3.1.Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank, op grond van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen.
3.1.1.[verzoekende partij] wil door middel van dit getuigenverhoor bewijzen dat het FD c.s. de ‘ethics of journalism’ heeft geschonden, bij de totstandkoming van de 2 en 3 november artikelen. [verzoekende partij] meent dat het FD c.s. niet in overeenstemming heeft gehandeld met de ‘ethics of journalism’, vanwege onder meer de volgende redenen:
het FD heeft voor de 2 en 3 november artikelen mogelijk gebruik gemaakt van (zeer) vertrouwelijke informatie;
het FD heeft mogelijk nog meer vertrouwelijke informatie in haar bezit;
het FD heeft deze vertrouwelijke informatie mogelijk verkregen van een bron met een belang, namelijk [naam 1] . [naam 1] heeft onder meer in het kader van zijn strafzaak en andere procedures, belang bij het verstrekken van schadelijke informatie over [verzoekende partij] aan het FD;
e wijze van informatiegaring van het FD gaat verder dan noodzakelijk is voor het doen van deugdelijk journalistiek onderzoek.
3.1.2.Daarom wenst [verzoekende partij] (in het bijzonder) antwoord te krijgen op de volgende vragen:
heeft [naam 1] of iemand die aan hem gerelateerd is (zeer) vertrouwelijke stukken aan het FD verstrekt?
Zo ja, welke stukken heeft [naam 1] (of iemand die aan hem gerelateerd is) aan het FD verstrekt? Zijn dat alleen de stukken waar het FD in de 2 en 3 november artikelen naar verwijst, of het gaat het om nog meer stukken?
Zo ja, met welk doel heeft [naam 1] (of iemand die aan hem gerelateerd is) deze informatie aan het FD verstrekt?
Wat is de precieze werkwijze van het FD, meer in het bijzonder [belanghebbende] , in het proces van informatiegaring?
3.1.3.[verzoekende partij] wenst deze specifieke feiten nader te onderzoeken door middel van het horen van getuigen. [verzoekende partij] stelt dat de volgende personen in ieder geval relevante verklaringen over de genoemde onderwerpen kunnen afleggen:
[naam 1] ,
[belanghebbende] ,
[naam 2] communicatieadviseur [naam 1] ,
[naam 3] , communicatieadviseur [naam 1] ,
[naam 4] , communicatieadviseur [naam 1] ,
[naam 5] , persoon die door het FD benaderd is met vragen over [verzoekende partij] .
3.1.4.[verzoekende partij] stelt dat hij voldoende belang heeft bij het vergaren van bewijs om zijn stellingen in de hoofdzaak nader te onderbouwen.