ECLI:NL:GHARL:2023:6617

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
Wahv 200.321.882/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake een verkeerssanctie zonder reële mogelijkheid tot staandehouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een verkeerssanctie die aan de betrokkene was opgelegd voor het gebruik van een puntstuk als bestuurder. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde F.R. Eggink, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep ongegrond had verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding had afgewezen.

De betrokkene stelde dat hij en zijn voertuig op de dag van de overtreding, 5 mei 2021, niet ter plaatse waren en dat de gedraging onvoldoende individualiseerbaar was. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de ambtenaar die de sanctie had opgelegd, onvoldoende mogelijkheden had om de bestuurder staande te houden, aangezien hij in burgerkleding en met een privévoertuig reed. Dit leidde tot de conclusie dat de sanctie aan de kentekenhouder mocht worden opgelegd.

Het hof heeft verder geoordeeld dat de gegevens in het dossier voldoende waren om de gedraging te individualiseren, ondanks dat de betrokkene stelde dat de locatie niet specifiek genoeg was. De betrokkene had geen bewijs geleverd dat hij niet op de locatie was en het hof heeft de ontkenning van de gedraging als onvoldoende onderbouwd beschouwd. Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigd en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.321.882/01
CJIB-nummer
: 240992174
Uitspraak d.d.
: 2 augustus 2023
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 5 december 2022, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is F.R. Eggink, kantoorhoudende te Almelo.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 250,- voor: “als bestuurder een puntstuk gebruiken”. Deze gedraging zou zijn verricht op 5 mei 2021 om 17:14 uur op de John F. Kennedylaan in Eindhoven met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde stelt dat onvoldoende is gebleken dat er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden, zodat niet op kenteken had mogen worden bekeurd. Verder wordt namens de betrokkene betwist dat de gedraging is verricht. De betrokkene stelt dat hij noch zijn voertuig op de betreffende dag op de pleeglocatie is geweest. Daarnaast is de gedraging onvoldoende individualiseerbaar. De John F. Kennedylaan is vrij groot en is voorzien van meerdere puntstukken. De betrokkene kan zich niet adequaat verdedigen als niet blijkt om welk specifieke puntstuk het zou zijn gegaan. De gemachtigde kan zelf in deze straat in het geheel geen puntstuk vinden.
3. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder aanstonds vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
4. In een proces-verbaal d.d. 4 april 2023 heeft de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd onder meer het volgende verklaard:
“Ik (…) verklaar dat bij het constateren van de overtreding op 5 mei 2021 ik gekleed was in mijn burgerkleding en in mijn privévoertuig reed, zonder de mogelijkheid om op veilige wijzen een stopteken te kunnen geven. Mijn voertuig is niet uitgerust met een transparant dat in dienstvoertuigen zit waarmee normaal een stopteken gegeven wordt.”
5. Uit de hiervoor weergegeven verklaring van de ambtenaar blijkt voldoende dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft voorgedaan. De beroepsgrond op dit punt treft geen doel.
6. Uitgangspunt in Wahv-zaken is dat het dossier voldoende gegevens moet bevatten om de gedraging waarop de beschikking betrekking heeft te individualiseren. Het gaat dan om informatie over de aard, plaats en tijd van de gedraging en het kenteken van het voertuig. Van een betrokkene mag worden verwacht dat hij of zij aan de hand van deze gegevens voldoende in staat is zich tegen de beschikking te verdedigen.
7. De gemachtigde heeft erop gewezen dat de John F. Kennedylaan een vrij lange straat is, terwijl een nadere specificatie van de locatie waarop de gedraging is geconstateerd, ontbreekt. In de eerste plaats miskent die stelling dat het zaakoverzicht wel een nadere precisering bevat, namelijk de rijrichting van het voertuig (komende van de Ekkersrijt richting de Airbornlaan). Door het ontbreken van een nog verdergaande specificatie is de betrokkene naar het oordeel van het hof niet in zijn verdedigingsbelang geschaad. Namens de betrokkene is immers gesteld dat hij en zijn auto zich die dag in het geheel niet in de John F. Kennedylaan hebben bevonden. In het licht daarvan valt niet in te zien hoe de betrokkene voor het voeren van zijn verdediging baat zou hebben gehad bij een nadere locatieaanduiding.
8. Voor het overige is volstaan met het namens de betrokkene ontkennen dat de gedraging met zijn voertuig is verricht. Deze ontkenning is niet nader onderbouwd en het dossier bevat evenmin aanwijzingen dat de gegevens in het zaakoverzicht, waarin het kenteken van het voertuig van de betrokkene is vermeld, niet juist zijn. Het hof ziet daarom geen reden om aan de juistheid van de gegevens te twijfelen. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
9. Geen van de beroepsgronden slaagt. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.