ECLI:NL:RBAMS:2025:130

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
11080277 \ CV EXPL 24-4135
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgever voor letselschade door onveilige werksituatie met losse deurklink

In deze zaak vordert de eiser, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, een verklaring voor recht dat de Stichting Pantar Amsterdam en Liberty Mutual Insurance Europe SE aansprakelijk zijn voor de schade die zij heeft geleden na een ongeval op 4 april 2022. De eiser, werkzaam als productiemedewerkster bij Pantar, viel terwijl zij de opslagruimte betrad, waarbij zij letsel aan haar knie en enkel opliep. De eiser stelt dat de oorzaak van het ongeval de losse deurklink was die uit de deur schoot, wat leidde tot haar val. Pantar betwist de aansprakelijkheid en stelt dat het letsel het gevolg was van een misstap van de eiser zelf, los van de deurklink. De kantonrechter oordeelt dat Pantar niet heeft voldaan aan haar zorgplicht, zoals vastgelegd in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek, en dat de onveilige situatie met de losse deurklink heeft bijgedragen aan het ongeval. De rechter wijst de vordering van de eiser toe en verklaart Pantar aansprakelijk voor de schade, die nader moet worden vastgesteld. Tevens worden de proceskosten aan de eiser toegewezen, omdat Pantar grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 2 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11080277 \ CV EXPL 24-4135
Vonnis van 2 januari 2025(bij vervroeging)
in de zaak van
B&O DIENSTVERLENING B.V.
in hoedanigheid van bewindvoerder in het beschermingsbewind van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.R. Wildeboer,
tegen

1.STICHTING PANTAR AMSTERDAM,

te Diemen,
hierna te noemen: Pantar
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
LIBERTY MUTUAL INSURANCE EUROPE SE,
te 's-Gravenhage,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Pantar e.a.,
gemachtigde: mr. A.A.M. Zeeman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 juni 2024,
- de conclusie van antwoord,
- het instructievonnis,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 29 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] was werkzaam bij Pantar van 15 augustus 2021 tot 15 augustus 2023 in de functie van productiemedewerkster. Zij was ook in opleiding tot voorvrouw.
2.2.
[eiser] heeft sinds 1999 een knieprothese in haar rechter been.
2.3.
[eiser] voerde haar werkzaamheden uit in een bedrijfspand van Pantar. In dat bedrijfspand deed een ruimte eerst dienst als kleedkamer, maar is sinds de Corona-tijd in gebruik als opslagruimte (hierna: opslagruimte). Deze ruimte is niet voor iedereen toegankelijk. Omdat de deur niet van een slot was voorzien, is de deurklink uit de deur gehaald. Om de deur naar de opslagruimte te open, moet een losse deurklink gebruikt worden.
2.4.
Op 4 april 2022 ging [eiser] vanuit de productiehal naar de opslagruimte om dozen te halen. Zij heeft de deur geopend en heeft dozen uit de opslagruimte gehaald. Collega’s hebben [eiser] vervolgens zittend op de vloer voor de deur gevonden. Zij is met een ambulance naar de spoedeisende hulp van het AMC gebracht.
2.5.
Bij het AMC is zij gediagnostiseerd met een distorsie (verdraaiing) aan haar rechter enkel en knie. De arts heeft in het verslag aan de huisarts onder meer vermeld:

ANAMNESE
Patiënte was aan het werk, wilde de deur openen en zich omdraaien. Patiënte draaide zich om en haar voet draaide niet mee, heeft hierdoor haar rechter enkel verzwikt en knie verdraaid. Hoorde een knakje en deed erg veel pijn. Patiënte is niet gevallen. Heeft zelf het idee dat zij iets heeft gebroken.
Is na de verdraaiing op de grond gaan zitten en heeft haar been niet meer belast vanwege de pijn.
Patiënte heeft toen 112 gebeld.
(…)
2.6.
Van het incident heeft de teamleider van Pantar melding gemaakt met een arbeidsongevalformulier. Bij ‘Toedracht ongeval en beschrijving letsel’ heeft hij ingevuld:
“Na het sluiten van de deur draaide [ [eiser] ] zich om en haar standbeen gaf een knik, Zij kon niet meer op haar been staan en zat op de vloer met veel pijn. Haar
enkel werd al dik. [ [eiser] ] heeft een prothese en vermoedelijk is deze los van het enkelgewricht. [ [eiser] ] gaf aan dat zij dat eerder heeft gehad en nu dezelfde pijn en beperking in beweging heeft. Wij hebben haar voorzichtig overeind geholpen met ondersteuning van het getroffen been en haar uit de koude gang gehaald. Intussen heb ik de ambulance gebeld welke na 15 minuten aanwezig was. Zij hebben haar naar het AMC gebracht.”
Daaronder staat bij ‘Wat heeft u kunnen doen om herhaling via het ongeval in de toekomst te voorkomen’: “
Niet te voorkomen” en is bij ‘onveilige handeling’, ‘onveilige situatie’ en ‘onveilige organisatie’ steeds aangekruist:
“niet van toepassing”. De Arbo-adviseur heeft verder op het formulier bij ‘Bijzonderheden’ ingevuld:
“Verbetermaatregel: inplaats van losse deurkruk zal er een slot in de deur geplaatst moeten worden met een deurknop.Opdracht naar de Technische Dienst:In kleedkamer 2 en 3 sloten plaatsen met sleutel.Kleedkamers zijn opslag ruimtes geworden.
(…)”
2.7.
[eiser] heeft een deelgeschil aanhangig gemaakt. Met de beschikking van 24 juli 2023 heeft de kantonrechter beslist dat [eiser] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat zij bij de uitoefening van haar werkzaamheden schade heeft geleden en dat dit aan Pantar kan worden toegerekend. De verzoeken van [eiser] zijn daarom afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat Pantar e.a. aansprakelijk is voor het ongeval op 4 april 2022 en een veroordeling tot vergoeding van de schade, vermeerderd met wettelijke rente, en buitengerechtelijke kosten, alles nader op te maken bij staat. Verder vordert zij om de kosten van het deelgeschil alsnog te begroten.
3.2.
Volgens [eiser] heeft zij het letsel aan haar knie en enkel opgelopen, omdat zij de deur van de opslagruimte dicht deed, de losse deurklink er toen uitschoot en zij daardoor viel. Volgens [eiser] is Pantar e.a. op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk voor de schade omdat Pantar haar zorgplicht heeft geschonden.
3.3.
Pantar e.a. betwist de aansprakelijkheid. Volgens haar is er – kort gezegd – geen relatie tussen de losse deurklink en het letsel, maar is het letsel opgetreden nadat [eiser] zich omdraaide en haar voet toen niet meebewoog. Pantar e.a. verwijst naar het Arbeidsongevalformulier en het verslag van de arts van de spoedeisende hulp van het AMC.

