ECLI:NL:RBAMS:2024:3797

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
9366084 EL 21-176
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging effectenleaseovereenkomsten op grond van artikel 1:88/89 BW

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Dexia Nederland B.V. over de vernietiging van effectenleaseovereenkomsten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, heeft een beroep gedaan op de vernietiging van de overeenkomsten op basis van artikel 1:88/89 BW. De procedure is gestart na een tussenvonnis van 8 februari 2024, waarin de kantonrechter reeds enkele overwegingen had gemaakt over de bekendheid van de eiser met de overeenkomsten. De eiser betwistte dat zij vóór 13 maart 2000 bekend was met de overeenkomst, terwijl Dexia aanvoerde dat de verjaring van de bevoegdheid tot vernietigen was ingetreden. De kantonrechter oordeelde dat Dexia onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de eiser eerder bekend was met de overeenkomst. De kantonrechter concludeerde dat het beroep van Dexia op verjaring niet slaagde en dat de vernietiging van de overeenkomsten toewijsbaar was. Dexia werd veroordeeld tot betaling van de bedragen die de echtgenoot van de eiser aan Dexia had betaald, verminderd met eventuele uitkeringen. Daarnaast werd Dexia veroordeeld tot betaling van wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de bescherming van de niet-handelende echtgenoot in overeenkomsten en de vereisten voor het bewijs van bekendheid met dergelijke overeenkomsten.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Privaatrecht
Zaaknummer 9366084 EL 21-176
vonnis van de kantonrechter van 13 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 februari 2024;
  • de akte na tussenvonnis van [eiser] van 18 april 2024;
  • de akte uitlaten producties van Dexia van 16 mei 2024.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 8 februari 2024 en blijft bij hetgeen daarin reeds is overwogen.
2.2.
[eiser] doet een beroep op de vernietiging van de overeenkomsten op grond van artikel 1:88/89 BW. In het tussenvonnis van 8 februari 2024 is overwogen dat het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:936), waarnaar in voornoemd tussenvonnis wordt verwezen, niet van toepassing is op overeenkomst I. indien [eiser] op 13 maart 2000 bekend was met deze overeenkomst. Nu overeenkomst I. méér dan drie jaar voorafgaand aan het aanhangig maken van de collectieve vordering is afgesloten en [eiser] betwist dat zij reeds vóór 13 maart 2000 bekend was met deze overeenkomst, is zij in de gelegenheid gesteld om een nadere toelichting te geven over de (financiële) gang van zaken in het huishouden van contractant (verder: [naam echtgenoot] ) en [eiser] ten tijde van het aangaan van overeenkomst I. Bij akte heeft [eiser] schriftelijke verklaringen overgelegd zoals in het tussenvonnis van 8 februari 2024 is verzocht.
2.3.
In het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2023 ECLI:NL:RBAMS:2023:1221 is het toetsingskader voor zaken als de onderhavige, weergegeven. Beoordeling van deze zaak aan de hand van dat toetsingskader leidt tot het volgende.
2.4.
Voor de beoordeling van het beroep op verjaring door Dexia is van belang op welk tijdstip [eiser] daadwerkelijk bekend werd met de overeenkomst. Het verjaringsberoep van Dexia kan alleen slagen wanneer Dexia daarvoor voldoende stelt en onderbouwt. Om Dexia daartoe in staat te stellen moet [eiser] voldoende gegevens verstrekken over de (financiële) gezinssituatie en andere feiten, die relevant kunnen zijn voor het vaststellen van het tijdstip van daadwerkelijke bekendheid van [eiser] met de overeenkomst. Doet [eiser] dat niet dan heeft zij het verweer tegen het verjaringsberoep onvoldoende onderbouwd.
2.5.
Eerst zal worden beoordeeld of [eiser] haar verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia voldoende heeft onderbouwd.
2.6.
Door [eiser] zijn schriftelijke verklaringen van haarzelf en van [naam echtgenoot] overgelegd, waarin staat vermeld dat deze zijn opgesteld op basis van antwoorden die elk van hen buiten aanwezigheid van de ander heeft gegeven in een telefoongesprek met hun gemachtigde.
2.6.1.
