Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
ik heb hem vermoord”en
“Ik ben slecht voor hem”. [12] Op de vensterbank in de woonkamer van de woning werd een notitieblaadje aangetroffen waarop (onder meer) stond geschreven: “
Mijn tijd is nog niet gekomen maar ik ben wel zo sterk dat ik iemand heb vermoord. Ging makkelijk hoor. Nu ga ik op bed liggen”. [13] Verdachte heeft erkend dat zij dit heeft geschreven. [14]
nee niet doen, niet doen, nee nee nee, wat doe je nou, nee nee nee.” Op de beelden is vervolgens te zien dat een vrouw aan de voordeur van nummer [nummer] komt luisteren, waaruit de rechtbank afleidt dat het gegil uit de woning van verdachte kwam. Vanaf ongeveer 12:08 uur is te horen dat vanuit die woning nog steeds een man heel angstig roept: “
nee niet doen” en dat een vrouwenstem gilt: “
ga dood”. [15]
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf en maatregel
- bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
9.Beslag
10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde partij 1](de dochter van [slachtoffer] ) vordert in totaal
€ 3.800,14(bestaande uit:
€ 2.541,60+
€ 1.258,54(50% van kosten door beiden gevorderd ad € 2.517,09)) aan vergoeding van
materiële schade, te weten:
- wettelijke kosten bij overlijden(ad € 263,55)
, - kosten huurwoning vader(ad € 995,01)
, - reiskosten(ad € 306,77),
- inkomstenderving(ad € 1.849,83)
- en
€23.000,-aan vergoeding van
immateriële schade,bestaande uit
- affectieschade(ad € 17.500,-)
- en
[benadeelde partij 2](de zoon van [slachtoffer] ) vordert in totaal
€ 5.395,10(bestaande uit:
€ 4.136,56+
1.258,54(50% van kosten door beiden gevorderd ad € 2.517,09)) aan vergoeding van
materiële schade,te weten:
- wettelijke kosten bij overlijden(ad € 263,55)
, - kosten huurwoning vader(ad € 995,01)
, - reiskosten(ad € 354,96)
inkomstenderving (ad € 3.396,60).
€ 23.000,-aan vergoeding van
immateriële schade,bestaande uit:
- affectieschade(ad € 17.500,-)
- en
elk een bedrag van € 263,55wordt toegewezen.
€ 85,10.
€ 11,50.
€ 6,90.
- De aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed.
- De aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer.
- De wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de ernst van de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was. Bij het aan dit gezichtspunt toe te kennen gewicht kan meewegen of het secundaire slachtoffer beroepsmatig of anderszins bedacht moest zijn op een dergelijke schokkende gebeurtenis.
[benadeelde partij 2]overweegt de rechtbank als volgt. Met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten voor toekenning van schokschade nu geen sprake is van de situatie dat – naar objectieve maatstaven – het bestaan van geestelijk letsel is vastgesteld.
[benadeelde partij 1]overweegt de rechtbank het volgende. De raadsvrouw van de benadeelde partijen heeft betoogd en toegelicht dat er sprake was van een directe confrontatie als hiervoor bedoeld omdat zij is geconfronteerd met de foto's in het dossier van het lichaam van haar gedode vader en dat er hierdoor – blijkens de overgelegde verklaring van R.B.A. Thurlings, verpleegkundig specialist GGZ – PTSS bij haar is vastgesteld.
€ 348,65aan materiële schade(bestaande uit:
€ 263,55 + € 85,10 aan kosten lijkbezorging)en
€ 17.500,-aan
immateriële schade(bestaande uit
affectieschade). Voormelde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2024.
€ 281,95aan materiële schade(bestaande uit:
€ 263,55 + € 11,50 + € 6,90 aan kosten lijkbezorging)en
€ 17.500,-aan
immateriële schade(bestaande uit
affectieschade). Voormelde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2024.
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
gevangenisstrafvan
acht (8) jaren.
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat zij van
overheidswege wordt verpleegd.
€ 17.500,-(zeventienduizendvijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade (affectieschade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 januari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
totaal € 17.848,65 (zeventienduizendachthonderdenachtenveertig euro en vijfenzestig eurocent)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 januari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
124 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
€ 281,95(tweehonderdeenentachtig euro en vijfennegentig eurocent) aan vergoeding van materiële schade (kosten lijkbezorging) en
€ 17.500,-(zeventienduizendvijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade (affectieschade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 januari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
totaal € 17.781,95 (zeventienduizendzevenhonderdeenentachtig euro en vijfennegentig eurocent)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 januari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
123 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.