Uitspraak
Rechtbank Den Haag
Metterwoon Holding B.V.,
1.De feiten
Kamerstukken II2012/13, 33 407, nr. 3) is de achtergrond van het wetsvoorstel mede hierin gelegen dat de verhuurders in de gereguleerde sector profiteren van het gevoerde beleid, dat heeft geleid tot een marktsegment voor betaalbare huurwoningen met een hoge mate van stabiliteit en gewaarborgde inkomsten. Daarnaast is in de memorie van toelichting gewezen op het toen aanhangige wetsvoorstel voor een inkomensafhankelijke huurverhoging, waarmee de verdiencapaciteit van de verhuurders zou worden vergroot.
Kamerstukken II2012/13, 33 407, nr. 4) heeft de Raad van State te kennen gegeven in de toelichting een beschouwing over de mogelijke gevolgen van de verhuurderheffing voor andere verhuurders dan de corporaties te missen.
De leden van de fractie van de PvdA vragen naar de positie van particuliere verhuurders, die ongeveer 20% van de gereguleerde huurwoningen in bezit hebben. Particuliere verhuurders, zo stellen deze leden, verschillen fundamenteel van woningcorporaties, voor wat betreft hun doelstellingen, maatschappelijke rol, fiscale behandeling en draagkracht om de nieuwe belasting te kunnen betalen. Het kabinet wijst erop dat het nu en in het verleden gevoerde Rijksbeleid ertoe heeft geleid dat er een marktsegment voor betaalbare huurwoningen is ontstaan dat een hoge mate van stabiliteit en gewaarborgde inkomsten kent voor verhuurders. Voor de minst draagkrachtige huishoudens is bovendien de huurtoeslag in het leven geroepen, die vraagondersteunend en prijsondersteunend werkt. Dit geldt niet alleen voor de corporaties, maar ook voor andere partijen die op deze markt actief zijn. Het kabinet acht het tegen deze achtergrond redelijk dat alle verhuurders die op de gereguleerde markt actief zijn en een belang hebben bij stabiliteit en gewaarborgde inkomsten door middel van deze heffing een bijdrage leveren aan de uitgaven van het Rijk. Het maken van een uitzondering voor de heffing voor particuliere verhuurders op de gereguleerde markt is niet in overeenstemming met deze gedachte. Bovendien zouden corporaties door het creëren van ongelijkheid tussen particuliere verhuurders en woningcorporaties in een nadeligere positie komen te verkeren dan die particuliere verhuurders. De enige rechtvaardigheidsgrond voor een dergelijke ongelijke behandeling zou zijn gelegen in de wettelijke taak die corporaties hebben, en de voordelen die zij nu zouden hebben of zouden hebben gehad ten opzichte van andere partijen. Zoals ook in de Brede Heroverwegingen Wonen1 is opgemerkt, is het verschil tussen corporaties en commerciële verhuurders in de loop der tijd verminderd. Geconstateerd moet worden dat ook commerciële verhuurders in het verleden gebruik hebben gemaakt van overheidssubsidies en tevens ook baat hebben bij de huurtoeslag, zij het in mindere mate dan corporaties. Sinds 2008 betalen corporaties ook vennootschapsbelasting over al hun activiteiten, hetgeen een specifieke heffing voor alleen corporaties nog minder rechtvaardigbaar maakt. Ten slotte geldt ook voor particuliere verhuurders dat het voorgestelde ruimere huurbeleid de verdiencapaciteit verhoogt. Om deze redenen is het kabinet niet bereid, zoals de leden van de fractie van de PvdA zich afvragen, om voor particuliere verhuurders van gereguleerde huurwoningen een uitzondering te maken en deze uit te sluiten van toepassing van de Wet verhuurderheffing.” (
Kamerstukken I2012/13, 33 405, E, p. 13).
Kamerstukken II, 2012/13, 29 453, nr. 328) vermeldt onder meer:
- De integratieheffing BTW vervalt. Dat betekent een voordeel voor corporaties van circa € 60 miljoen per jaar.
Kamerstukken II2013/14, 33 750 XVIII, nr. 24.)
2.Het geschil
subsidiairen
meer subsidiairvoorts: een gebod aan de Staat om alle steun die is verleend op grond van de in hoofdstuk 4 van de dagvaarding vermelde wetgeving, afspraken en anderszins, terug te vorderen;