ECLI:NL:RBAMS:2024:8245

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
13/070844-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen gevolg gegeven aan Europees aanhoudingsbevel en officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen op 21 september 2023. De officier van justitie had op 10 juni 2024 verzocht om het EAB in behandeling te nemen. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1979, werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk tijdens de zittingen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende momenten uitgesteld, onder andere vanwege zorgen over de detentieomstandigheden in Polen. Op 13 november 2024 werd de zaak aangehouden in afwachting van informatie over mogelijke wijzigingen in deze omstandigheden.

Bij de zitting op 19 december 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen nieuwe informatie was ontvangen die een wijziging van de detentieomstandigheden zou kunnen rechtvaardigen. Gezien het verstrijken van de gestelde termijn zonder wijziging, heeft de rechtbank besloten geen gevolg te geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de overleveringsprocedure is beëindigd. De rechtbank heeft ook de geschorste overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door een collegiaal trio van rechters, met mr. R.A. Sipkens als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/070844-24
Datum uitspraak: 19 december 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 10 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 september 2023 door
the Circuit Court in Kalisz, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting op 20 augustus 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering eerst met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, derde lid, OLW en vervolgens met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW
Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak. De rechtbank heeft de (geschorste) gevangenhouding met 30 dagen verlengd op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd in verband met nader onderzoek naar de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in Polen.
Raadkamer op 25 september 2024
De rechtbank heeft op 25 september 2024 in raadkamer de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW nogmaals met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de (geschorste) overleveringsdetentie met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting op 30 oktober 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 30 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW wederom met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de (geschorste) overleveringsdetentie met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Tussenuitspraak 13 november 2024
De rechtbank heeft bij uitspraak van 13 november 2024 [2] het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst en de beslissing de beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW aangehouden.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en
derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vierde lid. sub c, OLW verlengd met 60 dagen. Ook heeft de rechtbank de gevangenhouding van de opgeëiste persoon op grond
van artikel 27, derde lid, OLW verlengd met 60 dagen.
Zitting op 19 december 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 19 december 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 13 november 2024

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 13 november 2024 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten en over artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Hetgeen de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen ten aanzien van de detentieomstandigheden in de tussenuitspraak van 13 november 2024, waarin een individueel gevaar van schending van de grondrechten wegens de detentieomstandigheden in het Poolse
remand regimeis vastgesteld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In de tussenuitspraak van 13 november 2024 is besloten deze zaak aan te houden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, omdat er een mogelijkheid bestond dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog – en binnen afzienbare tijd – kon worden uitgesloten. Die redelijke termijn is bepaald op 30 dagen. Ook is in deze tussenuitspraak overwogen dat als er niet binnen die redelijke termijn informatie zou worden ontvangen waaruit een wijziging van omstandigheden blijkt, er geen gevolg zou worden gegeven aan het EAB op grond van artikel 11, eerste lid, OLW.
Deze termijn is nu verstreken zonder dat er informatie is ontvangen die een wijziging van omstandigheden inhoudt.
Nu geen wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden en de gestelde redelijke termijn inmiddels is verstreken, zal de rechtbank ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW in samenhang met artikel 28, derde lid OLW geen gevolg geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren, waarmee de overleveringsprocedure wordt beëindigd.

5.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW.

6.Beslissing

De rechtbank
GEEFT GEEN GEVOLGaan het EAB.
VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 december 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.