In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2023, wordt de zaak behandeld van een Amsterdammer die bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslagen rioolheffing die door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam zijn opgelegd. De aanslagen betreffen een niet-woning, specifiek een opslagunit, voor de belastingjaren 2020, 2021 en 2022. De rechtbank beoordeelt of de aanslagen terecht zijn opgelegd en of de hoogte van de aanslagen redelijk is.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en de aanslagen gehandhaafd. Eiser stelt dat de heffingsambtenaar niet voor elke unit afzonderlijk rioolheffing mag heffen, maar dat de aanslagen aan de Vereniging van Eigenaren (VvE) voor het gehele complex opgelegd zouden moeten worden. De rechtbank oordeelt dat de aanwezigheid van een hoofd water- of rioolaansluiting in de unit niet vereist is en dat de units als zelfstandige zaken worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de aanslagen terecht heeft opgelegd.
De rechtbank wijst erop dat de gemeenteraad de bevoegdheid heeft om belastingverordeningen vast te stellen en dat de tarieven voor rioolheffing niet onredelijk zijn. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij de rioolheffing moet betalen. Er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.