In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 december 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 13 oktober 2022 en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1970, die in België gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan de voorwaarden van de Overleveringswet (OLW) is voldaan, en er geen weigeringsgronden zijn die zich tegen de overlevering verzetten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in België. Er zijn garanties gegeven door de Belgische autoriteiten dat de opgeëiste persoon na overlevering in een detentie-instelling zal worden geplaatst die voldoet aan de internationale standaarden voor mensenrechten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte zal worden opgesloten en dat hij recht heeft op voldoende dagactiviteiten en medische zorg. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten als voldoende beoordeeld en heeft geoordeeld dat het risico op onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden is weggenomen.
De rechtbank heeft de overlevering toegestaan op basis van de artikelen 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van de griffier.