In de verklaring van [naam echtgenoot] staat vermeld:
“a. Hoe was in de betreffende periode de samenstelling van het gezin van de contractant en de echtgenoot, en wat was hun beroep en leeftijd (en het beroep/de opleiding en leeftijd van eventuele kinderen)?
Ten tijde van het aangaan van het contract in 1997 was ik 46 jaar oud. Wij zijn sinds 1976 gehuwd en wij hebben drie kinderen. Ik was leraar op een MBO school en mijn vrouw zorgde voor het huishouden en de kinderen.
b. Op welke wijze is (zijn) het (de) in de procedure betrokken effectenleasecontract(en) (hierna: de contracten) tot stand gekomen? Is in verband daarmee een tussenpersoon thuis op bezoek gekomen? Zo ja, wie waren daarbij aanwezig?
Ik was natuurlijk al bekend bij Dexia dus ik ontving wel eens aanbiedingen voor nieuwe producten. Ik ben dit contract schriftelijk aangegaan. Ik wilde extra sparen voor de studie van de kinderen en vermogen opbouwen als aanvulling op het pensioen.
c. Uit welke bron(nen) en van welke bankrekening(en) kwam het geld voor de inleg vandaan?
De inleg betaalde ik van mijn eigen inkomen en dit werd van mijn eigen rekening van de Rabobank afgeschreven.
d. Op welk tijdstip, op welke wijze en op welke plaats kreeg de echtgenoot (niet zijnde de contractant) wetenschap van het bestaan van de contracten?
Ik heb mijn vrouw voor het eerst ingelicht over het bestaan van alle contracten toen de ellende begon. Een kennis begon over mogelijke restschulden die konden ontstaan en ook in de media was er veel aandacht voor de Dexia producten. Ik moest toen wel met de billen bloot en mijn vrouw vertellen dat ik wel tien contracten was aangegaan.
e. Welke bankrekeningen hadden de contractant en de echtgenoot? En per bankrekening:
- op welke na(a)m(en) was deze gesteld?
- wie had daarvan een pas?
- voor welke uitgaven/betalingen werd deze bankrekening gebruikt?
Ik had een eigen rekening van de Rabobank en daar had mijn vrouw geen pasje van. Ik gebruikte deze rekening voor alle vaste lasten, de aankoop van een andere auto en vakanties.
Mijn vrouw had een eigen rekening bij de ING Bank en daar had ik geen pas van. Zij gebruikte de rekening voor de huishoudelijk uitgaven.
f. Welke inkomsten(bronnen) hadden de contractant en de echtgenoot en op welke bankrekening(en) werden deze inkomsten gestort?
Mijn inkomen werd op mijn eigen rekening van de Rabobank gestort en mijn vrouw had geen inkomen.
g. Wie verzorgde in het betreffende huishouden de financiële administratie en op welke wijze gebeurde dat?
De financiële administratie werd door mij verzorgd. Ik betaalde alle rekeningen, sloot nieuwe verzekeringen af en hield de betalingen bij. Ik maakte regelmatig geld over naar de rekening van mijn vrouw zodat zij de huishoudelijk uitgaven kon doen.
h. Wie van beiden (contractant en echtgenoot) deed welke soort betalingen?
Ik betaalde alle rekeningen en acceptgiro’s en mijn vrouw deed de boodschappen en kocht kleding voor de kinderen.
i. Wie van beiden (contractant en echtgenoot) opende(n) enveloppen met bankdagafschriften? Waar werden deze opgeborgen? Wie van beiden heeft ooit (hetzij na ontvangst, hetzij op een later tijdstip) inzage gehad in een of meer bankafschriften?
Ik maakte de bankafschriften van mijn rekening open en deze borg ik op in een dossiermap. Mijn vrouw keek nooit op deze afschriften. Zij heeft nooit vragen gesteld over een betaling aan of van Dexia. Mijn vrouw maakte haar eigen bankafschriften open.
j. Wie verzorgde de belastingaangifte van de contractant en de echtgenoot, en wie ondertekende deze?
De belastingaangifte werd door mij verzorgd. Mijn vrouw keek de ingevulde aangifte niet door. Zij hoefde deze ook niet te ondertekenen.
k. Hebben de contractant en/of de echtgenoot in de betreffende periode een hypothecaire lening of andere lening afgesloten? En is daarbij de aanwezigheid van de contracten aan de orde gekomen?
