Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
zetelende te [plaats 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.Uitgangspunten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
15 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [verzoeker] tegen de Gemeente Loon op Zand en [verweerster 2] B.V. Het geschil betreft een verzoek van [verzoeker] om een voorlopig getuigenverhoor in verband met zijn aanspraak op een stuk grond, dat hij stelt te hebben verkregen door verjaring. De rechtbank had het verzoek afgewezen, en het hof bevestigde deze beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat het hof te hoge eisen had gesteld aan de duidelijkheid en concreetheid van het verzoek van [verzoeker]. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor niet zozeer vereist dat de verzoeker al in detail de feiten en stellingen uiteenzet, maar dat er voldoende duidelijkheid moet zijn over het feitelijk gebeuren waar het verhoor betrekking op heeft. De Hoge Raad oordeelde dat [verzoeker] voldoende had gesteld om zijn verzoek te onderbouwen, en dat het huidige belang van [verzoeker] niet onduidelijk was, aangezien hij zijn pand inclusief de spie grond had verkocht aan een derde. De Hoge Raad veroordeelde de Gemeente c.s. in de kosten van het geding in cassatie.