ECLI:NL:RBAMS:2025:7016

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
11727094 WM VERZ 25-8125
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens negeren rood verkeerslicht en niet staande houden door verbalisant in burgerkleding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 september 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene wegens het negeren van een rood verkeerslicht. De verbalisant, die in burgerkleding en in een niet-gebrandmerkt politievoertuig reed, had de gedraging geconstateerd op 20 juni 2024 op het Europaplein te Amsterdam. Betrokkene betwistte de verweten gedraging en stelde dat de pleeglocatie onvoldoende concreet was gemaakt, waardoor hij zich niet adequaat kon verdedigen. De kantonrechter oordeelde dat de reden van de verbalisant voor het niet staande houden van de bestuurder niet voldoende was om te concluderen dat er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de bestreden beslissing, evenals de inleidende beschikking. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 388,50 toegekend aan betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende gegevens in het dossier om een gedraging te individualiseren en de verplichting van de verbalisant om de bestuurder staande te houden wanneer dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. J.P.C. van Dam van Isselt
zaaknummer: 11727094 WM VERZ 25-8125
beslissing van: 15 september 2025
func.: 43837
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 15 september 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
verder: betrokkene
namens wie beroep is ingesteld door:
Adviesbureau Skandara B.V.
mr. B. de Jong
verder: gemachtigde
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 19 november 2024 en is gericht tegen de beslissing van 15 november 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 3 juli 2024 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. Namens betrokkene heeft gemachtigde tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep – na gemachtigde te hebben gehoord – ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 15 september 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Namens gemachtigde is mr. A. de Jong ter zitting verschenen. Gemachtigde heeft op de zitting geen aanvullingen op het beroepschrift.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten dat met het motorvoertuig, met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, niet is gestopt voor een rood licht bij een driekleurig verkeerslicht. Deze gedraging is geconstateerd op 20 juni 2024 om 11:20 uur op het Europaplein te Amsterdam.
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert tegen de beslissing van verweerder aan dat betrokkene betwist de verweten gedraging te hebben verricht. Betrokkene heeft geen rood verkeerslicht genegeerd en kan zich deze situatie niet herinneren. Betrokkene weet ook niet om welk verkeerslicht dit gaat. De verbalisant heeft de pleeglocatie onvoldoende concreet gemaakt. Het enkel noemen van het Europaplein (kruising met Scheldestraat) is onvoldoende. Deze kruising kent meerdere verkeerslichten. Bij deze stand van zaken is de gedraging onvoldoende individualiseerbaar en kan betrokkene zich niet adequaat verdedigen (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 januari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:203).
Verder voert gemachtigde aan dat ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden.
De verklaring van de verbalisant dat hij reed in een burgervoertuig zonder transparant is onvoldoende om te kunnen concluderen dat geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond (vgl. het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28 oktober 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:9228 en de beslissing van de rechtbank Noord -Holland 10 maart 2023, ECLI:RBNHO:2023:4599). De verbalisant had ook door middel van een handgebaar de aandacht van de bestuurder kunnen trekken teneinde deze staande te houden. Daarbij is de verbalisant getraind om staandehoudingen te verrichten en vrijgesteld van alle verkeersregels.
4. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat de gedraging op grond van de zich in het dossier bevindende gegevens voldoende kan worden vastgesteld.
Volgens verweerder is ook de pleeglocatie voldoende duidelijk aangegeven. Niet kan worden gesteld dat betrokkene in zijn verdedigingsbelangen is geschaad. Verweerder verwijst hiervoor naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2023:6617.
Onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:3155 meent verweerder dat in de onderhavige zaak terecht op kenteken is bekeurd.
Gelet op het voorgaande verzoekt verweerder de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.
5. Het volgende wordt overwogen.
6. De verbalisant verklaart in het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht:
“Ik had direct zicht op het verkeerslicht en zag dat deze ongeveer 10,00 seconden op rood stond op het moment dat betrokkene dit licht negeerde en zijn weg vervolgde.

Plaatsaanduiding: verkeerslicht: Kruising met Scheldestraat”.