4.De beoordeling

Status van de beschikking van 24 juli 2023 in het deelgeschil
4.1.
Vastgesteld wordt dat deze procedure een procedure ten principale is, als bedoeld in de regeling voor deelgeschillen in letselschadezaken, artikel 1019cc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In deze bodemprocedure is eenzelfde vraag aanhangig als die in het deelgeschil is afgewezen, namelijk de aansprakelijkheidsvraag. Als in de beschikking van het deelgeschil op een geschilpunt zonder voorbehoud is beslist, heeft dat in een bodemgeschil de status van een tussenvonnis. Dat betekent dat de kantonrechter in de bodemprocedure in beginsel daaraan gebonden is. Hier is in de beschikking in het deelgeschil van 24 juli 2023 de aansprakelijkheid afgewezen, maar daarbij is – onder meer – overwogen dat uitgebreide getuigenverhoren niet zijn uit te sluiten om de aansprakelijkheid vast te stellen. Hieruit volgt dat in die beschikking van het deelgeschil niet zonder voorbehoud is beslist op de aansprakelijkheidsvraag, zodat die in deze bodemprocedure in volle omvang kan worden beoordeeld.
De zorgplicht
4.2.
Artikel 7:658 BW regelt de werkgeversaansprakelijkheid. In dat artikel is bepaald dat de werkgever – kort gezegd – aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij – voor zover hier relevant – aan de op hem rustende zorgplicht heeft voldaan. Deze zorgplicht is ruim en vereist een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen, alsmede van de organisatie van de betrokken werkzaamheden (Hoge Raad 11 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9225). Artikel 7:658 BW beoogt daarentegen ook geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Welke veiligheidsmaatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
4.3.
Om een ruimte af te sluiten voor onbevoegden, is een deur met een slot de geëigende oplossing. Met een losse deurklink die verwijderd wordt als de deur in het slot is gevallen, kan weliswaar ook worden bereikt dat een deur op slot blijft, maar een deurklink is daar niet voor bedoeld. Een deurklink is bedoeld om een deur te openen en te sluiten, waarbij ook aan de deurklink wordt geduwd en getrokken om die deur te openen en te sluiten. Een losse klink, zeker als iemand daar niet op bedacht is, kan bij dat trekken uit de deur schieten, waardoor iemand zijn evenwicht kan verliezen. Volgens het arbeidsongevalformulier heeft de arbomedewerker van Pantar e.a. dit ook onderkend en heeft deze – kort gezegd – opgedragen om aan deze situatie een einde te maken. Dat betekent dat de deur met losse deurklink van de opslagruimte een onveilige situatie op de werkplek oplevert.
4.4.
Pantar e.a. stelt weliswaar dat [eiser] hiervoor was gewaarschuwd, instructie had gekregen en dat de klink steeds opgehaald moest worden bij de leidinggevende, maar [eiser] betwist dit. Zij voert aan dat toen zij de dozen ging halen in de opslagruimte, die klink in de deur stak. Verder voert zij aan dat acht maanden daarvoor in een algemeen praatje de situatie van een losse deurklink aan de groep was verteld. Hieruit volgt dat Pantar e.a. niet genoeg heeft gesteld dat zij voor het gebruik van de deur met losse deurklink genoeg veiligheidsmaatregelen had genomen. Dat betekent dat Pantar niet voldaan heeft aan haar zorgplicht voor de losse deurklink in de opslagruimte.
Is de deurklink de oorzaak van het letsel?
4.5.
Tussen [eiser] en Pantar e.a. is verder in geschil of deze losse deurklink heeft geleid tot het letsel.
4.6.
Volgens [eiser] is de losse deurklink die uit de deur schoot de oorzaak van haar letsel. Pantar e.a. stelt daarentegen dat [eiser] zelf vlak na het ongeval verklaarde dat zij een misstap maakte die niets met de deur of deurklink van doen had. Pantar e.a. verwijst hierbij naar het arbeidsongevalformulier en het verslag van de spoedeisende-hulparts. Dat soort algemene gevaren valt niet onder de zorgplicht, aldus Pantar e.a.
4.7.
Artikel 7:658 BW regelt ook de bewijslastverdeling. De werkgever moet – kort gezegd – bewijzen dat aan de zorgplicht is voldaan. Weliswaar heeft de werknemer daarmee nog steeds de bewijslast – voor zover in geschil – dat de schade op het werk is veroorzaakt, maar die werknemer hoeft niet te bewijzen hoe dit is gebeurd of wat de oorzaak is geweest. De Hoge Raad heeft immers geoordeeld dat de exacte toedracht van het ongeval niet hoeft vast te staan en een onzekere toedracht voor risico van de werkgever komt (HR 10 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3837 en HR 4 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1430).
4.8.
Niet in geschil is dat er geen getuigen zijn van het moment dat [eiser] de deur open en dicht deed en op enig moment letsel opliep. Wel staat vast dat zij op de grond gevonden is vóór de betreffende deur. Weliswaar heeft Pantar e.a. gewezen op de verklaringen op het arbeidsongevalformulier en het verslag van de spoedeisendehulp-arts, maar daarin wordt niet genoemd dat de deurklink de oorzaak van het ongeval is. Daarbij zijn deze twee verklaringen uit tweede hand. Dat betekent dat van Pantar e.a. – gelet op de betwisting van [eiser] – meer mocht worden verwacht om haar stelling te onderbouwen dat de deurklink niet de oorzaak van het letsel is. Op Pantar e.a. rust immers de stelplicht en bewijslast. Want enerzijds komt een onzekere toedracht voor risico van de werkgever en anderzijds is hiervoor al geoordeeld dat Pantar met de losse deurklink niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. Hieruit volgt dat Pantar e.a. op grond van 7:658 BW aansprakelijk is voor schade die is ontstaan uit het door [eiser] opgelopen letsel op 4 april 2022.
4.9.
Dat betekent dat de verklaring voor recht wordt toegewezen. Omdat [eiser] voldoende heeft gesteld dat zij schade heeft opgelopen, wordt ook de vordering voor een schadestaatprocedure toegewezen.
4.10.
Tussen partijen is verder discussie ontstaan of de problemen aan de knieprothese ook het gevolg is van het letsel, opgelopen op 4 april 2022. In eerste instantie had een arts dat namelijk verklaard, maar na de recente operatie heeft die arts dat genuanceerd; er zou enkel sprake zijn van slijtage. Omdat [eiser] op de zitting heeft verklaard dat zij nog niet uitbehandeld is voor de problemen aan haar knieprothese, zal hierover nog geen oordeel worden gegeven, maar wordt dit verwezen naar de schadestaatprocedure.
De buitengerechtelijke kosten in de deelgeschilprocedure
4.11.
Niet in geschil is dat de deelgeschilprocedure is afgerond en dat daarbij de buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen. Deze procedure is geen hogerberoepsprocedure op de deelgeschilprocedure. Alleen daaruit volgt al dat in deze procedure de buitengerechtelijke kosten als bedoeld in de deelgeschillenprocedure niet opnieuw beoordeeld kunnen worden. Daarbij is die vaststelling van buitengerechtelijke kosten in deelgeschillen enkel bedoeld om bij de onderhandelingen over zowel het deelgeschil een oordeel te krijgen als over de daarbij behorende kosten. Hier is geen sprake meer van een deelgeschil, maar van een bodemgeschil. In dit geschil kunnen alleen de proceskosten in de zin van artikel 237 Rv voor het bodemgeschil toegewezen worden. Deze vordering faalt dan ook.
Kosten van deze procedure
4.12.
Pantar e.a. is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van deze procedure betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal Pantar e.a. niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
814,00
(2 punten × € 407,00)
- nakosten
67,50
Totaal
1.011,50

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat Pantar e.a. jegens (de bewindvoerder van) [eiser] aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade van [eiser] , veroorzaakt door het haar op 4 april 2022 overkomen ongeval,
5.2.
veroordeelt Pantar e.a. tot vergoeding van de daardoor door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.3.
veroordeelt Pantar e.a. in de proceskosten van € 1.011,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. ir. E.J. Otten en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2025.
761