ECLI:NL:RBAMS:2023:736

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
13/280648-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor detentieomstandigheden

Op 2 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van het Gerecht van eerste aanleg in Luxemburg. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB goedgekeurd, na een zitting op 19 januari 2023 waar de opgeëiste persoon en zijn raadsman aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd, zoals voorgeschreven door de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon, geboren in Servië, werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen, feiten die onder de Belgische wetgeving strafbaar zijn en waarvoor een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld, waarbij eerder was geoordeeld dat er een algemeen gevaar bestond voor onmenselijke behandeling van gedetineerden in Belgische gevangenissen. Echter, België heeft garanties gegeven over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon, waaronder voldoende leefruimte en toegang tot basisvoorzieningen. De raadsman van de opgeëiste persoon betoogde dat deze garanties niet voldoende waren en dat de overlevering geweigerd moest worden. De officier van justitie daarentegen stelde dat de garanties afdoende waren, verwijzend naar eerdere uitspraken van de rechtbank.

Na zorgvuldige afweging van de geboden garanties en de omstandigheden, concludeerde de rechtbank dat het individuele reële gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling was weggenomen. De rechtbank wees het verweer van de raadsman af en stond de overlevering toe, waarbij werd vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter M. Snijders Blok-Nijensteen, en is definitief, aangezien er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/280648-22
RK nummer: 22/4934
Datum uitspraak: 2 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 28 november 2022 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 oktober 2022 door de onderzoeksrechter bij het
Tribunal de première instance du Luxembourg, division Arlon(Gerecht van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Aarlen), België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Servië) op [geboortedag] 1994,
opgegeven verblijfadres: [adres], [plaats],
gedetineerd in de [detentieplaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 januari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.C. Polat, advocaat in Breukelen en door een tolk in de Servische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Servische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van het Gerecht van eerste aanleg van Luxemburg, afdeling Aarlen, van 27 oktober 2022.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
1) deelneming aan een criminele organisatie;
5) illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

5.1
Inleiding
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat er thans een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in België (ECLI:NL:RBAMS:2022:7536).
Bij brief van 12 januari 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is, de volgende garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Marche-en-Famenne indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm.
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op [de,
sic] grond hoeven te slapen.
Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en
-bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de
gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
5.2
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat voor de opgeëiste persoon sprake is van een individueel reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in België. Volgens de raadsman is de individuele detentiegarantie niet toereikend, omdat deze niet wezenlijk verschilt van de algemene detentiegarantie waarover de rechtbank eerder bij uitspraken van 20 december 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:7707) en 21 december 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:7700) heeft geoordeeld dat deze niet meer voldoet. Bovendien zijn de problemen in Belgische gevangenissen dusdanig diep geworteld dat deze niet op korte termijn kunnen worden opgelost. De overlevering moet daarom primair worden geweigerd. Subsidiair moet de behandeling van de vordering worden aangehouden om de Belgische autoriteiten in de gelegenheid te stellen aan te tonen dat de detentieomstandigheden daadwerkelijk zijn verbeterd.
5.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de hiervoor geciteerde individuele detentiegarantie afdoende is en heeft naar voren gebracht dat de rechtbank in een zaak met een soortgelijke individuele detentiegarantie de overlevering heeft toegestaan (ECLI:NL:RBAMS:2022:7937).
5.4
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande individuele detentiegarantie. [4]
De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde individuele reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. De rechtbank verwerpt het primaire verweer en wijst het subsidiaire verzoek af.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter bij het
Tribunal de première instance du Luxembourg, division Arlon(Gerecht van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Aarlen), België voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet (OLW).
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.