ECLI:NL:RBAMS:2025:710

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
13-218892-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Litouwen

Op 31 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Vilnius Regional Court in Litouwen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Litouwen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen in 2024 en 2025 voortgezet, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft herhaaldelijk de beslistermijn verlengd en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen, terwijl het onderzoek naar de detentieomstandigheden in Litouwen werd heropend. De rechtbank heeft in eerdere tussenuitspaken zorgen geuit over de detentieomstandigheden in Litouwen, met name over het risico op onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden, en heeft aanvullende informatie van de Litouwse autoriteiten opgevraagd. De rechtbank concludeert dat er een reëel gevaar bestaat voor de opgeëiste persoon in Litouwen, en houdt de beslissing over de overlevering aan, met een redelijke termijn van dertig dagen voor het verkrijgen van aanvullende informatie. De zaak zal opnieuw worden ingepland aan het einde van deze termijn, en de rechtbank heeft de termijn voor de overleveringsdetentie verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-218892-24
Datum uitspraak: 31 januari 2025
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 11 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 februari 2024 door
the Vilnius Regional Court, Litouwen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1978,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 4 september 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 september 2024, in
aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is
verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. U. Ural, advocaat te Enschede, en door een
tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 18 september 2024 [3]
De rechtbank heeft op 18 september 2024 een tussenuitspraak gewezen waarbij het onderzoek is heropend en geschorst teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te
stellen de in de tussenuitspraak genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende
justitiële autoriteit. De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vijfde lid (oud), OLW de beslistermijn verlengd met dertig dagen en gelijktijdig de gevangenhouding verlengd met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 22 oktober 2024
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 22 oktober 2024 – met instemming van partijen – hervat in de stand waarin het onderzoek zich bevond. De voortzetting van de behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. U. Ural, advocaat te Enschede, en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de beslistermijn verlengd met 30 dagen en gelijktijdig de gevangenhouding verlengd met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Tussenuitspraak 5 november 2024 [4]
De rechtbank heeft op 5 november 2024 een tussenuitspraak gewezen waarbij het onderzoek is heropend en geschorst teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te
stellen de in de tussenuitspraak genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende
justitiële autoriteit. De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de beslistermijn verlengd met dertig dagen en gelijktijdig de gevangenhouding verlengd met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 4 december 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in gewijzigde samenstelling – met instemming van partijen – hervat op de zitting van 4 december 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om op de zitting te worden gehoord en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman, mr. U. Ural, advocaat te Enschede.
De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek de gevangenhouding verlengd.
Tussenuitspraak 18 december 2024 [5]
De rechtbank heeft op 18 december 2024 een tussenuitspraak gewezen waarbij het onderzoek is heropend en geschorst teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te
stellen de in de tussenuitspraak genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende
justitiële autoriteit. De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de beslistermijn verlengd met dertig dagen en gelijktijdig de gevangenhouding verlengd met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 21 januari 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in gewijzigde samenstelling – met instemming van partijen – hervat op de zitting van 21 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Wagenaar, officier van justitie.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om op de zitting te worden gehoord en is vertegenwoordigd door mr. N.L.A.N. Weusthof, advocaat te Enschede, die waarnam voor haar kantoorgenoot, mr. U. Ural.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraken 18 september 2024 en 18 december 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraken van 18 september 2024 en 18 december 2024. In de tussenuitspraak van 18 september 2024 heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten beoordeeld. In de tussenuitspraak van 18 december 2024 heeft de rechtbank de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 beoordeeld. Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Inleiding
De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen over de detentieomstandigheden in Litouwen in de tussenuitspraak van 5 november 2024 onder 5 en in de tussenuitspraak van 18 december 2024 onder 5. Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 12 december 2024 [6] in een andere overleveringszaak geoordeeld dat sprake is van een
algemeenreëel gevaar dat gedetineerden in Litouwen aan een onmenselijke of vernederende behandeling worden blootgesteld in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het algemeen gevaar ziet met name op de informele hiërarchie onder gedetineerden (het kastenstelsel) met geweld tegen en een vernederende behandeling van gedetineerden in de lagere kasten tot gevolg.
Om te kunnen beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Litouwen ook in zijn individuele geval concreet een reëel gevaar zal lopen te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling zoals hiervoor bedoeld, heeft de rechtbank in haar tussenuitspraak van 18 december 2024 vragen geformuleerd over de concrete omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in Litouwen zal worden gedetineerd.
De Litouwse autoriteiten hebben naar aanleiding van vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC), bij brief van januari 2025 onder andere de volgende aanvullende informatie verstrekt:
“1. Please by informed that we cannot say in advance in which prison [opgeëiste persoon] will be held in the event of his surrender to the Republic of Lithuania pursuant to the European Arrest Warrant […] (hereinafter referred to as the EAW). It should be noted that persons surrendered to the Republic of Lithuania under an EAW are initially conveyed to Vilnius or Kaunas prison. If the remand in custody is extended, [opgeëiste persoon] will be held in the prison of the jurisdiction of the court which issued the precautionary measure.
