengt. De rechtbank acht, kort gezegd, een bijzondere voorwaarde, die tot uitlokking van overtreding zou kunnen aanzetten en daarmee de verhouding tussen de buren alleen maar meer zou kunnen doen verslechteren, niet opportuun.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee (2) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.De vordering van de benadeelde partij

[Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd ter zake een vordering tot schadevergoeding, groot respectievelijk € 154.675 en € 311.020 aan materiële en immateriële schade die zij ten gevolge van de ten laste gelegde feiten hebben geleden.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van beide vorderingen benadeelde partij tot een bedrag van ieder € 100 aan immateriële schade en tot niet-ontvankelijkverklaring voor het overige deel van de vorderingen van de benadeelde partijen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in hun vordering, nu deze vorderingen een onevenredige belasting van het stafgeding vormen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, gezien de hoogte en complexiteit van beide vorderingen. De benadeelde partij kunnen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank, tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
t.a.v. feit 2 primair en feit 3 primair: medeplegen van belaging, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
VEERTIG (40) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
TWINTIG (20) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op twee (2) uren per dag;
bepaalt dat die straf
nietzal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee (2) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de benadeelde partij [Slachtoffer 1] niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
bepaalt dat de benadeelde partij [Slachtoffer 2] niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.E. Alink, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.A. Beckers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1563 2013019380, van politie Haaglanden, district Rijswijk / Westland, bureau Westland, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 96).
2.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 2] d.d. 31 januari 2013, dossierpagina 32 midden en proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 1] d.d. 29 januari 2013, dossierpagina 37 onderaan.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 november 2015 en proces-verbaal verhoor [verdachte] d.d. 4 maart 2013, dossierpagina 54 midden/onderaan.
4.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 2] d.d. 31 januari 2013, dossierpagina 32 onderaan en proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 1] d.d. 29 januari 2013, dossierpagina 38 midden.
5.Een schriftelijk bescheid, bestaande uit een e-mailbericht van 25 december 2012, dossierpagina 41.
6.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 2] d.d. 31 januari 2013, dossierpagina 33 bovenaan, proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 1] d.d. 29 januari 2013, dossierpagina 38 midden/onderaan en een schriftelijk bescheid, bestaande uit een e-mailbericht van 12 januari 2013, dossierpagina 40.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 november 2015, proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] d.d. 4 maart 2013, dossierpagina 49 en proces-verbaal van verhoor verdachte A.J.M. Verheijen d.d. 4 maart 2013, dossierpagina 56.
8.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 4 maart 2013, dossierpagina 57.
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 november 2015, proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] d.d. 4 maart 2013, dossierpagina 49 onderaan, proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 maart 2013, dossierpagina 57 onderaan en 58 bovenaan, proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 2] d.d. 31 januari 2013, dossierpagina 33, proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 1] d.d. 29 januari 2013, dossierpagina 38 midden/onderaan en een schriftelijk bescheid, bestaande uit een brief van 18 januari 2013, dossierpagina 44.
10.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 2] d.d. 31 januari 2013, dossierpagina 33.
11.Een schriftelijk bescheid, bestaande uit een brief van 18 januari 2013 met bijlagen, dossierpagina 65 tot en met 96.