ECLI:NL:RBAMS:2024:233

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
C/13/725068 / HA ZA 22-928
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige executie en merkrechten in de zaak tussen The Bulldog en Red Bull

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen The Bulldog en Red Bull over onrechtmatige executie en merkrechten. The Bulldog, vertegenwoordigd door Leidseplein Beheer B.V. en Leidseplein In- en Verkoop B.V., heeft Red Bull aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen door hen te verhinderen de energiedrank 'The Bulldog Energy Drink' te exploiteren. Dit zou zijn gebeurd door de betekening van een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat hen verbood het merk 'The Bulldog' te gebruiken voor energiedranken. The Bulldog stelt dat deze handelingen hebben geleid tot aanzienlijke schade, waaronder gederfde winst en hogere kosten. Red Bull betwist de claims en stelt dat er geen causaal verband is tussen hun handelen en de schade van The Bulldog.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Red Bull onrechtmatig heeft gehandeld door de dreiging met executie van het arrest, wat ook gevolgen had voor Verkoop, een dochteronderneming van The Bulldog. De rechtbank oordeelt dat de risicoaansprakelijkheid bij onrechtmatige executie ook van toepassing is op Verkoop, ondanks dat het arrest niet tegen hen was betekend. De rechtbank concludeert dat Red Bull aansprakelijk is voor de schade die Verkoop heeft geleden als gevolg van zowel de onrechtmatige executie als het verhinderen van de exploitatie door de dreigende executie. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling van de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/725068 / HA ZA 22-928
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEIDSEPLEIN BEHEER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEIDSEPLEIN IN- EN VERKOOP B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaten: mr. D.H.J. Rijkers, mr. L. Bakers en mr. A.P.A. van den Heuvel te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RED BULL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
RED BULL GMBH,
gevestigd te Fuschl am See (Oostenrijk),
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaten: mr. K.J. Krzeminski, mr. J.P. van der Klein en mr. M.L.S. Klein te Rotterdam.
Partijen worden hierna genoemd: Beheer, Verkoop, [eiser 3] , Red Bull Nederland en Red Bull Oostenrijk.
Beheer, Verkoop en [eiser 3] worden hierna samen genoemd: The Bulldog (
vrouwelijk enkelvoud).
Red Bull Nederland en Redbull Oostenrijk worden hierna samen genoemd: Red Bull (
vrouwelijk enkelvoud).

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
 de akte toelichting nieuwe feiten en overlegging aanvullende producties 27 tot en met 31 van 9 november 2022, van The Bulldog,
 het vonnis in het 843a-incident van 12 april 2023, waarbij The Bulldog is veroordeeld tot overlegging van afschriften van bescheiden en informatie aan Red Bull, en de daarin genoemde stukken,
 het rectificatieverzoek van 21 april 2023 van kennelijke fout in het vonnis in het 843a-incident van 12 april 2023, van Red Bull,
 de reactie op het rectificatieverzoek van Red Bull aan rechtbank Amsterdam van 28 april 2023, van The Bulldog,
 de akte overlegging producties 32 tot en met 34 van 10 mei 2023, van The Bulldog,
 de beslissing van deze rechtbank van 16 mei 2023, waarbij het rectificatieverzoek van 21 april 2023 is afgewezen,
 de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 35,
 het vonnis van 5 juli 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
 het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 november 2023, en de daarin genoemde stukken,
 de email van mr. Bakers van 30 november 2023 met opmerkingen over het
proces-verbaal,
 de email van mr. Van der Klein van 6 december 2023 met opmerkingen over het
proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Introductie
2.1.
Red Bull is een producent van de gelijknamige energiedrank Red Bull. Oostenrijk fungeert als topholding van een wereldwijd concern met dochterondernemingen in verschillende landen, waaronder Red Bull Nederland. Red Bull is sinds 11 juli 1983 houdster van een groot aantal wisselende woord- en beeldmerkrechten voor onder meer non-alcoholische dranken over de hele wereld voor de aanduiding "Red Bull" en voor tekens waarvan deze aanduiding deel uitmaakt.
2.2.
[eiser 3] is de oprichter van de Amsterdamse coffeeshop The Bulldog. [eiser 3] heeft zijn zaak vervolgens uitgebreid met meerdere coffeeshops en horecagelegenheden in binnen- en buitenland. [eiser 3] is sinds 14 juli 1983 houder van verschillende Benelux woord- en beeldmerken voor onder meer non-alcoholische dranken met de aanduiding “The Bulldog.
2.3.
[eiser 3] heeft zijn bedrijf ondergebracht in verschillende vennootschappen. [eiser 3] is indirect aandeelhouder van Beheer, Beheer is enig aandeelhouder van Verkoop.
De merkinbreukprocedures
2.4.
Eind jaren negentig heeft Verkoop een energiedrank op de markt gebracht onder de naam “The Bulldog Energy Drink”. Op de blikjes van The Bulldog Energy Drink stond Beheer vermeld.
2.5.
Tussen Red Bull enerzijds en Beheer en [eiser 3] anderzijds is omstreeks 2003 een geschil ontstaan over de vraag of met de door The Bulldog op de markt gebrachte energiedrank inbreuk werd gemaakt op de merkrechten van Red Bull. Over deze vraag is (ongeveer) twaalf jaar lang geprocedeerd. In deze procedures heeft Red Bull onder meer een verbod op het gebruik van het merk “The Bulldog” voor onder andere energiedranken gevorderd. Red Bull heeft in deze procedures alleen Beheer en [eiser 3] betrokken.
2.6.
Voorafgaand aan deze procedures heeft de advocaat van Red Bull aan Beheer en [eiser 3] op 22 januari 2003 een sommatiebrief gestuurd, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“My client has pursued a strict and aggressive enforcement policy with regard to its exclusive trademark rights. (…) This means that your client can expect to receive a writ of summons in summary proceedings in which an injunction against further use will claimed (…). Your client can also expect to receive a writ of summons in principal proceedings in which cancellation of all its Benelux registrations (…) will be claimed. My client will also initiate similar proceedings against your client in all other jurisdictions where your client will sell, or will attempt to sell, its infringing products (…).”
