ECLI:NL:HR:2015:1447

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
14/02574
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in strafzaak over belaging en inbreuk op de persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was vrijgesproken van belaging, maar het Openbaar Ministerie (OM) heeft cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het oordeel van het Hof, dat een gedraging als inbreuk op de persoonlijke levenssfeer alleen kan worden aangemerkt indien de betrokkenen voorafgaand aan de gedraging aan de verdachte kenbaar hebben gemaakt geen contact te willen, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak en stelt dat de omstandigheden waaronder de gedragingen hebben plaatsgevonden, evenals de invloed daarvan op het persoonlijk leven van de slachtoffers, van belang zijn bij de beoordeling van belaging. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de beslissingen ter zake van de tenlasteleggingen 1 en 4, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

2 juni 2015
Strafkamer
nr. 14/02574
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 8 april 2014, nummer 23/000183-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958.

1.Geding in cassatie

1.1.
Allereerst is beroep - dat blijkens de daarvan opgemaakte akte uitsluitend is gericht tegen de beslissingen ter zake van het onder 8 tenlastegelegde - ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S. Aytemür, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
1.2.
Voorts is beroep - dat kennelijk uitsluitend is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 en 4 tenlastegelegde – ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
1.3.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn beroep in cassatie alsmede tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder 1 en 4 tenlastegelegde en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.4.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede namens de verdachte voorgestelde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het door de Advocaat-Generaal bij het Hof voorgestelde middel
3.1.
Het middel klaagt dat aan de vrijspraak van de aan de verdachte onder 1 en 4 tenlastegelegde belaging een onjuiste rechtsopvatting omtrent 'inbreuk maken op eens anders persoonlijke levenssfeer' ten grondslag ligt, althans dat het Hof die beslissing onbegrijpelijk heeft gemotiveerd.
3.2.1.
Aan de verdachte is onder 1 en 4 tenlastegelegd dat:
"1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 tot en met 1 juni 2008 te Amsterdam en/of Lisse en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1] en/of de familie van [betrokkene 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk [betrokkene 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte - [betrokkene 1] en/of een of meer familieleden van [betrokkene 1] meermalen (dagelijks) met verschillende telefoons gebeld en/of (vervolgens) direct opgehangen en/of SMS-berichten gestuurd en/of - [betrokkene 1] meermalen persoonlijk benaderd en/of met haar afgesproken en/of - zich meermalen in de straat en/of voor de woning van [betrokkene 1] begeven;
4. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 januari 2009 tot en met 1 februari 2010 te Monnickendam, gemeente Waterland en/of Purmerend en/of Zuiderwoude en/of Volendam en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 2] en/of een of meer familieleden en/of naasten en/of vrienden van [betrokkene 2], in elk geval van een of meer anderen, met het oogmerk [betrokkene 2] en/of die familieleden en/of naasten en/of vrienden van [betrokkene 2], in elk geval die ander(en) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, - [betrokkene 2] en/of een of meer familieleden en/of vrienden van [betrokkene 2] meermalen gebeld en/of SMS-berichten gestuurd en/of - haar/hen meermalen persoonlijk benaderd door zich zonder redelijk doel naar de woon- en/of werkomgeving van [betrokkene 2] en/of haar naasten te begeven en/of zich (daarbij) beledigend, bedreigend, intimiderend en/of onheus tegen haar/hen geuit en/of - haar/hun, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij daar geen behoefte (meer) aan had(den) meermalen aangesproken en/of - van [betrokkene 2] en/of van haar naasten en/of vrienden meermalen goederen, waaronder auto's bekrast of daarvan de banden lek gestoken en/of (planten)bakken vernield en/of een cilinderslot vernield van een schuur in de tuin van [betrokkene 2] door daar spijkers en/of lijm in aan te brengen en/of - een- of meermalen plantenbakken uit de tuin van [betrokkene 2] ontvreemd."
3.2.2.
Het Hof heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Het Hof heeft daartoe het volgende overwogen:
"Ten aanzien van de vrijspraak van het onder 1 en 4 ten laste gelegde geldt in het bijzonder dat zowel [betrokkene 1] als [betrokkene 2] aan de verdachte niet te kennen hebben gegeven dat zij geen contact met hem wilden hebben zodat, gelet op deze omstandigheid, een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen niet is komen vast te staan."
3.3.
De tenlastelegging onder 1 en 4 is toegesneden op art. 285b, eerste lid, Sr. Deze bepaling luidt:
"Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie."
3.4.
Vooropgesteld moet worden dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, NJ 2013/394).
3.5.
Voor zover het oordeel van het Hof steunt op de opvatting dat een in art. 285b Sr omschreven gedraging uitsluitend dan als inbreuk makend op de persoonlijke levenssfeer van een ander kan worden aangemerkt indien die ander voorafgaand aan die gedraging aan de verdachte kenbaar heeft gemaakt geen contact met hem te willen, getuigt dat oordeel van een onjuiste rechtsopvatting. Die opvatting vindt immers geen steun in art. 285b Sr.
Voor zover het Hof slechts tot uitdrukking heeft willen brengen dat de omstandigheid dat "zowel [betrokkene 1] als [betrokkene 2] aan de verdachte niet te kennen hebben gegeven dat zij geen contact met hem wilden hebben" weliswaar van belang kan zijn bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr, is het oordeel van het Hof dat kennelijk enkel "gelet op deze omstandigheid, een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen niet is komen vast te staan" zonder nadere motivering niet toereikend, gelet op de hiervoor in 3.4 vermelde relevante omstandigheden.
3.6.
Het middel slaagt.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het derde namens de verdachte voorgestelde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 en 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is vastgesteld op 27 mei 2015 en gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 juni 2015.