ECLI:NL:RBDHA:2015:10756
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod van een Tunesische vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 september 2015 uitspraak gedaan in het beroep van een Tunesische vreemdeling tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod. De vreemdeling, geboren in 1984, had op 23 april 2015 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. Tevens was er een inreisverbod opgelegd voor de duur van tien jaar, gerekend vanaf het moment van vertrek uit Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling op 5 juni 2015 naar Tunesië is teruggekeerd en daarmee heeft voldaan aan zijn vertrekplicht. Hierdoor was het beroep van de vreemdeling niet ontvankelijk, omdat hij geen rechtens te beschermen belang meer had bij de inhoudelijke beoordeling van het terugkeerbesluit en het inreisverbod. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat een vreemdeling met een inreisverbod ook na het voldoen aan de terugkeerverplichting nog belang kan hebben bij een beroep tegen het terugkeerbesluit. Echter, in dit geval had de vreemdeling geen contact meer met zijn gemachtigde en stelde hij kennelijk geen prijs meer op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De rechtbank concludeerde dat het beroep vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.