2.7.
Bij vonnis van 17 januari 2007 heeft deze rechtbank de vorderingen van Red Bull afgewezen. Red Bull is daartegen in hoger beroep gegaan. Bij arrest van 2 februari
2010 heeft het gerechtshof Amsterdam het vonnis van de rechtbank vernietigd en aan The Bulldog alsnog een verbod opgelegd (hierna: het 2010-Arrest).
2.8.
Beheer en [eiser 3] zijn bij het 2010-Arrest onder meer bevolen, op straffe van verbeurte van dwangsommen:
“- (…) met ingang van de achtste dag na betekening van dit arrest te staken en gestaakt te houden iedere verdere inbreuk op de exclusieve merkrechten van Red Bull met betrekking tot het woordmerk Red Bull die voortvloeien uit de internationale registratie van het woord/beeldmerk “Red Bull Krating-Daeng” onder nummer 477624, meer in het bijzonder te staken en gestaakt te houden de productie, verhandeling, ter verkoop aanbieding, invoer, uitvoer en/of het in voorraad houden voor deze doeleinden van energy drinks met verpakkingen die voorzien zijn van het teken “Bulldog”, (…)
- (…) binnen 21 dagen na betekening van dit arrest een door een registeraccountant, op basis van zelfstandig door die registeraccountant verricht onderzoek, gecertificeerde verklaring te verstrekken aan Red Bull, vergezeld van alle relevante documenten ter staving van die verklaring, betreffende:
a. de totale hoeveelheid geproduceerde verpakkingen van energy drinks die zijn voorzien van het inbreukmakende teken “Bulldog” (hierna: “de inbreukmakende producten”);
b. het aantal verkochte inbreukmakende producten;
c. de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die op 27 juni 2005 in voorraad waren;
d. de fabricage- of inkoopprijs van de inbreukmakende producten;
e. de verkoopprijs van het inbreukmakende product;
f. de totale winst behaald als gevolg van het door [Beheer en [eiser 3] ] fabriceren en verkopen van de inbreukmakende producten;”
2.9.
The Bulldog heeft de gehele exploitatie van The Bulldog Energy Drink één à twee weken na het 2010-Arrest gestaakt.
2.10.
Red Bull heeft het 2010-Arrest op 4 mei 2010 betekend aan Beheer en [eiser 3] .
2.11.
Beheer en [eiser 3] hebben op 28 mei 2010 ieder een accountantsverklaring (met datum 21 mei 2010) verstrekt aan Red Bull.
In die verklaring staat (onder meer) dat zowel [eiser 3] als Beheer geen energydrink heeft geproduceerd, verkocht of in voorraad gehouden, en dat beide daar ook geen winst uit hebben behaald.
2.12.
Red Bull heeft bij brief van 11 februari 2011 gereageerd op de accountantsverklaringen. Daarin heeft Red Bull – kort gezegd – Beheer en [eiser 3] gesommeerd om beide een juiste en volledige verklaring af te leggen over de exploitatie van The Bulldog Energy Drink, omdat deze verklaringen volgens Red Bull niet konden kloppen. Om Beheer en [eiser 3] tot openheid van zaken te bewegen, heeft Red Bull door toezending van een conceptdagvaarding in kort geding aangekondigd zo nodig een (aparte) kortgedingprocedure tegen Beheer en [eiser 3] te zullen aanspannen.
2.13.
Daarop heeft de advocaat van Beheer en [eiser 3] bij brief van 16 februari 2011 gereageerd dat er op correcte wijze uitvoering is gegeven aan het 2010-Arrest, waaronder tevens begrepen de bevolen accountantsverklaringen. Ook heeft de advocaat van Beheer en [eiser 3] in die brief toegelicht dat Verkoop de feitelijke exploitant van The Bulldog Energy Drink is.
2.14.
Met deze brief van 16 februari 2011 werd Red Bull voor het eerst bekend met het bestaan en de betrokkenheid van Verkoop bij de exploitatie van The Bulldog Energy Drink. Red Bull heeft er vervolgens op aangedrongen dat ook Verkoop opgave zou doen van de gegevens die volgens het 2010-Arrest bekend moesten worden gemaakt, en een kortgedingprocedure in het vooruitzicht gesteld door ook Verkoop toe te voegen aan de conceptdagvaarding in kort geding.
2.15.
The Bulldog heeft bij e-mail van 17 augustus 2011 ermee ingestemd dat ook Verkoop een accountantsverklaring aan Red Bull verstrekt. The Bulldog heeft op 2 januari 2012 die verklaring (gedateerd 7 december 2011) vrijwillig verstrekt aan Red Bull.
In die verklaring staat (onder meer) dat de totale winst van Verkoop met het fabriceren en verkopen van inbreukmakende producten € 343.424 negatief was.
2.16.
Bij arrest van 13 februari 2015 heeft de Hoge Raad na een prejudiciële verwijzing naar het HvJEU, het 2010-Arrest vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Den Haag. Bij arrest van 14 maart 2017 heeft het gerechtshof Den Haag het vonnis van deze rechtbank van 17 januari 2007 bekrachtigd.
Na de merkinbreukprocedures
2.17.
De advocaat van The Bulldog heeft een brief van 24 april 2018 gestuurd aan de advocaat van Red Bull, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“As your clients have not taken any further action against the decision of the Court of Appeal, this decision has become final and irrevocable. My clients have now asked me to prepare a claim based on the damages and costs that my clients have suffered as a result of the unlawful execution of the decision of the Court of Appeal in Amsterdam dated 2 February 2010. (…)
Further, my clients have decided to restart the sales and distribution of THE BULLDOG Energy Drink, amongst others in several European countries as well as the in the US.”
2.18.
Als reactie heeft de advocaat van Red Bull een brief van 8 mei 2018 gestuurd aan de advocaat van The Bulldog, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“You and your clients will surely understand that a “THE BULLDOG Energy Drink” product is, in general, not acceptable to my client. (…)
Please understand that in light of the statements in your letter of 24 April 2018, and should a settlement agreement not be reached, my client will be forced to file claims against your client’s marks on the basis of either continuous non-use (…) or infringement of my client' s earlier rights.”