Wij zijn rond de eeuwwisseling verhuisd. Voor de nieuwe woning hebben wij een nieuwe hypotheek afgesloten. De contracten zijn toen niet ter sprake gekomen.
l. Hadden de contractant en/of de echtgenoot in de betreffende periode een pensioenvoorziening, een lijfrentepolis, een belegging in aandelen of een soortgelijke vermogensvoorziening?
Ik bouwde pensioen op via mijn werkgever. Verder hadden wij geen vermogensvoorzieningen.
m. Over welke uitgaven beslisten de contractant en de echtgenoot gezamenlijk?
Wij beslisten gezamenlijk over de aankoop van een andere woning. Ook spraken wij over de grotere uitgaven voor onze kinderen en vakanties. Ik gaf dan of het financieel haalbaar was.”
2.6.2.
In de verklaring van [eiser] staat vermeld:
“a. Hoe was in de betreffende periode de samenstelling van het gezin van de contractant en de echtgenoot, en wat was hun beroep en leeftijd (en het beroep/de opleiding en leeftijd van eventuele kinderen)?
In 1997 werd ik 46 jaar oud. Wij zijn getrouwd en onze kinderen zijn in 1979, 1983 en 1985 geboren. Ik zorgde voor het gezin en het huishouden. Mijn man werkte als leraar.
b. Op welke wijze is (zijn) het (de) in de procedure betrokken effectenleasecontract(en) (hierna: de contracten) tot stand gekomen? Is in verband daarmee een tussenpersoon thuis op bezoek gekomen? Zo ja, wie waren daarbij aanwezig?
Ik heb geen idee. Mijn man was verantwoordelijk voor de financiën. Ik was daar niet bij betrokken.
c. Uit welke bron(nen) en van welke bankrekening(en) kwam het geld voor de inleg vandaan?
Dat weet ik niet. De inleg is in ieder geval niet van mijn eigen rekening betaald.
d. Op welk tijdstip, op welke wijze en op welke plaats kreeg de echtgenoot (niet zijnde de contractant) wetenschap van het bestaan van de contracten?
Dat kan ik mij nog goed herinneren. Een vriendin van ons vertelde dat zij een schuld had opgebouwd met producten van Dexia. Ik heb mijn man gevraagd of hij dat ook had afgesloten. Dit bleek zo te zijn. In de media hoorden wij vervolgens berichten dat veel meer mensen waren gedupeerd.
e. Welke bankrekeningen hadden de contractant en de echtgenoot? En per bankrekening:
- op welke na(a)m(en) was deze gesteld,
- wie had daarvan een pas?
- voor welke uitgaven/betalingen werd deze bankrekening gebruikt?
Ik had een eigen rekening bij de ING Bank en daar had alleen ik een pas van. Ik deed hiermee de boodschappen en kocht kleding voor de kinderen en mijzelf. Mijn man had een eigen rekening van de Rabobank en daar had ik geen pas van. Deze rekening werd
gebruikt voor alle vaste lasten.
f. Welke inkomsten(bronnen) hadden de contractant en de echtgenoot en op welke bankrekening(en) werden deze inkomsten gestort?
Ik had geen inkomen. Ik kreeg geld van mijn man op mijn rekening. De kinderbijslag werd destijds ook op mijn rekening gestort. Het salaris van mijn man kwam binnen op zijn eigen rekening.
g. Wie verzorgde in het betreffende huishouden de financiële administratie en op welke wijze gebeurde dat?
Dat deed mijn man. Hij zorgde voor alle bankbetalingen en het bijhouden van post en afschrijvingen. Ik heb mij daar nooit mee bemoeid.
h. Wie van beiden (contractant en echtgenoot) deed welke soort betalingen?
Ik deed de boodschappen en mijn man betaalde alle rekeningen. We hadden een duidelijke taakverdeling binnen het huishouden en dat werkte goed.
i. Wie van beiden (contractant en echtgenoot) opende(n) enveloppen met bankdagafschriften? Waar werden deze opgeborgen? Wie van beiden heeft ooit (hetzij na ontvangst, hetzij op een later tijdstip) inzage gehad in een of meer bankafschriften?
