ECLI:NL:RBDHA:2014:11165
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.J. Schaberg
- M.J. van den Bergh
- H.B. van Gijn
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van Kinderpardonregeling voor Nigeriaanse kinderen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2014, hebben twee Nigeriaanse kinderen, eiseressen, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van de Kinderpardonregeling. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat er geen asielaanvraag was ingediend ten behoeve van de kinderen en er sprake was van contra-indicaties met betrekking tot de identiteit van de moeder. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met de wet, maar dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoonde. De rechtbank stelde vast dat de moeder van de kinderen in het verleden meerdere identiteiten had opgegeven, wat een contra-indicatie vormde voor de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de kinderen niet onder de Kinderpardonregeling vielen, omdat er nooit een asielaanvraag voor hen was ingediend. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden van de Kinderpardonregeling en de noodzaak voor een asielaanvraag om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning.