ECLI:NL:HR:2021:34
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over wijziging maximum precariobelasting en publicatieplicht gemeente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de wijziging van de precariobelasting door de gemeente Epe. De heffingsambtenaar van de gemeente Epe had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 24 december 2019 had geoordeeld over de aanslagen in de precariobelasting voor de jaren 2016 en 2017 die aan de belanghebbende, een ijsco-venter, waren opgelegd. De belanghebbende had een doorlopende vergunning voor het innemen van standplaatsen, maar de gemeente had het tarief voor de precariobelasting gewijzigd, waardoor de belastingdruk voor de belanghebbende aanzienlijk was verhoogd.
Het Hof oordeelde dat de gemeente de vergunninghouders vooraf had moeten informeren over de wijziging van de tariefstelling, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had. De Hoge Raad stelde vast dat de bekendmaking van de verordening op de juiste wijze had plaatsgevonden en dat er geen verplichting was om specifieke belastingplichtigen individueel te informeren. De Hoge Raad verklaarde het principale beroep in cassatie gegrond en het incidentele beroep ongegrond, en vernietigde de uitspraak van het Hof. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de publicatieplicht van gemeenten en de rechtszekerheid voor belastingplichtigen. De Hoge Raad concludeerde dat de gemeente Epe haar wettelijke verplichtingen was nagekomen door de verordening op de juiste wijze bekend te maken, en dat de belanghebbende niet recht had op vermindering van de aanslagen voor het jaar 2017, omdat hij op de hoogte had moeten zijn van de afschaffing van de maximering van het tarief.