In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2013 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van restauratiekosten door eiseres, die samen met haar partner een monumentaal pakhuis heeft aangekocht. Eiseres had in 2006 en 2007 restauratiekosten gemaakt in verband met de aankoop van een appartementsrecht in het pakhuis. De rechtbank moest beoordelen of deze kosten aftrekbaar waren als uitgaven met betrekking tot een monumentenpand volgens de Wet inkomstenbelasting 2001. De rechtbank oordeelde dat de koopovereenkomst onlosmakelijk verbonden was met de restauratieovereenkomst, en dat de kosten die in 2006 waren betaald niet als onderhoudskosten konden worden aangemerkt. Daarnaast werd geoordeeld dat de kosten voor fiscaal advies, die onderdeel uitmaakten van de restauratiekosten, niet aftrekbaar waren. Eiseres had ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank concludeerde dat de restauratiekosten terecht niet in aftrek waren toegelaten en dat de beroepen van eiseres ongegrond waren. Tevens werd vastgesteld dat er geen sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, waardoor het verzoek om immateriële schadevergoeding werd afgewezen.