ECLI:NL:RVS:2013:691
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- A.A. Snijders
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep tegen inreisverbod door vreemdeling
In deze zaak heeft de Raad van State op 2 augustus 2013 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een vreemdeling tegen een inreisverbod dat door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel was opgelegd. Het inreisverbod was uitgevaardigd op 31 juli 2012 en de vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank 's-Gravenhage, die op 18 december 2012 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar het contact met zijn gemachtigde was kort na zijn uitzetting op 8 augustus 2012 verbroken. De gemachtigde heeft in een brief van 29 juli 2013 aangegeven geen contact meer te hebben met de vreemdeling, maar stelde dat de vreemdeling nog belang had bij een beoordeling van het hoger beroep omdat hij eerder had volmacht gegeven.
De Raad van State overwoog dat, nu de vreemdeling na zijn uitzetting geen contact meer heeft onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Dit leidde tot de conclusie dat de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Daarom werd het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad van State besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, ambtenaar van staat. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 augustus 2013.