Betrokkene is niet staande gehouden. De verbalisant verklaart hier het volgende over:
“Verbalisant reed in een politie(burger)voertuig welke niet voorzien was van duidelijk zichtbare striping en of van een volg- en of stopmatrix. Hierdoor kon verbalisant het voertuig niet stilhouden en de bestuurder staande houden. Tevens was verbalisant niet gekleed in een duidelijk zichtbaar politie-uniform, maar in burgerkleding, aangezien verbalisant belast was met heimelijke werkzaamheden. Van deze overtreding is géén foto- en of filmmateriaal aanwezig”.
7. Ten aanzien van het verweer dat de gedraging onvoldoende individualiseerbaar is, omdat de pleeglocatie onvoldoende concreet is gemaakt, overweegt de kantonrechter het volgende. Uitgangspunt in Wahv-zaken is dat het dossier voldoende gegevens moet bevatten om de gedraging waarop de beschikking betrekking heeft te individualiseren. Het gaat dan om informatie over de aard, plaats en tijd van de gedraging en het kenteken van het voertuig. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de gegevens in het zaakoverzicht voldoende waar de gedraging heeft plaatsgevonden. In combinatie met de vermelding van de dag en het tijdstip van de overtreding mag van betrokkene worden verwacht dat hij aan de hand van deze gegevens voldoende in staat is zich tegen de beschikking te verdedigen. De pleeglocatie is in deze zaak voldoende individualiseerbaar.
8. Met betrekking tot het niet staande houden van de bestuurder is het volgende van belang. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
9. De kantonrechter is van oordeel dat de door de verbalisant opgegeven reden voor het niet staande houden van de bestuurder van het voertuig op zichzelf niet voldoende is voor de conclusie dat staandehouding geen reële mogelijkheid was. Zonder nadere uitleg van de verbalisant valt niet in te zien waarom de verbalisant het voertuig van betrokkene niet heeft kunnen volgen om de bestuurder vervolgens staande te houden. Anders dan verweerder ter zitting heeft betoogd, kan uit het zaakoverzicht niet worden opgemaakt dat de verkeersveiligheid in het gedrang zou kunnen komen. Evenmin volgt uit het zaakoverzicht dat de heimelijke werkzaamheden in gevaar zouden kunnen komen. Nu het verweer over de staandehouding al in de procedure bij de officier van justitie is gevoerd, acht de kantonrechter het nu niet meer aangewezen om een nadere verklaring bij de verbalisant te doen opvragen. De kantonrechter houdt het bij deze stand van zaken ervoor dat zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van de onderhavige motorfiets heeft voorgedaan. Dit brengt met zich mee dat de sanctie ten onrechte aan betrokkene als kentekenhouder is opgelegd. De kantonrechter verklaart het beroep daarom gegrond. De overige namens betrokkene aangevoerde argumenten behoeven geen nadere bespreking meer.

Ten aanzien van de proceskostenvergoeding:

10. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. Nu de inleidende beschikking is vernietigd, wordt een proceskostenvergoeding toegekend.
11. De vergoeding van kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair per proceshandeling vastgelegd. Gemachtigde heeft de volgende vergoedbare proceshandelingen verricht:
- het indienen van een administratief beroep bij verweerder;
- het fysiek bijwonen van een hoorzitting;
- het indienen van beroep bij de kantonrechter;
- en het verschijnen tijdens de zitting van de kantonrechter.
12. Volgens de bijlage bij het Bpb dient aan ieder van deze proceshandelingen 1 punt te worden toegekend. De waarde van 1 punt bedraagt met ingang van 1 januari 2025 in de fase van het bezwaar en administratief beroep € 647,00 en in de fase van het beroep en hoger beroep € 907,00.
13. Gelet op het voorgaande worden voor de door gemachtigde verrichte proceshandelingen in de fase van het administratief beroep 2 punten ad € 647,00 toegekend en voor de verrichte proceshandelingen in de fase van het beroep bij de kantonrechter 2 punten ad € 907,00. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast, en ingevolge artikel 13a lid 2 Wahv wordt de proceskostenvergoeding vermenigvuldigd met 0,25 (vgl. de uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:985). Aldus zal de kantonrechter verweerder veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 388,50 ((2x647)+ ((2x907) x 0,5 (weging) x 0,25 (Wahv factor)).
14. Daarom wordt beslist als volgt

BESLISSING

De kantonrechter:

  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing, alsmede de inleidende beschikking;
  • bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd;
- kent aan betrokkene ten laste van verweerder een kostenvergoeding toe van € 388,50.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.