Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit Amsterdam, eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop in zijn geval een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend.’’ [4] In andere woorden, [eiser] moet aannemelijk maken dat de toezegging van het college bij hem de indruk heeft gewekt dat het afmeren van zijn bootje was toegestaan, met als gevolg dat het college in de toekomst niet zou overgaan tot handhaving.
In verband met de nautische regelgeving/het wettelijke doorvaartprofiel is het niet toegestaan om langszij van het woonschip andere vaartuigen of voorwerpen af te meren”. Dus de enige mededeling namens het college die vaststaat, is de mededeling dat [eiser] zijn bootje niet langszij mag afmeren.