Please note that sentenced persons are sent to specific places of detention taking into account the length of the sentence, the dangerousness and nature of the offence committed, the health, psychological characteristics, age, ability to work, profession, and, where possible, the permanent place of residence of the convicted person or of the person’s relatives. For this reason, we cannot say in advance to which prison [opgeëiste persoon] will be assigned if he is sentenced to imprisonment. […]
2. It is noted that teams of contact officer have been formed in prisons ensuring that one contact officer works directly with no more than 30 prisoners.
3. Lithuania is a law-abiding country in the European Union. Prisons comply with Article 3 of the European Convention for the Protection of Human Rights and fundamental Freedoms of 4 November 1950 and Article 4 of the Charter of Fundamental Rights of the European Union.
We want to ensure that prison staff do not tolerate any ill-treatment among prisoners. The psychological climate among detainees/convicts is constantly monitored in all prisons in order to identify and prevent possible threats or criminal acts. If a prisoner experiences ill-treatment, is threatened or feels unsafe, he or she can contact the prison authorities directly at any time. Prison staff who observe any signs of violence, including verbal and psychological violence, among detainees or prisoners are obliged to investigate the situation and take action to prevent violent acts. Please note that in all such cases, an internal investigation shall be initiated and the detainee shall be immediately placed in isolation (i.e. in a single cell or in another secure environment) while his/her complaint is investigated. If the prisoner’s allegations are confirmed, he/she shall be transferred to another sector of the prison or to another prison.
We would like to stress that the Lithuanian authorities are responding to the comments made by the European Committee against torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment and are taking urgent measures to improve the situation. […]”
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat geen gevolg dient te worden gegeven aan het EAB, omdat het vastgestelde algemeen gevaar met de aanvullende informatie niet is weggenomen ten aanzien van de opgeëiste persoon. In Litouwse detentie-instellingen is sprake van een kastesysteem. Hoewel niet duidelijk is tot welke groep de opgeëiste persoon zal behoren, is wel relevant dat hij al een aantal jaren niet in Litouwen geweest en dat hij HIV heeft opgelopen in de penitentiaire inrichting in Litouwen. Hierdoor is het mogelijk dat hij in de laagste kaste belandt. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak in een andere overleveringszaak (ECLI:NL:RBAMS:2024:7623), waarin het gaat over de Poolse detentieomstandigheden, vermeld dat de aanvullende informatie de benoemde zorgen dient weg te nemen om de overlevering te kunnen toestaan. In weer een andere overleveringszaak heeft de rechtbank bij uitspraak van 5 december 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:8245) geoordeeld dat de geldende zorgen niet zijn weggenomen met de aanvullende informatie en dat geen wijziging van omstandigheden werd verwacht binnen 30 dagen. Mede gelet op het feit dat de Litouwse autoriteiten al sinds 2018 aangeven maatregelen in zullen stellen, terwijl de problematiek kennelijk nog niet is opgelost, valt een dergelijke wijziging van omstandigheden ook in deze zaak niet binnen een redelijke termijn te verwachten. Om die reden moet er geen gevolg gegeven worden aan het EAB.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Uit de aanvullende informatie blijken geen zwaarwegende, op feiten berustende gronden dat de opgeëiste persoon zal worden blootgesteld aan mensonterend of vernederend gedrag, maar de informatie bevat ook geen geruststelling dat de opgeëiste persoon niet aan dergelijk gedrag zal worden blootgesteld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de Litouwse autoriteiten in de aanvullende informatie onvoldoende antwoord hebben gegeven op de vragen die het IRC heeft gesteld. De Litouwse autoriteiten hebben allereerst geen antwoord gegeven op de cruciale vraag naar de concrete bescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld onder gedetineerden en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel. Daarnaast hebben de Litouwse autoriteiten geen antwoord gegeven op de vraag waar de opgeëiste persoon na zijn feitelijke overlevering de hem opgelegde gevangenisstraf zal gaan uitzitten. Weliswaar is vermeld dat de opgeëiste persoon na overlevering maximaal 10 dagen in Vilnius of Kaunas prison geplaatst zal worden, maar ook is vermeld dat hij daarna naar een speciale gevangenis overgebracht zal worden om daar zijn gevangenisstraf te ondergaan. Niet bekend is echter welke gevangenis dat zal zijn, zodat het niet mogelijk is om onderzoek te doen naar de
concreteomstandigheden in die gevangenis. De algemene bewoordingen en het gebrek aan concrete garanties door de Litouwse autoriteiten leiden tot het oordeel dat voor de opgeëiste persoon in zijn individuele geval een reëel gevaar bestaat dat hij in detentie in Litouwen onmenselijk of vernederend zal worden behandeld als de overlevering wordt toegestaan.
Nu een individueel gevaar wordt aangenomen, dient de rechtbank de beslissing aan te houden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, tenzij evident is dat het gevaar niet binnen een redelijke termijn zal worden weggenomen als gevolg van een wijziging in de omstandigheden. Alhoewel het in deze fase niet aan de rechtbank is om vragen te formuleren (maar aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om informatie te verstrekken waaruit een wijziging van de omstandigheden blijkt), vindt de rechtbank het niet geheel ondenkbaar dat aanvullende informatie met betrekking tot de hierboven genoemde zorgelijke aspecten, mogelijk een dergelijke wijziging zou kunnen opleveren.
Daarom houdt de rechtbank de beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW aan en stelt zij daarbij, ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW, een redelijke termijn vast van dertig dagen. De voortzetting van de zaak zal worden ingepland aan het einde van deze termijn (1 maart 2025) of uiterlijk tien dagen daarna, zodat nagegaan kan worden of binnen die redelijke termijn een wijziging van de omstandigheden is opgetreden. Wanneer dit niet het geval is, zal ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg worden gegeven aan het EAB.

5.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek en bepaalt dat de zaak opnieuw wordt ingepland
op een datum uiterlijk tien dagen na 1 maart 2025.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW.
VERLENGTop grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met
zestig dagen, omdat zij die
verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met
zestig dagen.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsman tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Litouwse taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
5.Reeds ter publicatie aangeboden.