ECLI:NL:RBAMS:2022:7536

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
13/057109-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van onmenselijke detentieomstandigheden in België

Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 9 maart 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestond voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon, geboren in 1989, heeft de Nederlandse nationaliteit en is in België beschuldigd van illegale handel in verdovende middelen.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden. Dit werd onderbouwd door een brandbrief van Vlaamse gevangenisdirecteuren en een rapport van het Europees Comité ter voorkoming van foltering. De rechtbank concludeerde dat de algemene detentiegarantie van 9 september 2021 niet langer toereikend was, gezien de toenemende overbevolking en de slechte omstandigheden in de Belgische gevangenissen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een individueel reëel gevaar van onmenselijke detentieomstandigheden, waardoor de overlevering niet kon worden toegestaan.

Uiteindelijk heeft de rechtbank, op basis van artikel 11 van de Overleveringswet, besloten geen gevolg te geven aan het EAB. De uitspraak werd gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/057109-22
RK nummer: 22/1319
Datum uitspraak: 14 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 maart 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 februari 2022 door
de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. G.P. Sholeh en de door de opgeëiste persoon gemachtigde raadsman, mr. mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Utrecht.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 23 februari 2022 door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen afgeleverd bevel tot aanhouding bij verstek.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
5. Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op de feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden in België

Het standpunt van de raadsman
De raadsman verzoekt de rechtbank de overlevering te weigeren nu er een algemeen gevaar bestaat op een onmenselijke en/of vernederende behandeling in detentie in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
De raadsman heeft ter onderbouwing een artikel uit de Belgische krant De Standaard van 25 november 2022 overgelegd.
De kop van het artikel luidt:
Directeurs komen in opstand tegen toestand in hun gevangenis.
“We worden gedwongen mensenrechten te schenden”. Het artikel vermeldt dat meer dan
70 van de 80 Vlaamse gevangenisdirecteuren een brandbrief hebben ondertekend over de onhoudbare toestand in de Belgische gevangenissen. De mensenrechtenschendingen lijken verband te houden met een onhoudbare overbevolking met alle gevolgen van dien.
De directeuren vinden het niet aanvaardbaar dat dag na dag mensenrechten worden geschonden. Er is door de overbevolking sprake van meer incidenten, meer spanningen en er zijn wachtlijsten voor alles. Hierdoor is ook de veiligheid in het geding. De algemene detentiegarantie van
9 september 2021 volstaat niet want deze ziet op de grondslapers, het aantal vierkante meters per cel en de sanitaire voorzieningen en niet op de algemene detentieomstandigheden zoals in het aangehaalde krantenartikel wordt besproken.
Het standpunt van de officier van justitie
Door de Belgische autoriteiten is op 9 september 2021 een algemene garantie afgegeven.
Deze garantie is eerder door de rechtbank goedgekeurd en is nog steeds van kracht.
De situatie zoals omschreven in de brandbrief is niet anders dan al bekend was en daarom is de algemene detentiegarantie afgegeven. Er is geen sprake van een individueel gevaar en de overlevering kan dan ook worden toegestaan.
Het oordeel van de rechtbank
Eerder heeft de rechtbank geoordeeld dat er in België weliswaar een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, maar dat de algemene detentie-garantie van 9 september 2021, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, toereikend was.
Uit het door de raadsman overgelegde artikel van De Standaard blijkt evenwel dat het aantal gedetineerden in België weer is gestegen tot 11.300 terwijl na een lang conflict met de vakbonden is afgesproken dat het aantal gedetineerden onder de 10.000 diende te blijven.
De directeurs sluiten zich met hun brandbrief aan bij de vakbonden, die wekelijks stakingen organiseren om de toestand aan te klagen.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het recent uitgebrachte rapport van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (hierna: CPT) van 29 november 2022 naar aanleiding van bezoeken aan Belgische detentie-instellingen in de periode van 2 tot 9 november 2021 en de antwoorden van de Belgische regering van 29 november 2022.
De rechtbank heeft onder meer acht geslagen op de volgende passages uit het uitsluitend in de Franse taal opgestelde CPT-rapport:

10. Comme il ressort de ce qui précède, toutes les prisons visitées étaient suroccupées à des degrés divers (entre 107% pour la prison de St-Gilles et 203% pour la prison d’Ypres), certaines à tel point qu'il n'y avait pas assez de lits pour tous les détenus (voir paragraphe 18 ci-dessous). En effet, la surpopulation restait un problème majeur (et de longue date) affectant l'ensemble du système pénitentiaire belge, avec un taux d'occupation moyen de 106% en Wallonie et en Région Bruxelles-Capitale et de 120% en Flandre. La population carcérale, après une baisse temporaire à environ 9 400 au début de la pandémie de Covid-19, s'élevait à environ 10 800 au moment de la visite et le Directeur Général de l'Administration pénitentiaire a exprimé l'opinion qu'elle atteindrait 11 000 d'ici la fin de 2021.

13. En revanche, la violence entre personnes détenues était un problème récurrent dans les établissements visités, comme l'ont également reconnu les directions et certains membres du personnel. Ce problème était clairement lié à la surpopulation (en particulier les conflits entre codétenus dans les cellules où il y avait plus de prisonniers que de lits) et aux manques d’effectifs et à la présence insuffisante du personnel (en particulier dans le cas de confrontations physiques entre détenus dans les grandes cours d'exercice extérieures32).

17. Pour ce qui est des conditions matérielles dans les prisons visitées, les cellules étaient dans l'ensemble convenablement équipées (lits simples ou superposés avec literie complète, armoires, étagères, tables ou bureaux, chaises, souvent des réfrigérateurs et des téléviseurs) et suffisamment éclairées et aérées. La plupart d'entre elles disposaient également d'annexes sanitaires ; cependant, comme par le passé, dans la grande majorité des cellules, les annexes n'étaient pas cloisonnées ou seulement partiellement (parfois avec des cloisons de fortune en tissu).

En outre, la délégation a relevé l’obsolescence généralisée dans les prisons visitées (notamment dans les prisons de Lantin et de Saint-Gilles, avec des fuites de tuyaux et de robinets, des prises électriques et des sonneries endommagées, etc.). Qui plus est, la propreté laissait souvent à désirer, ce qui était très préoccupant en ce qui concerne les cellules des annexes psychiatriques.

21. Dans l'ensemble, cependant (à l'exception positive de la prison d'Ypres), la grande majorité des détenus, en particulier les prévenus, n'avaient pratiquement aucune activité organisée hors de leur cellule et passaient jusqu'à 23 heures par jour dans leur cellule à regarder la télévision, à écouter la radio, à lire ou à jouer à des jeux d'ordinateur ou de société. Leurs seules autres distractions étaient l'exercice quotidien en plein air (une à deux heures par jour) et les visites occasionnelles à la salle de sport . La surpopulation, la pénurie de personnel pénitentiaire et les grèves n'ont guère contribué à améliorer cette situation.

23. Les dotations et les temps de présence du personnel soignant étaient clairement insuffisants dans les prisons visitées, surtout en ce qui concerne les médecins généralistes..

(…)
Cette situation, ainsi que les fréquentes pénuries de personnel pénitentiaire dues à
l'absentéisme et aux grèves dans les prisons (voir paragraphes 40 et 42 ci-dessous), ont entraîné des
retards dans l'accès aux soins primaires et spécialisés (notamment dentaires et psychiatriques)..

40. S’agissant des effectifs du personnel pénitentiaire, la situation est restée difficile dans toutes les prisons visitées (à l'exception de la prison d'Ypres où la situation en matière de personnel était satisfaisante). En raison des nombreux postes vacants et d'un important taux d'absentéisme (principalement dû à des congés de maladie, parfois prolongés), le nombre réel d'agents de surveillance présents dans les zones d'hébergement des détenus au cours d'une même période de travail pouvait être extrêmement faible. Par exemple, il pouvait y avoir seulement 25 membres du personnel de surveillance présents dans n'importe quelle équipe de travail à la prison d'Anvers (population 737), 40 à la prison de St-Gilles (population 899 et jusqu'à 36 à la maison d’arrêt de la prison de Lantin (accueillant 460 prévenus au moment de la visite).

De rechtbank leidt uit de hiervoor aangehaalde passages uit het CPT-rapport af dat niet alleen sprake is van toenemende overbevolking maar ook van een groot gebrek aan personeel waardoor het geweld tussen gedetineerden toeneemt, gedetineerden tot 23 uur op hun cel blijven en er vrijwel geen georganiseerde activiteiten buiten hun cel plaatsvinden. Bovendien blijkt uit het rapport dat de benodigde zorg niet wordt geboden terwijl er telkens korte stakingen zijn gedurende welke de eerder afgesproken “guaranteed services” niet geleverd worden.
Daarnaast blijken de toiletten in de cel vaak niet of niet deugdelijk afgeschermd te zijn, en de gevangenissen verouderd en niet schoon te zijn.
In de antwoorden van de Belgische regering op het CPT-rapport van 29 november 2022 laat de Belgische regering in het midden hoe het feitelijk zit met de overbevolking, het personeelsbestand en de verlening van medische en psychiatrische zorg. In de antwoorden wordt volstaan met te verwijzen naar de reeds genomen of nog te nemen maatregelen maar wordt geen inzicht geboden in de effectiviteit van die maatregelen en de actuele stand van zaken.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de eerdere algemene detentie-garantie, die vooral betrekking heeft op de
personal spacevan 3 m2 – in combinatie met de grondslapersproblematiek – en de sanitaire omstandigheden, niet langer toereikend is. De situatie met betrekking tot de grondslapers zal volgens de antwoorden van de Belgische regering niet voor april 2023 zijn opgelost, terwijl naar nu blijkt de overbevolking is toegenomen, het gebrek aan personeel niet is opgelost en de overige detentie-omstandigheden niet voldoen aan de vereisten. De antwoorden van de Belgische regering op het CPT-rapport nemen de zorgen niet weg. De rechtbank ziet voorts thans, op basis van de informatie waarover zij nu beschikt (waaronder het hiervoor genoemde krantenartikel), geen aanleiding aan nemen dat de situatie in de andere, niet door het CPT bezochte gevangenissen in hier relevante mate afwijkt van de door het CPT beschreven omstandigheden. Het algemene gevaar strekt zich dus uit over alle detentie-instellingen in België, zodat ook om die reden de eerdere algemene detentiegarantie niet langer toereikend is.
Nu dus sprake is van een individueel reëel gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden, dient de rechtbank ingevolge artikel 11, tweede lid, OLW te beslissen of er een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van de in het artikel 11, eerste lid, OLW bedoelde schending alsnog kan worden uitgesloten. Zoals onder 1. is overwogen is de beslistermijn (ruimschoots) verstreken. Gelet hierop is aanhouding van de behandeling van het EAB, om een toereikende garantie te vragen van de Belgische autoriteiten in het kader van artikel 11 OLW, niet meer mogelijk.

6.Slotsom

De rechtbank is op grond van artikel 28, derde lid, OLW en artikel 11 OLW van oordeel dat geen gevolg kan worden gegeven aan het EAB.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW.

8.Beslissing

GEEFTmet toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW, geen gevolg aan het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.