ECLI:NL:RVS:2013:691

Raad van State

Datum uitspraak
2 augustus 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
201300286/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • A.A. Snijders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep tegen inreisverbod door vreemdeling

In deze zaak heeft de Raad van State op 2 augustus 2013 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een vreemdeling tegen een inreisverbod dat door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel was opgelegd. Het inreisverbod was uitgevaardigd op 31 juli 2012 en de vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank 's-Gravenhage, die op 18 december 2012 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar het contact met zijn gemachtigde was kort na zijn uitzetting op 8 augustus 2012 verbroken. De gemachtigde heeft in een brief van 29 juli 2013 aangegeven geen contact meer te hebben met de vreemdeling, maar stelde dat de vreemdeling nog belang had bij een beoordeling van het hoger beroep omdat hij eerder had volmacht gegeven.

De Raad van State overwoog dat, nu de vreemdeling na zijn uitzetting geen contact meer heeft onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Dit leidde tot de conclusie dat de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Daarom werd het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad van State besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, ambtenaar van staat. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 augustus 2013.

Uitspraak

201300286/1/V3
Datum uitspraak: 2 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 18 december 2012 in zaak nr. 12/26193 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 31 juli 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel een inreisverbod tegen de vreemdeling uitgevaardigd. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 18 december 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Desgevraagd heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In het hogerberoepschrift van 7 januari 2013 heeft de gemachtigde van de vreemdeling verklaard dat het contact met de vreemdeling kort na de uitzetting op 8 augustus 2012 verbroken is.
Bij brief van 29 juli 2013 heeft de gemachtigde van de vreemdeling desgevraagd aan de Afdeling medegedeeld geen contact met de vreemdeling te hebben. Omdat hij eerder door de vreemdeling bepaaldelijk is gevolmachtigd om hoger beroep in te stellen, heeft de vreemdeling nog belang bij een beoordeling van het hoger beroep, aldus de gemachtigde.
2. Nu de vreemdeling na zijn uitzetting uit Nederland geen contact met zijn gemachtigde heeft onderhouden, stelt hij kennelijk geen prijs meer op een inhoudelijke beoordeling van de door hem tegen het besluit van 31 juli 2012 ingestelde rechtsmiddelen. Dat hij eerder zijn gemachtigde bepaaldelijk heeft gevolmachtigd om hoger beroep in te stellen, maakt dit niet anders. Reeds hierom heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde hoger beroep.
3. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Snijders
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2013
279