Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
a. die jonger is dan 21 jaar op de startdatum van de peilperiode (29 oktober 2012);
b. die zelf, dan wel ten behoeve van wie, op de startdatum van de peilperiode tenminste vijf jaar voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft, dan wel is, ingediend bij de IND en na die aanvraag tenminste vijf jaar in Nederland heeft verbleven;
c. die zich gedurende de periode van verblijf in Nederland niet langer dan een aaneengesloten periode van drie maanden heeft onttrokken aan het toezicht van IND, DT&V, COA of de Vreemdelingenpolitie (in het kader van de meldplicht), of in het geval van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, van voogdij-instelling Nidos; én
d. die, voor zover van toepassing, vooraf schriftelijk heeft aangegeven dat hij zijn lopende procedures onvoorwaardelijk intrekt bij verblijfsverlening op grond van de regeling.
De IND verleent ingevolge voornoemd beleid ook een vergunning aan gezinsleden die deel uitmaken van het gezin van de vreemdeling aan wie een vergunning wordt verleend, tenzij de feitelijke gezinsband inmiddels is verbroken.
Het gaat dus om kinderen die al lang in Nederland verblijven door herhaalde asielprocedures in het verleden die lang duurden doordat hun ouders niet meewerkten of procedures op procedures gingen stapelen(12 maart 2013, TK 19637, nr. 1591, 60-26-101).
De beroepsgrond slaagt niet.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres voorts gewezen op zaken van collega’s waarin evenmin aan de leeftijdseis van 21 jaar werd voldaan, maar waarin verweerder desondanks een verblijfsvergunning op grond van de Regeling heeft verleend
Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel door de verwijzing ter zitting naar verschillende zaken van collega’s van haar gemachtigde, waarin verblijfsvergunningen op grond van de Regeling zijn verleend ondanks dat niet werd voldaan aan de leeftijdseis van 21 jaar, slaagt evenmin, nu gesteld noch gebleken is dat in die zaken sprake is geweest van een overschrijding van de leeftijdseis van 21 jaar met (veel) meer dan enkele dagen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Eiseres verblijft ruim tien jaar in Nederland. Zij is op 11-jarige leeftijd als alleenstaande minderjarige naar Nederland gekomen. Zij heeft een familieleven met haar pleegouders en haar in Nederland verblijvende broer en een gezinsleven met haar kind dat in Nederland is geboren en dat een verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn vader heeft, terwijl zijn vader in het bezit is van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken’. Er zijn ernstige beperkingen van de mensenrechten in Vietnam, omstandigheden waarin eiseres nooit geleefd heeft en waarmee zij niet bekend is. Onder het huidige beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken (paragraaf B8/6 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)) zou eiseres in aanmerking zijn gekomen voor een verblijfsvergunning. Aan haar broer is bij besluit van 27 januari 2014 een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken’ verleend. Daaruit volgt dat eiseres, eiser en de vader van eiser geen toegang krijgen tot Vietnam en dat zij in Vietnam geen familie heeft.
De gestelde omstandigheden dat de mensenrechtensituatie in het land van herkomst van eiseres slecht is, dat er geen familieleden zijn die met haar zullen kunnen terugkeren, en dat eiseres buiten haar schuld niet uit Nederland zou kunnen vertrekken, zijn omstandigheden die buiten de strekking en reikwijdte van de Regeling vallen en geen verband houden met het niet voldoen aan de voorwaarde van de Regeling, en kunnen daarom niet leiden tot een geslaagd beroep op artikel 4:84 Awb. De verwijzing door eiseres naar voornoemde uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2014 slaagt niet, nu het in die zaak, anders dan bij de door eiseres in deze zaak aangevoerde omstandigheden, ging om bijzondere omstandigheden die binnen de strekking en reikwijdte (‘redelijke doelstelling’) van het in die zaak aan de orde zijnde beleid vielen en die niet bij de totstandkoming van dat beleid waren betrokken.
De beroepsgrond slaagt niet.
De verwijzing namens eiseres naar voornoemde uitspraken van de Afdeling van 13 november 2013 doet aan het voorgaande niet af, nu in de situatie van eiseres, anders dan in de zaken die hebben geleid tot voornoemde uitspraken, het niet de keuze is geweest van een ouder van een minderjarig kind om in Nederland te verblijven zonder verblijfsrecht en verweerder in zijn belangenafweging ook niet heeft betrokken dat een risico op misbruik bestaat door een ouder die voor zijn verblijfsrecht afhankelijk is van het verblijfsrecht van eiseres.
De beroepsgrond slaagt niet.
Er is daarom geen grond voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van objectieve belemmeringen voor eiseres om haar gezinsleven met haar zoon en zijn vader buiten Nederland uit te oefenen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Ten aanzien van de problemen die eiseres bij terugkeer in Vietnam verwacht te zullen ondervinden, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze problemen haar en haar gezin daadwerkelijk zullen overkomen. Indien eiseres in Nederland wil verblijven om een reden die nauw verband houdt met de situatie in het land van herkomst, ligt het in de rede dat zij een aanvraag indient tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Uit het door eiseres overgelegde rapport van de U.S. State Department blijkt daarnaast dat onderwijs in Vietnam voor kinderen tot 14 jaar gratis is.
De stelling van eiseres dat zij niemand in Vietnam kent, leidt evenmin tot een ander standpunt. Mede gelet op haar leeftijd wordt eiseres geacht haarzelf in het land van herkomst te handhaven. Daarbij heeft verweerder in aanmerking genomen dat eventueel vanuit Nederland aan eiseres financieel en/of materieel ondersteuning in de kosten van levensonderhoud kan worden geboden in afwachting van een door eiseres in te dienen aanvraag voor een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Daarnaast is niet gebleken van objectieve belemmeringen voor eiseres om haar gezinsleven in Vietnam uit te oefenen.
Dat eiseres zou hebben voldaan aan het beleid, neergelegd in paragraaf B8/6 Vc, valt buiten de beoordeling van de onderhavige aanvraag.
Beslissing
- verklaart het beroep van eiser (AWB 13/2908) niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van eiseres (AWB 13/32905) ongegrond;