Conservatoire beslagen
2.19.
Op 26 september 2022 heeft The Bulldog bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd en gekregen om conservatoir derdenbeslag te leggen onder Red Bull Oostenrijk, alsmede om conservatoir derdenbeslag te leggen onder een aantal banken ten laste van Red Bull Nederland. The Bulldog heeft beslag gelegd op 27 september 2022 en het bankbeslag nadien herhaald op 30 september 2022. Het beslag heeft doel getroffen.
2.20.
Bij dagvaarding van 4 oktober 2022 heeft Red Bull de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht alle beslagen op te heffen. Bij vonnis van 26 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter de vordering afgewezen en de beslagen gehandhaafd.
2.21.
Op 8 november 2022 zijn alle beslagen tegen zekerheidsstelling door Red Bull alsnog opgeheven.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
The Bulldog vordert – samengevat en na eiswijziging – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat Red Bull jegens The Bulldog onrechtmatig heeft gehandeld door Red Bull direct dan wel indirect te verhinderen The Bulldog Energy Drink te exploiteren, in het bijzonder door de betekening op 4 mei 2010 van het 2010-Arrest en de (dreigende) executie van dat arrest, alsmede door alle met deze betekening en (dreigende) executie samenhangende gedragingen van Red Bull,
II. Red Bull hoofdelijk, althans ieder voor gelijke delen, te veroordelen tot vergoeding van de door The Bulldog als gevolg van het onrechtmatig handelen van Red Bull geleden schade en nog te lijden schade, te begroten op € 49.000.000, alsmede te bepalen dat dit bedrag betaald dient te worden aan Beheer,
III. Red Bull hoofdelijk te veroordelen om aan The Bulldog te voldoen een vergoeding van de door The Bulldog gemaakte externe kosten voor deskundigen en een vergoeding voor de door The Bulldog gemaakte interne kosten, als nader te specificeren door The Bulldog,
IV Red Bull hoofdelijk te veroordelen om aan The Bulldog te voldoen € 6.775 aan buitengerechtelijke incassokosten,
V. Red Bull hoofdelijk te veroordelen in de beslagkosten zoals gespecificeerd door The Bulldog,
VI. Red Bull te veroordelen in de proceskosten op grond van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv),
VII. Red Bull hoofdelijk te veroordelen in de nakosten, en
VIII. te bepalen dat Red Bull wettelijke rente verschuldigd is over alle veroordelingen zoals gevorderd onder II. tot en met V.
3.2.
Aan haar vordering heeft The Bulldog – kort gezegd – het volgende ten grondslag gelegd. Volgens The Bulldog heeft Red Bull onrechtmatig gehandeld tegen The Bulldog op de volgende gronden. Primair heeft Red Bull alle eisende partijen verhinderd The Bulldog Energy Drink te exploiteren. Die verhindering is volgens The Bulldog opgeworpen door de betekening en (dreigende) executie van het 2010-Arrest, alsmede door andere gedragingen van Red Bull die daarmee samenhangen. Subsidiair heeft The Bulldog betoogd dat Red Bull willens en wetens van de onrechtmatige betekening en executie van het 2010-Arrest profijt heeft getrokken - namelijk door een concurrent op onrechtmatige wijze te verhinderen marktaandeel op te bouwen - in strijd is met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Meer subsidiair heeft The Bulldog aangevoerd dat de handelswijze van Red Bull waaraan achteraf de rechtsgrond is komen te ontvallen tevens als inbreuk op een recht in de zin van artikel 6:162 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kwalificeert, omdat Red Bull de belangen van The Bulldog die verband houden met het drijven van haar onderneming op ernstige en onherstelbare wijze heeft geschonden.
Red Bull moet de door The Bulldog geleden schade vergoeden, bestaande uit (i) gederfde winst, (ii) toekomstige schade en (iii) interne en externe kosten.
3.3.
Red Bull voert verweer. Red Bull concludeert tot afwijzing van de vorderingen van The Bulldog, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van The Bulldog in de kosten van deze procedure.
3.4.
Red Bull voert – kort gezegd – aan dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld, dat er geen causaal verband is tussen het handelen van Red Bull en de schade van The Bulldog, dat eventuele schade niet aan Red Bull kan worden toegerekend, dat sprake is van eigen schuld bij The Bulldog en dat niet voldaan is aan het relativiteitsvereiste. Red Bull acht zich daarom niet aansprakelijk voor de door The Bulldog gevorderde schade.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.6.
Red Bull vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, The Bulldog hoofdelijk te veroordelen tot:
I. vergoeding van de schade die Red Bull heeft geleden als gevolg van de gelegde conservatoire beslagen, ten bedrage van (i) € 503,61 voor iedere dag vanaf 4 november 2022 tot aan de dag van beëindiging van de gestelde bankgarantie, en (ii) € 122.536,90 aan kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid, in beide gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente,
II. de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en
III. de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.7.
The Bulldog voert verweer. The Bulldog concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Red Bull, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Red Bull, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Red Bull in de kosten van deze procedure.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en reconventie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Aangezien Red Bull Oostenrijk is gevestigd in Oostenrijk, dragen de vorderingen een internationaalrechtelijk karakter. Daarom moet de rechtbank beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is en wat het toepasselijk recht is in deze zaak.
4.2.
Of deze rechtbank internationale bevoegdheid heeft (rechtsmacht), moet worden beoordeeld aan de hand van de Verordening Brussel I-bis [1] , omdat zowel Red Bull Nederland als Red Bull Oostenrijk is gevestigd in de Europese Unie, dit geschil een handelszaak betreft en de vorderingen zijn ingesteld na 10 januari 2015.
Ten aanzien van Red Bull Nederland heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 4 lid 1 van de Verordening Brussel I-bis. De rechtbank Amsterdam is relatief bevoegd op grond van artikel 99 Rv, omdat Red Bull Nederland is gevestigd in Amsterdam.