Ik maakte mijn eigen afschriften van de ING Bank open. Dat was niet heel spannend. De bankafschriften van de Rabobank maakte mijn man open. Ik keek nooit op die afschriften. Ik heb nooit een betaling aan of van Dexia gezien.
j. Wie verzorgde de belastingaangifte van de contractant en de echtgenoot, en wie ondertekende deze?
Dat deed mijn man. Ik keek de ingevulde aangifte nooit door. Ik vertrouwde mijn man daar volledig in. Ik hoefde de aangifte ook niet te ondertekenen.
k. Hebben de contractant en/of de echtgenoot in de betreffende periode een hypothecaire lening of andere lening afgesloten? En is daarbij de aanwezigheid van de contracten aan de orde gekomen?
Wij zijn in 1999 verhuisd en toen hebben wij ook een nieuwe hypotheek afgesloten. Ik heb toen niets gehoord over de contracten.
l. Hadden de contractant en/of de echtgenoot in de betreffende periode een pensioenvoorziening, een lijfrentepolis, een belegging in aandelen of een soortgelijke vermogensvoorziening?
Volgens mij hebben we ooit een lijfrentepolis afgesloten, maar ik weet het niet zeker. Dat speelde al voor de geboorte van ons eerste kind.
m. Over welke uitgaven beslisten de contractant en de echtgenoot gezamenlijk?
Wij spraken over de aankoop van een andere auto of als er huishoudelijke apparaten kapot gingen. Dan moest er natuurlijk iets nieuws komen. Mijn man gaf aan wat de financiële ruimte was.”
2.7.
Dexia voert in de onderhavige zaak onder meer aan dat geen van doorslaggevende aard zijnde bewijskracht mag worden toegekend aan de door [naam echtgenoot] en [eiser] afgelegde schriftelijke verklaringen, nu deze verklaringen onvoldoende zijn getoetst om enige consequenties aan te kunnen verbinden.
2.8.
Dexia verliest hierbij echter uit het oog dat [eiser] niet hoeft te bewijzen wanneer zij daadwerkelijk kennisnam van het bestaan van de overeenkomst. Zoals hiervoor reeds is overwogen rust die bewijslast op Dexia. Wel mag van [eiser] worden verwacht dat het verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia zo goed is onderbouwd als in het gegeven geval redelijkerwijs van [eiser] kan worden verlangd. Nu echter gesteld noch gebleken is dat in dit geval aan [eiser] ook andere bronnen of aanknopingspunten ter beschikking staan dan de herinneringen van [naam echtgenoot] en [eiser] , kan van [eiser] niet worden verlangd dat zij haar verweer op iets anders baseert dan op haar herinneringen.
2.9.
Naar aanleiding van hetgeen [naam echtgenoot] en [eiser] hebben verklaard concludeert Dexia verder dat [naam echtgenoot] en [eiser] geen concreet moment aanwijzen waarop [eiser] bekend werd met de overeenkomst, terwijl [eiser] in randnummer 36a van de dagvaarding stelt dat [naam echtgenoot] [eiser] enkel had ingelicht over de eerste twee overeenkomsten die [naam echtgenoot] in 1996 had afgesloten met (de rechtsvoorganger) van Dexia.
2.10.
Voor zover Dexia hiermee aanvoert dat het verweer tegen het beroep op verjaring onvoldoende is onderbouwd wordt zij hierin niet gevolgd. De door [naam echtgenoot] en [eiser] in hun verklaringen gegeven informatie over hun gezinssituatie, over het beheer van de gezinsfinanciën en over de informatievoorziening omtrent die financiën, onderbouwt voldoende het verweer van [eiser] dat zij in elk geval niet vóór 13 maart 2000 bekend is geworden met de overeenkomst. Niet gebleken is dat [eiser] en [naam echtgenoot] op relevante punten méér kunnen verklaren dan zij hebben gedaan. Het betoog van Dexia betreffende deze verklaringen berust slechts op aannames en veronderstellingen die niet concreet zijn onderbouwd.
[eiser] en [naam echtgenoot] verklaren dat [eiser] bekend werd met de overeenkomst op het moment dat “de ellende begon”. Vast staat dat de ‘ellende’ waarna verwezen wordt, de tegenvallende resultaten en de berichtgevingen in de media betreffen en dat dit moment gelegen is na 13 maart 2000.
