ECLI:NL:RBAMS:2022:7707

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
13/254911-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over overlevering in verband met detentieomstandigheden in België

Op 21 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Mexicaanse man, geboren in 1986, die gedetineerd is in België. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering behandeld, waarbij de identiteit van de opgeëiste persoon is vastgesteld. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak over de overlevering met 30 dagen verlengd, omdat er zorgen waren over de detentieomstandigheden in België. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een individueel reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in Belgische detentie-instellingen. Dit oordeel is gebaseerd op recente rapporten van het Europees Comité ter voorkoming van foltering, die wijzen op overbevolking, gebrek aan personeel en onvoldoende zorg voor gedetineerden. De rechtbank heeft besloten de beslissing over de overlevering aan te houden en zal de zaak opnieuw behandelen binnen een termijn van 60 dagen. De rechtbank heeft ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon met 60 dagen verlengd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/254911-22
RK nummer: 22/4579
Datum tussenuitspraak: 21 december 2022
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 mei 2022 door de substituut-procureur generaal bij het hof van beroep Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Mexico) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 december 2022. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Zijn gemachtigd raadsman, mr. N. Claassen, advocaat te Schiedam, die waarneemt voor zijn collega mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam, is wel verschenen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Mexicaanse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrest van het hof van beroep Antwerpen van 23 maart 2022, referentienummer 2020/PGA/3571.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1224 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
4.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het EAB is het volgende vermeld:
‘3.4 X de beslissing is niet persoonlijk aan betrokkene betekend, maar
- de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend, en
- de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden
geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en
- de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk 15 dagen.’
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

5.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet,
en:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit

6.Detentieomstandigheden in België

6.1
Eerder heeft de rechtbank geoordeeld dat in België weliswaar een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, maar dat de algemene detentie-garantie van 9 september 2021, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, toereikend is om het voornoemde reële gevaar weg te nemen.
6.2
De rechtbank heeft inmiddels kennis genomen van het recent uitgebrachte rapport van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (hierna: CPT) van 29 november 2022 naar aanleiding van bezoeken aan Belgische detentie-instellingen in de periode van 2 tot 9 november 2021 en de reactie van de Belgische regering van 29 november 2022 daarop.
De rechtbank heeft onder meer acht geslagen op de volgende passages uit het uitsluitend in de Franse taal opgestelde CPT-rapport:
10. Comme il ressort de ce qui précède, toutes les prisons visitées étaient suroccupées à des degrés divers (entre 107% pour la prison de St-Gilles et 203% pour la prison d’Ypres), certaines à tel point qu'il n'y avait pas assez de lits pour tous les détenus (voir paragraphe 18 ci-dessous). En effet, la surpopulation restait un problème majeur (et de longue date) affectant l'ensemble du système pénitentiaire belge, avec un taux d'occupation moyen de 106% en Wallonie et en Région Bruxelles-Capitale et de 120% en Flandre. La population carcérale, après une baisse temporaire à environ 9 400 au début de la pandémie de Covid-19, s'élevait à environ 10 800 au moment de la visite et le Directeur Général de l'Administration pénitentiaire a exprimé l'opinion qu'elle atteindrait 11 000 d'ici la fin de 2021.
13. En revanche, la violence entre personnes détenues était un problème récurrent dans les établissements visités, comme l'ont également reconnu les directions et certains membres du personnel. Ce problème était clairement lié à la surpopulation (en particulier les conflits entre codétenus dans les cellules où il y avait plus de prisonniers que de lits) et aux manques d’effectifs et à la présence insuffisante du personnel (en particulier dans le cas de confrontations physiques entre détenus dans les grandes cours d'exercice extérieures).
17. Pour ce qui est des conditions matérielles dans les prisons visitées, les cellules étaient dans l'ensemble convenablement équipées (lits simples ou superposés avec literie complète, armoires, étagères, tables ou bureaux, chaises, souvent des réfrigérateurs et des téléviseurs) et suffisamment éclairées et aérées. La plupart d'entre elles disposaient également d'annexes sanitaires; cependant, comme par le passé, dans la grande majorité des cellules, les annexes n'étaient pas cloisonnées ou seulement partiellement (parfois avec des cloisons de fortune en tissu).
En outre, la délégation a relevé l’obsolescence généralisée dans les prisons visitées (notamment dans les prisons de Lantin et de Saint-Gilles, avec des fuites de tuyaux et de robinets, des prises électriques et des sonneries endommagées, etc.). Qui plus est, la propreté laissait souvent à désirer, ce qui était très préoccupant en ce qui concerne les cellules des annexes psychiatriques.
21. Dans l'ensemble, cependant (à l'exception positive de la prison d'Ypres), la grande majorité des détenus, en particulier les prévenus, n'avaient pratiquement aucune activité organisée hors de leur cellule et passaient jusqu'à 23 heures par jour dans leur cellule à regarder la télévision, à écouter la radio, à lire ou à jouer à des jeux d'ordinateur ou de société. Leurs seules autres distractions étaient l'exercice quotidien en plein air (une à deux heures par jour) et les visites occasionnelles à la salle de sport . La surpopulation, la pénurie de personnel pénitentiaire et les grèves n'ont guère contribué à améliorer cette situation.
23. Les dotations et les temps de présence du personnel soignant étaient clairement insuffisants dans les prisons visitées, surtout en ce qui concerne les médecins généralistes.
(…)
Cette situation, ainsi que les fréquentes pénuries de personnel pénitentiaire dues à
l'absentéisme et aux grèves dans les prisons (voir paragraphes 40 et 42 ci-dessous), ont entraîné des
retards dans l'accès aux soins primaires et spécialisés (notamment dentaires et psychiatriques).
40. S’agissant des effectifs du personnel pénitentiaire, la situation est restée difficile dans toutes les prisons visitées (à l'exception de la prison d'Ypres où la situation en matière de personnel était satisfaisante). En raison des nombreux postes vacants et d'un important taux d'absentéisme (principalement dû à des congés de maladie, parfois prolongés), le nombre réel d'agents de surveillance présents dans les zones d'hébergement des détenus au cours d'une même période de travail pouvait être extrêmement faible. Par exemple, il pouvait y avoir seulement 25 membres du personnel de surveillance présents dans n'importe quelle équipe de travail à la prison d'Anvers (population 737), 40 à la prison de St-Gilles (population 899 et jusqu'à 36 à la maison d’arrêt de la prison de Lantin (accueillant 460 prévenus au moment de la visite).
6.3
De rechtbank leidt uit de hiervoor aangehaalde passages uit het CPT-rapport af dat niet alleen sprake is van toenemende overbevolking maar ook van een groot gebrek aan personeel waardoor het geweld tussen gedetineerden toeneemt, gedetineerden (mogelijk) tot 23 uur per dag op hun cel blijven en er vrijwel geen georganiseerde activiteiten buiten hun cel plaatsvinden. Bovendien blijkt uit het rapport dat de benodigde zorg niet wordt geboden terwijl er telkens korte stakingen zijn gedurende welke de eerder afgesproken “guaranteed services” niet geleverd worden.
Daarnaast blijken de toiletten in de cel vaak niet of niet deugdelijk afgeschermd te zijn, en de gevangenissen verouderd en niet schoon te zijn. In de antwoorden van de Belgische regering op het CPT-rapport van 29 november 2022 laat de Belgische regering in het midden hoe het feitelijk zit met de overbevolking, het personeelsbestand en de verlening van medische en psychiatrische zorg. In de antwoorden wordt volstaan met verwijzingen naar de reeds genomen of nog te nemen maatregelen, maar wordt geen inzicht geboden in de effectiviteit van die maatregelen en de actuele stand van zaken.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de eerdere algemene detentie-garantie, die vooral betrekking heeft op de
personal spacevan 3 m2 - in combinatie met de ‘grondslapersproblematiek’ - en de sanitaire omstandigheden, niet langer toereikend is. De situatie met betrekking tot de grondslapers zal volgens de reactie van de Belgische regering op het CPT-rapport niet voor april 2023 zijn opgelost, terwijl naar nu blijkt de overbevolking is toegenomen, het gebrek aan personeel niet is opgelost en de overige detentie-omstandigheden niet voldoen aan de vereisten. De reactie van de Belgische regering op het CPT-rapport nemen de zorgen niet weg. De rechtbank ziet voorts thans, op basis van de informatie waarover zij nu beschikt, geen aanleiding aan te nemen dat de situatie in de andere, niet door het CPT bezochte gevangenissen in relevante mate afwijkt van de door het CPT beschreven omstandigheden. Het algemene gevaar strekt zich dus uit over alle detentie-instellingen in België, zodat ook om die reden de eerdere algemene detentiegarantie niet langer toereikend is. [4]
De rechtbank merkt hierbij (ten overvloede) op dat de problemen in de Belgische gevangenissen in recente mediaberichten bevestigd worden. Zo heeft de rechtbank kennisgenomen van een artikel uit de Belgische krant De Standaard van 25 november 2022. De kop van het artikel luidt: “
Directeurs komen in opstand tegen toestand in hun gevangenis. ‘
We worden gedwongen mensenrechten te schenden’”.Uit het artikel van De Standaard blijkt dat het aantal gedetineerden in België weer is gestegen tot 11.300 terwijl na een lang conflict met de vakbonden is afgesproken dat het aantal gedetineerden onder de 10.000 diende te blijven. De gevangenisdirecteuren sluiten zich met hun brandbrief aan bij de vakbonden, die wekelijks stakingen organiseren om de toestand aan te klagen.
6.4
Er is dus sprake van een individueel reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon. De mogelijkheid bestaat echter dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. [5]
De rechtbank zal de beslissing over de overlevering daarom aanhouden en tijdens de aanhouding nagaan of een wijziging in de omstandigheden optreedt. De rechtbank stelt de in artikel 11, vierde lid, OLW bedoelde redelijke termijn in deze zaak vast op maximaal 60 dagen. Binnen deze termijn zal de vordering opnieuw op een openbare zitting worden behandeld.
6.5.
Op basis van artikel 22, zesde lid, OLW, verlengt de rechtbank de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW, met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met 60 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
6.6.
Wanneer binnen de in rechtsoverweging 6.4. gestelde redelijke termijn geen wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden, zal aan de overlevering ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW, geen gevolg worden gegeven.

7.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep Antwerpen (België).
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, zesde lid, OLW met zestig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met zestig dagen op grond van artikel 27 lid 3 OLW.
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen vóór 15 maart 2023, het einde van de verlengde beslistermijn.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk Spaans tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Artikel 11, tweede lid, OLW