ECLI:NL:RBAMS:2024:1251

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
13/296212-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Roemenië

Op 7 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 13 juni 2023 door de City Court of Oradea, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Roemenië is geboren in 1983 en momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. Tijdens de zitting op 16 januari 2024 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en aanvullende vragen gesteld aan de Roemeense autoriteiten over de grondslag van het overleveringsverzoek. Op 30 januari 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en op 22 februari 2024 is de behandeling voortgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de eerdere processen die hebben geleid tot de veroordelingen in Roemenië. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en is van oordeel dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/296212-23
Datum uitspraak: 7 maart 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 29 november 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 juni 2023 door
the City Court of Oradea(Roemenië, hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting op 16 januari 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 januari 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tussenuitspraak van 30 januari 2024
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 30 januari 2024 het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst. De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht enkele vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de grondslag van het overleveringsverzoek en met het oog op de toetsing van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon (artikel 12 OLW).
Zitting op 22 februari 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 22 februari 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw en door een tolk in de Roemeense taal.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en de officier van justitie heeft geconcludeerd dat de verzochte overlevering kan worden toegestaan.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [3] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding,

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Uit het EAB en aanvullende brieven van de uitvaardigende justitiële autoriteit van
28 december 2023, 8 februari 2024 en 13 februari 2024 blijkt het volgende.
Aan het EAB liggen de volgende rechterlijke beslissingen ten grondslag:
  • een vonnis van
  • een vonnis van
  • een arrest van
Bij het hiervoor genoemde vonnis van 19 maart 2019 is een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, met een proeftijd van 3 jaar, opgelegd aan de opgeëiste persoon vanwege enkele verkeersdelicten. Het vonnis van 17 oktober 2022 bevat een veroordeling van de opgeëiste persoon vanwege afpersing in juli 2020 en de beslissing tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 19 maart 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar vanwege die nieuwe veroordeling. Bij het vonnis van 17 oktober 2022 is als totaalstraf een gevangenisstraf van zes jaar opgelegd aan de opgeëiste persoon. Bij het arrest van 30 mei 2023 werd het beroep van de opgeëiste persoon verworpen en het vonnis van 17 oktober 2022 bekrachtigd.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf van zes jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De hiervoor genoemde rechterlijke beslissingen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [4]
3.1
Artikel 12 OLW
De rechtbank stelt op grond van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte aanvullende informatie vast dat de opgeëiste persoon aanwezig was op de processen die hebben geleid tot het hiervoor genoemde vonnis van 19 maart 2019 en het hiervoor genoemde arrest van 30 mei 2023. In dit arrest is de zaak, waarin in eerste aanleg op
17 oktober 2022 vonnis is gewezen, definitief ten gronde afgedaan. Reeds hierom is weigering van de overlevering op grond van artikel 12 OLW niet aan de orde.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • afpersing;
  • overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;
  • overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [5]
In de brief van 5 januari 2024 van
the Director General National Administration of Penitentiariesstaat het volgende vermeld:
“In view of your letter in case no. 2301/271/2023 dated 28.12.2023,
concerning the request of the Dutch authorities, regarding the security measures applied in the case of the named [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] .1983, residing in [plaats] , sentenced to 6 years imprisonment), in the event of his surrender to the Romanian authorities, we inform you of the following:
If the person deprived of liberty is handed over to the Romanian authorities at
Henri Coandă Airport in Bucharest, he/she will initially be placed in the Bucharest
Rahova Penitentiary for a period of 21 days in a room that will provide a minimum
of 3 square meters.
(…)
Given the amount of the sentence, he will most likely serve his custodial
sentence initially in prison in closed regime. At the same time, in view of his
residence, he will most probably serve his sentence in Focșani Prison to begin with.
(…)
In view of the prospect of implementing the measures contained in the
"Action Plan for the period 2020 - 2025, drawn up for the execution of the Rezmives
et al. v. Romania pilot judgment, as well as the judgments handed down in the Bragadireanu v. Romania group of cases, and the number of inmates held by the National Administration of Penitentiaries, as a result of the penal policies adopted by the Romanian State, the National Administration of Penitentiaries guarantees to provide a minimum individual space of 3 square meters throughout the execution of the sentence, including the bed and related furniture, not including the space for the sanitary unit.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 317 van het Wetboek van Strafrecht, 8, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the City Court of Oradea(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 maart 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie artikel 22 OLW.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463.
6.HvJ EU, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.