De kantonrechter acht het verder kwalijk dat Dexia probeert de stellingen van [eiser] bij dagvaarding (randnummer 36a) anders uit te leggen dan door [eiser] is bedoeld. Het kan namelijk niet anders dan dat Dexia zeer goed op de hoogte is van het feit dat met de overeenkomsten waarna in genoemd randnummer wordt verwezen niet overeenkomst I. is bedoeld. Bij conclusie van antwoord legt Dexia immers zelf de door [eiser] niet in het geschil betrokken overeenkomsten uit 1996 over. Dit zijn dan kennelijk de eerste overeenkomsten waarnaar [eiser] bij dagvaarding verwijst, wat Dexia niet kan zijn ontgaan nu overeenkomst I. waarover dit geschil nu nog gaat in 1997 is afgesloten.
2.11.
Dexia heeft tegenover de toelichting door [eiser] onvoldoende concrete feiten of omstandigheden genoemd die, indien zij komen vast te staan, kunnen bijdragen aan de conclusie dat [eiser] op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met de overeenkomst.
2.12.
Daarnaast wordt verwezen naar het arrest van gerechtshof Amsterdam van 30 april 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:1074) waarin het gerechtshof overwoog, onder verwijzing naar onder meer de arresten van de Hoge Raad van 12 januari 2024 (ECLI:NL:HR:2024:18 en 19), dat de verjaring pas behoort aan te vangen als de niet-handelende echtgenoot (in dit vonnis aangeduid als ‘Eega’) in staat is zijn recht geldend te maken en dat daarvoor vereist is dat hij beschikt over de kennis en het inzicht die nodig zijn om zich te beraden over het al dan niet nemen van maatregelen. Volgens het gerechtshof is daarbij van belang of de niet-handelende echtgenoot de kennis en het inzicht had dat voor het sluiten van de onderhavige leaseovereenkomst zijn of haar toestemming was vereist. Volgens het gerechtshof was verder van belang dat dit vereiste pas in of rond 2002 algemeen bekend werd. Voor een geslaagd beroep op verjaring dient Dexia volgens het gerechtshof feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat de niet-handelende echtgenoot al vóór 2002 de kennis en het inzicht had dat voor het sluiten van de overeenkomst zijn of haar toestemming was vereist. Wanneer – zoals ook in de onderhavige zaak het geval is – dergelijke feiten en omstandigheden niet door Dexia zijn gesteld en deze ook niet uit de processtukken en overgelegde producties zijn af te leiden, kan Dexia niet worden toegelaten tot bewijslevering.
2.13.
Uit het voorgaande volgt dat Dexia, mede gelet op de toelichting door [eiser] , haar stellingen in elk geval onvoldoende heeft onderbouwd. Om die reden wordt het bewijsaanbod van Dexia gepasseerd. Voor wat betreft de datum waarop de niet-handelende echtgenoot daadwerkelijk bekend werd met het bestaan van de overeenkomst wordt als uitgangspunt genomen dat dit niet op een eerdere datum dan 13 maart 2000 het geval is geweest.
2.14.
Het beroep van Dexia op verjaring van de bevoegdheid tot vernietigen slaagt dus niet.
Misbruik van recht
2.15.
Dexia heeft nog aangevoerd dat er in het onderhavige geval sprake zou zijn van misbruik van recht ex artikel 6:278 BW, waarbij op oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van een verplichting tot ongedaanmaking van de prestaties om te profiteren van een ten gunste van de afnemer gewijzigde waardeverhouding.
2.16.
