4.1.[eisers] vorderen samengevat, na eisvermeerdering, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
I. te verklaren voor recht dat [gedaagden] jegens [eisers] onrechtmatig hebben gehandeld en derhalve gehouden zijn om bij wijze van schadevergoeding, hoofdelijk, aan [eisers] te betalen:
a) al datgene dat [bedrijf] op grond van de geldleningsovereenkomst van 7 november 2022 aan [eisers] verschuldigd is, vermeerderd met rente en kosten, overeenkomstig het kort geding-vonnis, zulks hoofdelijk naast [bedrijf] , en
b) alle daarmee gemoeide incassokosten;
[gedaagden] te veroordelen hoofdelijk aan [eisers] te betalen, terzake waarvan ook [bedrijf] door het kort geding-vonnis hoofdelijk verbonden is: De op grond van het kort geding-vonnis door [bedrijf] aan eisers verschuldigde
a) hoofdsom van € 204.000,00, vermeerderd met de contractuele rente van € 5.000,00 per maand met ingang van 9 november 2024;
b) buitengerechtelijke kosten van € 2.438,15, te vermeerderen met de wettelijke rente;
c) proceskosten van € 3.751,42, te vermeerderen met de wettelijke rente;
d) kosten ter executie van het kort geding-vonnis van € 1.725,18, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagden] te veroordelen hoofdelijk aan eisers te betalen:
e) buitengerechtelijke kosten van € 720,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
f) de beslagkosten van € 3.449,35, te vermeerderen met de wettelijke rente;
te verklaren voor recht:
dat de geldleningsovereenkomst van 28 april 2021 tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met het daarin vermeend opgenomen hypotheekbeding en daaruit voortvloeiende rechtshandelingen waaronder de hypotheekakte,
Primair:
bij gebreke van de in artikel 3:33 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vereiste wilsverklaring nooit tot stand zijn gekomen;
Subsidiair:
op grond van artikel 3:40 lid 1 BW nietig zijn;
Meer subsidiair:
op grond van artikel 3:45 BW vernietigbaar of vernietigd zijn.
Of de overeenkomst te vernietigen;
Primair (in geval van een waardeloze inschrijving sprake is):
te verklaren voor recht dat de door [eisers] verzochte verklaring van waardeloosheid van de inschrijving van de hypotheekakte en de rectificaties, niet (tijdig) door [gedaagde 1] aan [eisers] is afgegeven;
en
ex artikel 3:29 lid 1 BW te verklaren voor recht dat de inschrijving van de hypotheekakte en rectificaties waardeloos zijn;
Subsidiair (in geval niet van een waardeloze inschrijving sprake is):
Ten aanzien van [gedaagde 1] :
[gedaagde 1] te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan doorhaling in de openbare registers van de inschrijving van de hypotheekakte en de rectificaties, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, en te bepalen dat, indien de medewerking niet tijdig wordt verleend, dit vonnis in de plaats treedt van de ‘akte van doorhaling’;
Ten aanzien van [gedaagde 2]
te veroordelen om - voor zover nodig - haar medewerking te verlenen aan doorhaling in de openbare registers van de inschrijving van de hypotheekakte en de rectificaties
op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, en te bepalen dat, indien medewerking niet tijdig wordt verleend, dit vonnis in de plaats treedt van de ‘akte van doorhaling’;
te bepalen dat [gedaagde 1] , zolang de inschrijving van het hypotheekrecht van [gedaagde 1] niet is doorgehaald, niet het recht heeft om het hypotheekrecht met de rectificaties aan een derde over te dragen, gelijk het aan [gedaagde 2] verboden is om aan een dergelijke overdracht haar medewerking te verlenen en;
b) op grond van artikel 3:268 BW tot executoriale verkoop van het pand over te gaan;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 15.000,00 voor iedere overtreding en een dwangsom van € 5.000,00 per volgende dag van overtreding;
gedaagden te veroordelen aan [eisers] te betalen, hoofdelijk, de kosten van doorhaling;
met veroordeling van gedaagden, hoofdelijk, in de proceskosten, te vermeerderen met de (verdere) beslagkosten.