Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[verzoeker 1] ,
[verzoeker 1],
[verzoeker 2],
[verzoeker 2],
[verzoekers],
1.[verweerster 1] ,
mevrouw [verweerster 1],
[verweerster 2],
[verweerster 2],
verweersters,
de STAK,
Huizenmij,
Insinger Stichting,
[belanghebbende 4],
[belanghebbende 4],
[belanghebbende 5],
[belanghebbende 5],
[belanghebbende 6],
[belanghebbende 6],
Insinger Stichting c.s.
mevrouw [verweersters]
1.Inleiding en beslissing op het spoedverzoek
2.De procedure
3.Het spoedverzoek van de tijdelijke bestuurder en de reacties daarop
4.De beoordeling
met dien verstande dat ten minste één bestuurder C vóór het betrokken voorstel heeft gestemd. Bij de oproeping tot deze nieuwe vergadering moet worden vermeld dat het een tweede vergadering, als hiervoor bedoeld, betreft.
met dien verstande dat ten minste één bestuurder C vóór het betrokken voorstel heeft gestemd” is vanwege de Uitgangspunten aan voornoemde bepaling toegevoegd in de gedeelde conceptstatuten.
samenhangmet de hoofdvorderingen. In deze verzoekschriftprocedure gaat dat dus om de verzoeken tot ontslag op grond van artikel 2:298 BW. Uit de rechtspraak volgt dat het begrip samenhang niet te beperkt moet worden uitgelegd (HR 13 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2624). De rechtbank is van oordeel dat de vereiste samenhang aanwezig is. Zij heeft in deze procedure vastgesteld dat het STAK-bestuur vanwege een onherstelbare vertrouwensbreuk niet meer in staat is om haar taak uit te oefenen en zich daarbij te richten tot het belang van de stichting, haar certificaathouders en Huizenmij. Zij heeft hierin aanleiding gezien om op grond van de over en weer verzochte ontslagen nader onderzoek te verrichten en bij wijze van voorlopige voorziening een tijdelijke bestuurder te benoemen. De rechtbank heeft bepaald dat de tijdelijke bestuurder het tot haar taak mag rekenen om te bezien hoe in de ontstane situatie in de opvolging van de zittende bestuursleden kan worden voorzien, met inachtneming van de belangen van de twee groepen certificaathouders (de familie [verweersters] en de Insinger Stichting) en te beslissen wat zij hiervoor nodig vindt. Voornoemde impasse houdt het bestuur – en in het verlengde daarvan alle certificaathouders, bestaande uit mevrouw [verweerster 1] , Insinger Stichting, [belanghebbende 5] en [belanghebbende 4] – verdeeld in twee kampen: mevrouw [verweerster 1] enerzijds, gesteund door Insinger c.s., en [verzoekers] anderzijds, gesteund door Huizenmij en [belanghebbende 4] . Ook de recente escalatie over voornoemde uitleg van de statuten, vindt langs die lijnen plaats. Met de geagendeerde besluiten van de vergadering van certificaathouders zou een deel van de bestuursleden in hun hoedanigheid van certificaathouder en met steun van de partijen die hun “achterban” vormen, alsnog de gehele zeggenschap over (de aandelen in) Huizenmij naar zich toe kunnen trekken. Deze ingrijpende besluiten raken rechtstreeks zowel het bestuur van de STAK, dat onderwerp is van deze procedure, als de door de rechtbank getroffen voorlopige voorziening ter doorbreking van de impasse in het bestuur. De rechtbank concludeert op grond van dit alles dat de vereiste samenhang met de verzoeken aanwezig is. Zij begrijpt het spoedverzoek verder zo, dat gevraagd wordt om voornoemde besluitvorming door de
vergadering vancertificaathouders voorlopig te verbieden en leest deze woorden dan ook in het verzoek. De certificaathouders waren reeds in de procedure betrokken en hebben zich uitgelaten over het spoedverzoek.
5.De beslissing
23 januari 2025 om 13:30 uur een mondelinge behandeling zal plaatsvindenten overstaan van mr. R.P.F. de Groot, mr. C.H. Rombouts en mr. R.C.J. Hamming,