Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser 3],
[eiser 4],
1.De procedure
2.De feiten
- op 24 november 2021 onder de Rabobank ten laste van [eiser 2] en [eiser 1] . De Rabobank heeft verklaard niets aan [eiser 2] verschuldigd te zijn en € 59,19 aan [eiser 1] .
- op 25 november 2021 op door [eiser 2] en [eiser 1] gehouden aandelen in BMD Science B.V. Tot executoriale verkoop van deze aandelen is het niet gekomen.
- op 25 november 2021 op een vordering van [eiser 2] op [eiser 4] .
- op 25 november 2021 op twee vorderingen van [eiser 1] op [eiser 3] , te weten een vordering van € 22.741,08 uit hoofde van een rekening-courant verhouding, en een vordering van € 293.000,00 uit hoofde van een overeenkomst van geldlening (zie 2.11).
- op 14 oktober 2022 onder Rabobank, waarbij een bedrag is getroffen van € 19.535,10. Serra Holding heeft dit beslag op verzoek van [eiser 3] vanwege zijn privéomstandigheden (hij is mantelzorger van zijn vrouw) opgeheven;
- op 17 oktober 2022 op het woonhuis van [eiser 3] in [woonplaats 1] ;
- op 17 oktober 2022 op de recreatiewoning van [eiser 3] in Makkum.
4.Beslissing
3.Het geschil
reformatio in peius-beginsel). De executoriale titel voor de vorderingen van Serra Holding op [eisers] waarvoor de executoriale beslagen zijn gelegd, alsook de conservatoire beslagen ten laste van [eiser 3] , is niet vernietigd of komen te vervallen. Van onrechtmatig gelegde beslagen is dan ook geen sprake.
4.De beoordeling
Niet valt in te zien hoe berekening van het dwalingsnadeel door aanpassing van de EBIT of de multiplier, in plaats van door de verlaging van de koopprijs met het percentage van de extra daling van de omzet die het hof heeft toegepast, op zichzelf – dus zonder dat ook andere elementen in of uitgangspunten van de berekening worden aangepast – kan leiden tot een voor de verkoper gunstiger bijstelling van de koopprijs dan waartoe het hof is gekomen.”.
reformatio in peius(dat de winnaar in cassatie er in beginsel in de verwijzingsprocedure niet op achteruit mag gaan) kan [eisers] niet baten. Juist is dat dat verbod niet geldt in een verwijzingsprocedure indien beide partijen zich in cassatie keren tegen dezelfde beslissing en dat met succes bekroond zien. Dan maakt de Hoge Raad de weg vrij voor een beslissing na verwijzing, die zowel voor de ene als voor de andere partij ongunstiger kan uitvallen dan de beslissing van het hof. Die uitzondering doet zich hier echter niet voor. De Hoge Raad heeft immers geoordeeld dat aan het principiële beroep van [eisers] het belang is ontvallen in verband met de gegrondbevinding van de overeenkomstige klacht in het (incidentele) beroep van Zorg van de Zaak en Serra Holding. [8] De Hoge Raad heeft in r.o. 3.4. van zijn arrest overwogen dat de klacht van [eisers] - gericht tegen de aanpassing van de kooprijs van de aandelen in AGW - inhoudelijk gegrond is, maar dat zij geen belang hebben bij de klacht.