Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Szczecin, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
judgement of the District Court Szczecin - Right Bank and West in Szczecinvan 1 december 2020, met kenmerk: V K 294/20 met daaropvolgend in hoger beroep een:
judgement of the Regional Court in Szczecinvan 13 juli 2021, met kenmerk: IV Ka 391/21.
4.Strafbaarheid
5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW
rechtmatigverblijf in Nederland, is ook niet aangetoond dat sprake is van een
ononderbroken(rechtmatig) verblijf in Nederland gedurende 5 jaar. De uitspraak waar de raadsvrouw naar heeft verwezen, is niet vergelijkbaar met onderhavige situatie. In die zaak speelde overleveringsdetentie in Nederland een rol, terwijl in onderhavige zaak sprake is van een verblijf (in Poolse detentie) van 10 maanden buiten Nederland. Anders dan bij verblijf in detentie in de
gastlidstaat, [4] is de reden van een periode van detentie in een
andere(lid)staat niet relevant voor de berekening van het vijf jaar ononderbroken verblijf in de gastlidstaat. Een periode van detentie in voorlopige hechtenis gedurende tien van de twaalf maanden van een kalenderjaar in een andere (lid)staat brengt immers hoe dan ook mee dat de betrokkene in dat jaar meer dan zes maanden niet in de gastlidstaat heeft verbleven. [5]
6.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsbepalingen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Szczecin, Polen voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.