Ten aanzien van Red Bull Oostenrijk heeft deze rechtbank eveneens rechtsmacht, maar dan op grond van artikel 8 lid 1 van de Verordening Brussel I-bis wegens de samenhang met de vorderingen tegen Red Bull Nederland, en gegeven de rechtsmacht en relatieve bevoegdheid van deze rechtbank ten aanzien van Red Bull Nederland.
4.3.
Het toepasselijk recht moet in dit geval, omdat sprake is van vorderingen op grond van onrechtmatige daad, worden bepaald aan de hand van de Verordening Rome II. [2] Op grond van artikel 14 lid 1 van de Verordening Rome II kunnen partijen een rechtskeuze maken. De rechtbank stelt vast dat partijen in deze zaak blijkens de over en weer betrokken standpunten zijn uitgegaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht. Zo verwijzen beide partijen naar diverse bepalingen van Nederlandse wetgeving. Dat merkt de rechtbank aan als een impliciete rechtskeuze voor de toepasselijkheid van Nederlands recht die voldoende blijkt uit de omstandigheden van het geval.
In conventie
Kern van het geschil
4.4.
De vraag die in deze procedure moet worden beantwoord is of Red Bull onrechtmatig heeft gehandeld tegen The Bulldog en of zij de schade die The Bulldog als gevolg daarvan heeft geleden, moet vergoeden.
Schending waarheidsplicht?
4.5.
Tijdens de zitting heeft Red Bull betoogd dat The Bulldog met haar procesgedrag de mogelijkheid aan Red Bull heeft ontzegd om zich deugdelijk tegen (de begroting van) de schadeclaim van The Bulldog te verdedigen. Dit is volgens Red Bull een schending van de waarheidsplicht ingevolge artikel 21 Rv en zij verzoekt de rechtbank daaraan de conclusies te verbinden die de rechtbank geraden acht. Red Bull heeft tijdens de zitting concreet drie punten benoemd op grond waarvan The Bulldog de waarheidsplicht zou hebben geschonden.
4.6.
Allereerst heeft The Bulldog volgens Red Bull met het gebruik van de definitie “The Bulldog” in de dagvaarding een onjuiste indruk gewekt dat het 2010-Arrest ook tegen Verkoop zou zijn gewezen, betekend en geëxecuteerd.
4.7.
Het is juist dat er in de dagvaarding een paar keer “The Bulldog” is gebruikt, terwijl dat niet terecht is. Zo staat er “
(...) heeft het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 2 februari 2010 het vonnis van de rechtbank vernietigd en alsnog een verbod op straffe van dwangsommen aan The Bulldog opgelegd.” en “
Red Bull heeft het arrest op 4 mei 2010 (productie 9) aan The Bulldog betekend (...)”. Hoewel dit ongelukkig is geformuleerd in de dagvaarding (het 2010-Arrest is slechts gewezen tegen en betekend aan Beheer en [eiser 3] ), is in de dagvaarding ook het volgende vermeld: “
Leidseplein Beheer B.V. en de heer [eiser 3] waren ook partijen in de procedures die vooraf gingen aan onderhavige procedure. Leidseplein In- en Verkoop B.V. was (…) geen partij in de voorafgaande procedures (…).”en “
Vanwege het opgelegde verbod aan Leidseplein Beheer B.V. en [eiser 3] , (…)”.Hiermee heeft The Bulldog voldoende duidelijk gemaakt dat alleen Beheer en [eiser 3] partij waren in de merkinbreukprocedures.
4.8.
Ten tweede heeft The Bulldog volgens Red Bull tegen beter weten in gesteld dat The Bulldog gezamenlijk “dezelfde schade” zou hebben geleden.
4.9.
Hoewel deze stelling van The Bulldog op zichzelf onjuist is (zie 4.17), legt deze omstandigheid onvoldoende gewicht in de schaal om hieraan verdere gevolgen te verbinden. Daarbij is van belang dat The Bulldog op de zitting haar stellingen in het kader van de schadeposten nader heeft toegelicht en verduidelijkt (zie 4.15).
4.10.
Ten derde heeft The Bulldog volgens Red Bull een onjuiste weergave gegeven van haar actuele vermogenspositie en heeft zij niet volledig voldaan aan de veroordeling in het 843a-incident. Dit zou invloed hebben op de schadebegroting, aldus Red Bull.
4.11.
De rechtbank gaat in dit stadium van de procedure aan deze stelling voorbij. Zoals is beslist op 30 en 31 oktober 2023, ligt op dit moment niet de omvang van de schade voor. Of The Bulldog daadwerkelijk op dit punt de waarheidsplicht heeft geschonden, zal de rechtbank zo nodig in het vervolg van de procedure aan de orde stellen.
4.12.
Het voorgaande betekent dat het beroep op artikel 21 Rv vooralsnog wordt afgewezen, omdat The Bulldog haar stellingen niet dermate feitelijk onjuist heeft gepresenteerd dat sprake is van strijd met artikel 21 Rv.
Verjaring
4.13.
Red Bull heeft op de zitting nog een beroep gedaan op verjaring. Daarbij heeft Red Bull aangevoerd dat dit beroep slechts van belang is voor zover sprake is van een feitelijke grondslagwijziging van de vordering (in conventie). Zoals The Bulldog tevens op zitting– na de akte wijziging eis in conventie van The Bulldog – heeft bevestigd, is dit niet het geval. De rechtbank gaat daarom aan dit verweer voorbij.
Ten aanzien van Beheer en [eiser 3]
Onrechtmatig handelen
4.14.
Volgens vaste rechtspraak moet worden aangenomen dat de partij die door dreiging met executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis de wederpartij heeft gedwongen tot nakoming van dat vonnis voordat dit in kracht van gewijsde is gegaan, in beginsel onrechtmatig handelt en schadeplichtig is wanneer het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd. [3] De betekening van het vonnis aan de wederpartij ter inleiding van de executie is in beginsel voldoende om aan te nemen dat sprake is van dreiging met executie als bedoeld in deze rechtspraak. Deze risicoaansprakelijkheid bij onrechtmatige executie is eveneens van toepassing wanneer sprake is van een arrest van een gerechtshof dat later in cassatie wordt vernietigd door de Hoge Raad (hierna: onrechtmatige executie). Van die laatste situatie is hier sprake. Red Bull heeft het 2010-Arrest op 4 mei 2010 – in de periode waarin cassatie kon worden ingesteld – aan Beheer en [eiser 3] betekend. De Hoge Raad heeft het 2010-Arrest op 13 februari 2015 vernietigd en vervolgens heeft het hof Den Haag het aanvankelijke vonnis van rechtbank Amsterdam bekrachtigd. De rechtbank is daarom van oordeel dat Red Bull onrechtmatig heeft gehandeld tegen Beheer en [eiser 3] wegens deze onrechtmatige executie.
Causaal verband en schade
4.15.
The Bulldog stelt dat zij door de onrechtmatige executie van het 2010-Arrest schade heeft geleden. Hoewel The Bulldog eerder nog had aangevoerd dat de schade voor alle eisende partijen hetzelfde is, begrijpt de rechtbank dat The Bulldog op de zitting heeft betoogd dat de gestelde schade van Beheer en [eiser 3] bestaat uit twee schadeposten (en voor Verkoop uit drie schadeposten (zie verder 4.39). Ten eerste bestaat de schade uit kansschade. Door de betekening van het 2010-Arrest heeft Red Bull The Bulldog de kans op exploitatie ontnomen en daarmee ook de kans op winst. Ten tweede betreft de schade gederfd dividend en een lagere waarde van de aandelen in Verkoop. Deze laatste schade betreft geen afgeleide schade, maar schade die Beheer en [eiser 3] rechtstreeks op Red Bull kunnen verhalen, zo volgt uit het
Potplantenkwekerij-arrest [4] , aldus steeds The Bulldog.
4.16.
Red Bull betwist dat Beheer en [eiser 3] door de onrechtmatige executie schade hebben geleden. Volgens Red Bull is de schade van Beheer en [eiser 3] namelijk nihil, zo blijkt uit de accountantsverklaringen. Zij waren immers niet betrokken bij de feitelijke exploitatie van The Bulldog Energy Drink en hebben daar ook geen winst uit behaald. Voor zover The Bulldog gederfd dividend vergoed wil zien, komt deze niet voor vergoeding in aanmerking gelet op het
[partij] /ABP-arrest [5] , aldus steeds Red Bull.
4.17.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het causaal verband tussen het onrechtmatig handelen en de gestelde kansschade. Uit de overgelegde accountantsverklaringen van Beheer en [eiser 3] volgt reeds dat zij zelf geen kansschade kunnen hebben geleden door de betekening van het 2010-Arrest. In die verklaringen staat immers, kort gezegd, dat Beheer en [eiser 3] geen producten hebben geproduceerd, verkocht of in voorraad hebben gehad en dat de totale winst als gevolg van verkoop dan ook nihil bedroeg. Daaruit blijkt dus dat zowel Beheer als [eiser 3] niet betrokken was bij de feitelijke exploitatie van The Bulldog Energy Drink en daar beide ook geen winst uit hebben behaald dan wel in de toekomst zouden hebben behaald. Het onrechtmatig handelen door Red Bull kan er dus niet toe hebben geleid dat aan Beheer en [eiser 3] de kans op een succesvolle exploitatie van The Bulldog Energy Drink is ontnomen.
4.18.
Voor zover The Bulldog heeft betoogd, dat Beheer en [eiser 3] schade hebben geleden in de zin van gederfd dividend en een lagere waarde van de aandelen in Verkoop, komt deze schade ook niet voor vergoeding in aanmerking.
4.19.
De rechtbank stelt voorop dat de regel uit het
[partij] /ABP-arrest ziet op het geval een derde (in dit geval: Red Bull) onrechtmatig heeft gehandeld (of wanprestatie heeft gepleegd) jegens de vennootschap (in dit geval: Verkoop), en de aandeelhouder (in dit geval: Beheer en [eiser 3] ) vergoeding van zijn zogeheten afgeleide schade wil zien. Onder afgeleide schade moet onder meer worden verstaan de waardevermindering van aandelen als gevolg van de schade die aan het vennootschapsvermogen van de dochteronderneming is toegebracht. De aandeelhouder heeft in beginsel geen recht op vergoeding van deze afgeleide schade. De achtergrond van die regel is dat het in dat geval aan de vennootschap zelf is om, ter bescherming van de belangen van allen die bij het in stand houden van haar vermogen belang hebben, vergoeding van de toegebrachte schade te vorderen van de derde. De regel uit het
[partij] /ABP-arrest was in het
Potplantenkwekerij-arrest niet van toepassing, omdat in die zaak vaststond dat de derde (de gemeente) niet onrechtmatig tegen de vennootschap had gehandeld. De vennootschap kon daardoor geen schade vorderen van de gemeente. In het geval dat wel een specifieke zorgvuldigheidsnorm tegen de aandeelhouder is geschonden, maar een dergelijke norm niet is geschonden tegen de vennootschap, kan afgeleide schade wel voor rechtstreekse vergoeding aan de aandeelhouder in aanmerking komen.
4.20.
De rechtbank moet hier allereerst beoordelen of er sprake is van afgeleide schade. Anders dan The Bulldog heeft betoogd, is het gederfd dividend en een lagere waarde van de aandelen van Verkoop geen rechtstreekse schade van Beheer en [eiser 3] (als aandeelhouders), omdat deze (gestelde) schade loopt via het vermogen van Verkoop. Anders gezegd: deze schade is een afgeleide van de (gestelde) vermogensschade in de zin van gederfde winst van Verkoop.
4.21.
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of deze afgeleide schade het gevolg is van de onrechtmatige executie tegen Beheer en [eiser 3] , of het gevolg is van het (gestelde) onrechtmatig handelen tegen Verkoop. Anders dan in het
Potplantenkwekerij-arrest aan de orde was, heeft Red Bull ook onrechtmatig gehandeld tegen Verkoop (zie 4.24 en verder). Aangezien Verkoop The Bulldog Energy Drink feitelijk heeft geëxploiteerd, werd Verkoop – door het onrechtmatig handelen van Red Bull – verhinderd in haar exploitatiemogelijkheden. Eventuele winstderving die daarvan het gevolg is geweest, heeft mogelijk geleid tot schade bij Beheer en [eiser 3] bestaande uit gederfd dividend en een lagere waarde van de aandelen in Verkoop.
4.22.
Onderzocht moet worden of Verkoop deze winstderving zelf kan vorderen. Als dat zo is, dan kunnen Beheer en [eiser 3] in geen geval de afgeleide schade vergoed krijgen. Dit kan pas anders zijn als sprake is van een schending door Red Bull van een specifieke zorgvuldigheidsnorm tegenover Beheer en [eiser 3] . [6] Een beroep op deze uitzondering slaagt slechts indien bijkomende omstandigheden worden gesteld. [7] Dergelijke omstandigheden hebben Beheer en [eiser 3] echter in dit verband onvoldoende gesteld en zijn ook onvoldoende gebleken.
Conclusie ten aanzien van Beheer en [eiser 3]
4.23.
Beheer en [eiser 3] hebben onvoldoende gesteld over de specifieke zorgvuldigheidsnorm die jegens hen geschonden zou zijn, om de afgeleide schade door verlies in aandelenwaarde/dividend-schade, vergoed te krijgen. De door Beheer en [eiser 3] gestelde afgeleide schade komt dus niet voor vergoeding in aanmerking. Uit het voorgaande volgt verder de conclusie dat het causaal verband ontbreekt tussen de onrechtmatige executie en de gestelde kansschade. Daarom zullen alle vorderingen van Beheer en [eiser 3] bij eindvonnis worden afgewezen.
Ten aanzien van Verkoop
Onrechtmatig handelen
4.24.
Red Bull heeft betoogd dat The Bulldog slechts één feitelijke grondslag aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, namelijk de onrechtmatige executie van het 2010-Arrest op 4 mei 2010. Met dit betoog heeft Red Bull echter miskend dat The Bulldog de feitelijke grondslag van het onrechtmatig handelen daartoe niet heeft beperkt. Uit de akte wijziging van eis in conventie blijkt namelijk dat The Bulldog (primair) aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd dat Red Bull de exploitatie van The Bulldog Energy Drink heeft verhinderd, in het bijzonder door de betekening van het 2010-Arrest en de (dreigende) executie van dat arrest. Die feitelijke grondslag neemt de rechtbank dan ook als uitgangspunt bij de beoordeling van de vordering van Verkoop (zie ook 3.2).
4.25.
Red Bull betwist dat de risicoaansprakelijkheid wegens onrechtmatige executie van het 2010-Arrest ook geldt tegen Verkoop. Het 2010-Arrest is niet gewezen tegen Verkoop (maar alleen tegen Beheer en [eiser 3] ), omdat Verkoop geen partij was bij het 2010-Arrest. Hierin is Verkoop ook niet veroordeeld en Verkoop is evenmin gebonden aan dit arrest. Red Bull heeft het 2010-Arrest ook niet betekend aan en tenuitvoergelegd tegen Verkoop. Verkoop was dus geen geëxecuteerde. Omdat geen sprake was van enige vorm van executie tegen Verkoop, kan ook geen sprake zijn van onrechtmatige executie, aldus steeds Red Bull.
4.26.
In 4.14 heeft de rechtbank de norm, zoals die volgt uit vaste rechtspraak, voor onrechtmatige executie uiteengezet. Daaruit blijkt dat het niet noodzakelijk is dat al sprake is van executiemaatregelen; de dreiging met executie is voldoende. De betekening van een arrest aan de wederpartij ter inleiding van de executie is in beginsel voldoende om aan te nemen dat sprake is van dreiging met executie. In zijn algemeenheid kan niet worden gezegd dat de onrechtmatige executie ook geldt tegen een derde zoals Verkoop, waaraan het 2010-Arrest niet is betekend. Daarvoor is vereist dat ook tegen die derde sprake is van dreigende executie. Naar het oordeel van de rechtbank is daar in deze situatie sprake van en is de risicoaansprakelijkheid bij onrechtmatige executie ook op Verkoop van toepassing. Daartoe is het volgende van belang.
4.27.
Red Bull heeft op 22 januari 2003 – voor de merkinbreukprocedures – aan Beheer en [eiser 3] een sommatiebrief gestuurd. Daarin is onder meer het volgende vermeld: Red Bull voert een strikt en agressief handhavingsbeleid ten aanzien van haar merkrechten; Beheer en [eiser 3] kunnen een dagvaarding verwachten waarin een verbod tot verder gebruik van het merkrecht wordt gevorderd; Red Bull zal soortgelijke procedures tegen Beheer en [eiser 3] starten in alle andere rechtsgebieden waar zij hun inbreukmakende producten zullen verkopen of proberen te verkopen. Daarnaast heeft [eiser 3] op de zitting onweersproken toegelicht dat niet alleen The Bulldog zo’n sommatiebrief had ontvangen: alle distributeurs van The Bulldog (wereldwijd) hadden dergelijke sommatiebrieven van Red Bull ontvangen. Ook onweersproken is de mededeling van [eiser 3] dat Red Bull daarnaast via andere middelen probeerde de distributie van The Bulldog Energy Drink te verhinderen, zoals door middel van het opkopen van 35 Israëlische distributeurs op één dag. Uit deze handelswijze en de (proces)houding van Red Bull blijkt dat het niet enkel de bedoeling was van Red Bull om de exploitatie bij Beheer en [eiser 3] te stoppen, maar dat de gehele exploitatie van The Bulldog Energy Drink moest worden gestaakt.
4.28.
Gelet op deze handelswijze en (proces)houding van Red Bull was de dreiging met executie door de betekening van het 2010-Arrest niet alleen gericht tegen Beheer en [eiser 3] , maar tegen elk onderdeel van de onderneming van [eiser 3] die The Bulldog Energy Drink produceert en/of distribueert, dus ook tegen Verkoop, al wist Red Bull in 2003 nog niet dat deze mededeling zich ook tegen Verkoop richtte. The Bulldog heeft dat terecht zo begrepen.
4.29.
[eiser 3] heeft destijds het bevel uit het 2010-Arrest ook zo begrepen. Verkoop is namelijk direct na het 2010-Arrest begonnen met de afbouw van de exploitatie van The Bulldog Energy Drink. Ook Red Bull heeft destijds het bevel uit het 2010-Arrest zo opgevat. Nadat de rol van Verkoop op 16 februari 2011 duidelijk werd voor Red Bull, heeft Red Bull ook Verkoop bij de conceptdagvaarding in kort geding betrokken, en in het (gewijzigde) concept het volgende gesteld: “
Het Gerechtshof Amsterdam heeft de veroordeling niet beperkt tot handelingen die door de geïntimeerden[toevoeging rechtbank:
Beheer en [eiser 3]]
zelf zijn of waren verricht.”. Red Bull heeft in dit verband op de zitting nog betoogd dat deze stelling alleen zag op de verklaringsplicht zoals opgenomen in het bevel van het 2010-Arrest. Maar daar gaat de rechtbank niet in mee. Het is namelijk onbegrijpelijk dat de verklaringsplicht in het 2010-Arrest wel op Verkoop van toepassing zou zijn, maar de andere veroordelingen in het 2010-Arrest weer niet.
4.30.
Naast de risicoaansprakelijkheid wegens onrechtmatige executie heeft Red Bull – met de dreigende executie – Verkoop bovendien verhinderd om The Bulldog Energy Drink te exploiteren. Ook op deze wijze heeft Red Bull onrechtmatig gehandeld tegen Verkoop. Red Bull heeft in dit verband nog aangevoerd dat Verkoop door had kunnen gaan met de exploitatie, omdat deze niet gehouden was aan het bevel in het 2010-Arrest te voldoen. Hoewel het 2010-Arrest niet expliciet was gewezen tegen en betekend aan Verkoop, is Verkoop – gelet op de handelswijze en (proces)houding van Red Bull en het bevel in het 2010-Arrest (zie 4.28 en 4.29) – verhinderd door te gaan met de exploitatie van The Bulldog Energy Drink.
Causaal verband
4.31.
Partijen verschillen verder van mening of Verkoop door het onrechtmatig handelen van Red Bull schade heeft geleden.
4.32.
Volgens Red Bull ontbreekt het causaal verband, omdat de gestelde schade van Verkoop niet is veroorzaakt door de betekening van het 2010-Arrest aan Beheer en [eiser 3] . Uit eigen stukken van The Bulldog volgt immers dat Verkoop de exploitatie al in het voorjaar van 2010 op eigen initiatief had gestaakt, dus voordat het 2010-Arrest was betekend aan Beheer en [eiser 3] . Op dat moment was nog geen sprake van enige executie en konden Beheer en [eiser 3] ook geen dwangsommen verbeuren. Red Bull was op dat moment ook niet bekend met Verkoop en had dus ook nog geen stap genomen richting Verkoop. Dat Verkoop haar exploitatie heeft gestaakt, stond los van de betekening van het 2010-Arrest, aldus steeds Red Bull.
4.33.
Naar het oordeel van de rechtbank faalt het betoog van Red Bull. The Bulldog heeft onweersproken op de zitting toegelicht dat het voor haar onmogelijk was om alle merkinbreukmakende activiteiten te staken binnen de acht dagen termijn zoals opgenomen in het bevel van het 2010-Arrest. De strekking van al het handelen van Red Bull was dat het The Bulldog-concern de productie en distributie van haar energiedrank zou staken. Het was dan ook alleszins redelijk dat Verkoop al voor de betekening van het 2010-Arrest was begonnen met de afbouw van de exploitatie ter voorkoming van eventuele dwangsommen. Dat het 2010-Arrest na de staking van de exploitatie is betekend aan Beheer en [eiser 3] , leidt er dus niet toe dat het causaal verband ontbreekt.
4.34.
De rechtbank begrijpt dat The Bulldog ook schade zou hebben geleden in de periode vóór het 2010-Arrest, omdat zij – zo stelt The Bulldog – niet vol heeft kunnen exploiteren vanwege de aanhoudende dreiging van Red Bull. Deze schade staat echter niet in causaal verband met het onrechtmatig handelen van Red Bull tegen Verkoop. Op 17 januari 2007 heeft deze rechtbank een vonnis gewezen in de merkinbreukprocedure waarbij alle vorderingen van Red Bull zijn afgewezen. Dat The Bulldog desondanks in de periode na dat vonnis niet vol heeft geëxploiteerd wegens de hoger beroepsprocedure die Red Bull had ingesteld, komt voor haar eigen rekening en risico. Het stond Red Bull in beginsel vrij om juridische procedures aan te spannen tegen The Bulldog over de vermeende merkinbreuk. Dit kan pas anders zijn, als Red Bull met opzet en tegen beter weten in procedures heeft gestart. Dat deze procedure om die reden is gestart, is verder niet gebleken. Integendeel, uit de merkinbreukprocedures is immers gebleken dat er verschillend kon worden gedacht over de vorderingen van Red Bull. Dat de merkinbreukprocedure in hoger beroep voor The Bulldog gepaard is gegaan met onzekerheid omtrent de exploitatie van The Bulldog Energy Drink valt te begrijpen, maar de eventueel daaruit voortvloeiende schade is niet veroorzaakt door het onrechtmatig handelen van Red Bull tegen Verkoop. De door Verkoop geleden schade ziet namelijk slechts op de periode na het wijzen van en (dreiging met) de executie van het 2010-Arrest (het schadeveroorzakende feit).
Relativiteitsvereiste
4.35.
Red Bull stelt dat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW. De regel van risicoaansprakelijkheid bij onrechtmatige executie is namelijk uitsluitend ter bescherming van geëxecuteerden. Dat zijn hier alleen Beheer en [eiser 3] , en dat is Verkoop als derde niet. Daarnaast worden derden tegen een tussen andere partijen gewezen executoriale titel beschermd doordat hen een eigen rechtsmiddel van derdenverzet ten dienste staat. Ook had Verkoop tegen de executie schorsing kunnen vorderen. Dit alles heeft Verkoop nagelaten, aldus steeds Red Bull.
4.36.
Op grond van artikel 6:163 BW bestaat geen verplichting tot schadevergoeding wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden. Uitgangspunt van deze bepaling is dat een norm in beginsel strekt ter bescherming van allen die als gevolg van overtreding ervan schade kunnen lijden. Het ligt daarom op de weg van de aangesprokene (in dit geval: Red Bull) om duidelijk te maken waarom niet aan het relativiteitsvereiste is voldaan.
4.37.
Zoals in 4.26 overwogen, heeft de rechtbank bepaald dat de regel van risicoaansprakelijkheid bij onrechtmatige executie in deze zaak niet alleen geldt voor Beheer en [eiser 3] als geëxecuteerden, maar ook voor Verkoop als derde. Daarmee is aan het relativiteitsvereiste voldaan. Ook ten aanzien van het ander onrechtmatig handelen (het verhinderen van exploitatie door de dreigende executie) is voldaan aan het relativiteitsvereiste, omdat deze (specifieke) zorgvuldigheidsnorm juist strekt ter bescherming van het belang van Verkoop. Anders dan Red Bull heeft betoogd, leidt derdenverzet of schorsing van executie er niet toe dat de beschermingsstrekking van deze zorgvuldigheidsnorm komt te ontbreken.
Conclusie
4.38.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Red Bull aansprakelijk is voor de schade die Verkoop heeft geleden als gevolg van zowel de onrechtmatige executie als het verhinderen van de exploitatie door de dreigende executie.
Vervolg van de procedure:
omvang van de schadevergoeding
4.39.
The Bulldog stelt dat Verkoop schade heeft geleden. Deze schade bestaat volgens The Bulldog uit de volgende schadeposten: (i) gederfde winst (in de zin van kansschade, zie ook 4.17), (ii) toekomstige schade en (iii) interne en externe kosten. Red Bull heeft deze schadeposten op zichzelf niet betwist; alleen de omvang van de schade wordt door Red Bull betwist.
4.40.
The Bulldog heeft bij akte wijziging van eis in conventie producties 37 tot en met 40 overgelegd. Deze producties betreffen onder meer deskundigenrapporten en zien op de omvang van de schade. Hierop heeft Red Bull nog niet gereageerd. De rechtbank begrijpt dat Red Bull op deze producties nog wil reageren met een contra-expertise. Zoals de rechtbank heeft beslist op 30 en 31 oktober 2023 en tijdens de mondelinge behandeling, zal Red Bull in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijk bij akte te reageren op deze producties. Voor de duidelijkheid merkt de rechtbank op dat deze akte van Red Bull slechts een productie zal zijn met een (of meerdere) deskundigenrapport(en) (dus zonder verdere inhoudelijke toelichting vanuit Red Bull).
4.41.
Beide partijen krijgen vervolgens de gelegenheid om zich bij akte inhoudelijk uit te laten over hun eigen deskundigenrapport(en) en te reageren op een of meerdere overgelegde deskundigenrapporten van de andere partij.
4.42.
Aangezien het partijdebat over de omvang van de schade nog verder zal worden gevoerd, zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van de hiervoor vermelde akten. Voorshands merkt de rechtbank nog het volgende op over de omvang van de schade. Gelet op de inhoud van de brief van 8 mei 2018 van Red Bull werd Verkoop na vernietiging van het 2010-Arrest door de Hoge Raad nog steeds verhinderd om te exploiteren. De omvang van de schade is dus niet noodzakelijkerwijs beperkt tot de periode van het 2010-Arrest tot het moment van vernietiging van dat arrest op 13 februari 2015 door de Hoge Raad. Daarbij geldt dat voor de omvang van de schade ook het beroep van Red Bull op zowel de niet-toerekenbaarheid van de schade (artikel 6:98 BW) als eigen schuld bij The Bulldog (artikel 6:101 BW) nog beoordeeld moet worden.
4.43.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. Zoals toegelicht tijdens de mondelinge behandeling zal mr. Q.M.J.A. Crul overstappen naar een ander rechtsgebied. Zodra bekend is welke rechter mr. Crul zal vervangen worden partijen daarvan op de hoogte gesteld.
In reconventie
4.44.
De rechtbank stelt vast dat Red Bull haar eis in reconventie baseert op de stelling dat The Bulldog onterecht beslagen heeft gelegd, omdat de vordering in conventie volgens Red Bull (gedeeltelijk) ongegrond is.
4.45.
Aangezien deze eis in reconventie in nauw verband staat met de verdere beoordeling van de eis in conventie, zal – in afwachting van de akten (zie 4.40 en 4.41) – iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 februari 2024voor het nemen van een akte door Red Bull over hetgeen is vermeld onder 4.40,
5.2.
bepaalt dat The Bulldog op de rol van zes weken daarna (10 april 2024) een akte kan nemen over hetgeen is vermeld onder 4.41,
5.3.
bepaalt dat Red Bull weer op de rol van zes weken daarna (22 mei 2024) een antwoordakte kan nemen over hetgeen is vermeld onder 4.41,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan,
In reconventie
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Singeling, mr. C.M.E. de Koning en mr. Q.M.J.A. Crul en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PbEU 2012, L 351/1) (hierna: Verordening Brussel I-bis).
2.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (PbEU 2007, L 199/40) (hierna: Verordening Rome II).
3.Vgl. Hoge Raad 19 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5863 en Hoge Raad 1 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:542.
4.Hoge Raad 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1899.
5.Hoge Raad 2 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1564, NJ 1995,288.
6.Hoge Raad 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1899, r.o. 3.4.1.
7.Hoge Raad 16 februari 2007,