4.2.Bewijsoverweging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
Door en namens verdachte is integrale vrijspraak bepleit. Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd andere stickers dan de ten laste gelegde stickers te hebben geplakt, namelijk stickers van Tattooshop [naam Tattooshop] . De raadsman van verdachte heeft voorts bepleit dat, indien de politierechter wel wettig en overtuigend bewezen zou achten dat verdachten de “White Power”-stickers hebben geplakt, louter een symbool onvoldoende is voor een veroordeling voor art. 137c van het Wetboek van Strafrecht en de context van het maatschappelijke debat
– de stickers als reactie op de SP – het beledigend karakter van deze stickers wegneemt. Bovendien zou uit de bewijsmiddelen onvoldoende blijken waar de stickers geplakt zouden zijn door verdachten, zodat beide ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, nu niet vaststaat dat deze stickers niet (reeds) door anderen geplakt waren.
De politierechter overweegt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van beide feiten is van belang dat in bewijsmiddel II gerelateerd staat dat medewerkers van stadstoezicht van de gemeente Gouda telefonisch aan de politie hebben gemeld dat zij op camerabeelden zagen dat in het centrum van Gouda een tweetal jongens liep dat op diverse lichtmasten, elektrakasten en verkeersborden stickers aan het plakken was met daarop onder andere white power tekens en racistische teksten. Nadat de politie de bewuste camerabeelden had ontvangen en bekeken, werden beide verdachten door een verbalisant herkend als de jongens die op de beelden te zien waren.
Vervolgens is blijkens bewijsmiddel V op de Aaltje Bakstraat te Gouda, een van de plaatsen zoals gerelateerd in bewijsmiddel II, een sticker aangetroffen op een lantaarnpaal met daarop onder meer de tekst “WHITE POWER” en een zogenaamd Keltisch kruis. Voorts is op een andere locatie waar verdachten volgens bewijsmiddel II stickers geplakt hebben, een sticker met de tekst “Always be yourself, unless you can be Mussolini, then always be Mussolini” op een verkeersbord aangetroffen. Bij verdachte [medeverdachte] zijn bij zijn aanhouding stickers met laatstgenoemde tekst aangetroffen blijkens bewijsmiddel III. Bij verdachte [verdachte] is bij zijn aanhouding onder meer dezelfde sticker aangetroffen als ook is aangetroffen op de lantaarnpaal op de Aaltje Bakstraat, vergelijk bewijsmiddel IV.
De politierechter acht de verklaring van de verdachten, dat zij de bij hen aangetroffen stickers toevallig op zak hadden, maar niet hebben geplakt, volstrekt onaannemelijk. Als zij daadwerkelijk stickers zouden hebben geplakt van Tattooshop [naam Tattooshop] , zoals zij (overigens pas) ter terechtzitting hebben verklaard, zou de melding van stadstoezicht anders hebben geluid. Bovendien worden op de locaties, waar verdachten herkend zijn op de camerabeelden terwijl zij stickers plakten, stickers aangetroffen die hetzelfde zijn als de stickers die zij op zak hadden tijdens hun aanhouding. Ten slotte zijn de verklaringen die zij tegenover de politie hebben afgelegd, namelijk dat verdachte [verdachte] de SP wilde opfokken en dat als verdachte [medeverdachte] wist wat er op de stickers stond, hij het niet had gedaan, niet te rijmen met het plakken van stickers met een onschuldige inhoud zoals de naam van een tattooshop.
Nu de politierechter wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachten stickers hebben geplakt, waarvan ten minste één sticker (te weten die op de Aaltje Bakstraat) de ten laste gelegde inhoud bevatte, dient te worden beoordeeld of dit te gelden heeft als een groepsbelediging.
De politierechter overweegt hieromtrent als volgt.
De tekst van artikel 137c, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, luidt als volgt:
Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Ten aanzien van de sticker moet worden beoordeeld worden of deze beledigend is over een groep mensen wegens – in dit geval – hun ras; met andere woorden wordt door deze openbare uitlating bij geschrift en afbeelding een negatief beeld geschept over de betreffende groep wegens hun ras.
De politierechter hanteert daarbij het navolgende toetsingskader: is de uitlating
op zichzelf beledigend, en zo ja;
neemt de context waarin deze is geplaatst het beledigend karakter weg, en indien dit het geval is;
is de uitlating onnodig grievend.
Stap 1: Beledigend?
In weerwil van hetgeen door de raadsman van verdachte is bepleit, is naar het oordeel van de politierechter geen sprake van stickers die louter een symbool bevatten. Het is een feit van algemene bekendheid dat het Keltisch kruis ook een symbool is van de zogenaamde White Power beweging. Zoals ook het Hof ’s-Hertogenbosch overwoog in zijn uitspraak van 11 oktober 2004, ECLI:NL:GHSHE:2004:AR3683, is het Keltisch kruis in het verleden gebruikt door partijen als De Centrumpartij '86, De Nationale Volkspartij en het Jongerenfront Nederland als symbool van extreem nationalistische opstelling. Naast het Keltisch kruis is immers de tekst “WHITE POWER” op de stickers te lezen. De politierechter overweegt, onder verwijzing naar het in het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 11 oktober 2004 overwogene, dat in dit geval de gebruikte tekst het gebruik van het Keltisch kruis nader inkleurt. De betekenis van dit symbool met genoemde tekst die derden hieraan zouden kunnen toekennen binnen genoemde context, is er maar één: de suprematie van het blanke ras. Door het plakken van de sticker met deze inhoud worden bevolkingsgroepen die niet tot het blanke ras behoren in diskrediet gebracht, wordt hun eigenwaarde aangetast en wordt een negatief beeld opgeroepen dat door andere mensen kan worden overgenomen, hetgeen beledigend is (vgl. rechtbank Oost-Nederland, 26 februari 2013, NJFS 2013/110).
Stap 2: Maatschappelijke context?
In weerwil van hetgeen door de raadsman van verdachte is bepleit, is er naar oordeel van de politierechter geen sprake van een maatschappelijke context waarbinnen deze uitlating heeft plaatsgevonden, nu er bij het plakken van deze sticker op de lantaarnpaal op de Aaltje Bakstraat geen sprake is van deelname aan een discussie, geoorloofde kritiek op een maatschappelijke fenomeen of een stelling waarop met argumenten gereageerd kan worden.
Stap 3: Onnodig grievend?
Aan de derde stap van het hierboven geschetste beoordelingskader wordt hierdoor niet toegekomen.
Opzet
Verdachte heeft bij de politie aangegeven dat hij de stickers plakte om tegenwicht te geven aan de stickers van de SP. Hieruit blijkt dat [verdachte] zich bewust moet zijn geweest van de beledigende betekenis van de stickers.
Partiële vrijspraak
Tot slot wordt verdachte vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde bestanddeel
“- (daarbij) het zogenaamde White Power en/of White Pride symbool zichtbaar op zijn, verdachtes, arm te dragen”, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] dit symbool op zijn arm droeg en niet wettig en overtuigend bewezen is dat dit in een bewuste en nauwe samenwerking met verdachte geschiedde.
Conclusie
De politierechter is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich in het openbaar, bij geschrit en afbeelding, te weten door middel van het plakken van een sticker op een lantaarnpaal, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen wegens hun ras.
De politierechter komt aldus tot de volgende bewezenverklaring.