Dienaangaande wordt overwogen dat het aannemen daarvan zou strijdig zijn met de strekking van artikel 1:88 BW om de andere echtgenoot te beschermen. Volgens artikel 6:278 BW is de partij die de stoot tot ongedaanmaking geeft van een reeds uitgevoerde overeenkomst, nadat de verhouding in waarde tussen hetgeen wederzijds bij ongedaanmaking zou moeten worden verricht, zich te haren gunste heeft gewijzigd, verplicht door bijbetaling de oorspronkelijke waardeverhouding te herstellen indien aannemelijk is dat zij zonder deze wijziging niet de stoot tot ongedaanmaking zou hebben gegeven. Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie wordt overwogen dat artikel 6:278 BW niet rechtstreeks van toepassing is, aangezien de stoot tot ongedaanmaking niet door een partij bij de overeenkomst gegeven is, maar door een derde, namelijk de echtgenote van de afnemer, te weten (naam echtgenoot/echtgenote). Als artikel 6:278 BW analoog zou worden toegepast, zou de beschermende functie van artikel 1:88 BW worden ontkracht. Daarom is in dit geval voor toepassing van het beginsel van artikel 6:278 BW geen plaats.
De vorderingen van [eiser]
2.17.
Het voorgaande als ook hetgeen reeds bij de eerdere tussenvonnissen is overwogen, betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomsten met nummer [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] zijn vernietigd toewijsbaar is.
2.18.
Dexia dient aan [eiser] ter zake van deze overeenkomsten te betalen al hetgeen [naam echtgenoot] ter zake van de overeenkomsten aan Dexia heeft betaald, verminderd met al hetgeen hij ter zake van deze overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden, overige uitkeringen, opbrengsten en eventueel een reeds ontvangen (gedeeltelijke) schadevergoeding (exclusief wettelijke rente). De betreffende bedragen blijken uit de door Dexia (meest recent) overgelegde financiële gegevens van de bewuste overeenkomsten waarvan de juistheid niet is weersproken.
Wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten, overig en proceskosten
2.19.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het einde van de termijn als genoemd in de vernietigingsbrief, zijnde 13 december 2024.
2.20.
De gevorderde wettelijke rente ter zake van de overeenkomsten met nummer [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] is toewijsbaar als volgt.
2.20.1.
Dexia is vanaf bovengenoemde ingangsdatum wettelijke rente verschuldigd over het saldo van hetgeen aan Dexia is betaald minus hetgeen van Dexia is ontvangen.
2.20.2.
Telkens indien na bovengenoemde ingangsdatum door Dexia een bedrag (exclusief wettelijke rente) is betaald ter zake van deze overeenkomst(en), is vanaf de datum van die betaling de wettelijke rente verschuldigd over hetgeen na aftrek van dat bedrag (exclusief wettelijke rente) nog door Dexia verschuldigd is.
2.20.3.
De wettelijke rente is verschuldigd tot aan de datum van de voldoening van al hetgeen Dexia op grond van de hiervoor onder 2.16. bedoelde berekeningswijze verschuldigd is.
2.20.4.
Voor zover Dexia in het verleden reeds wettelijke rente heeft voldaan kan deze in mindering worden gebracht op het totale bedrag aan wettelijke rente dat Dexia op grond van het voorgaande verschuldigd is.
2.21.
Dexia zal - voor het geval Dexia met betrekking tot [eiser] een A-codering aan het BKR heeft doorgegeven – worden veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiser] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst(en) meer heeft. De daaraan te verbinden dwangsom wordt bepaald op € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00,
2.22.
Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
2.23.
Dexia zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten (inclusief nakosten) die in verband met bovenstaande vorderingen zijn gemaakt aan de zijde van [eiser] . De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 111,21
- griffierecht € 85,00
- salaris gemachtigde € 813,00 (3 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.144,21
In totaal zijn 3 salarispunten toegekend. Eén voor de dagvaarding, één voor de conclusie van repliek, 0,5 voor de akte na tussenvonnis van 18 april 2024 en 0,5 voor alle andere aktes tezamen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomsten met nummer [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] zijn vernietigd,
3.2.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] ter zake de overeenkomsten met nummer [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] te betalen hetgeen Dexia op grond van de hiervoor in rov. 2.16. bedoelde berekening verschuldigd is,
3.3.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de wettelijke rente die Dexia verschuldigd is ter zake de hiervoor genoemde overeenkomsten op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in rov. 2.17. en 2.18.,
3.4.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiser]
gevallen en tot op heden begroot op € 1.144,21, te betalen binnen veertien dagen na
aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis
daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
3.5.
veroordeelt Dexia - voor het geval Dexia met betrekking tot [eiser] een A-codering aan het BKR heeft doorgegeven - om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiser] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst(en) meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00,
3.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: ksf
coll: