ECLI:NL:RBAMS:2023:7259

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
13/046111-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en ontucht met minderjarigen, diefstal met geweld

Op 16 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man, die werd beschuldigd van mensenhandel, ontucht met een minderjarige en diefstal met geweld. De verdachte werd veroordeeld voor het werven, vervoeren en opnemen van een minderjarige, [slachtoffer 1], met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelen, de minderjarige in een kwetsbare positie heeft gebracht en haar heeft gedwongen tot prostitutie. Daarnaast heeft hij ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer 1], die op dat moment nog geen 16 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook betrokken was bij de uitbuiting van een meerderjarige, [medeverdachte 1], en dat hij haar heeft gedwongen om haar verdiensten aan hem af te staan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld tegen [slachtoffer 2], waarbij deze een hoofdwond opliep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar en hem verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/046111-22
Datum uitspraak: 16 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
thans gedetineerd te: [naam JC] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 25 en 27 september en 16 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat verdachte en zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen van benadeelde partij [slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. A. Koopsen, en van benadeelde partij [medeverdachte 1] , bijgestaan door mr. B. Roodveldt.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt verweten dat hij zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan:
1.
het medeplegen van mensenhandel door middel van uitbuiting in de prostitutie van de minderjarige [slachtoffer 1] in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 15 januari 2022;
2.
het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 23 december 2021;
3.
het medeplegen van een diefstal met geweld van de telefoon en de bril van [slachtoffer 2] op 24 februari 2022, waarbij [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
4.
het medeplegen van mensenhandel door middel van uitbuiting in de prostitutie van de minderjarige [medeverdachte 1] in de periode van 5 februari 2014 tot en met 4 februari 2018;
5.
het medeplegen van mensenhandel door middel van uitbuiting in de prostitutie van de meerderjarige [medeverdachte 1] in de periode van 5 februari 2018 tot en met 15 maart 2022.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Inleiding

Op 10 december 2021 heeft de politie een ‘informatief gesprek zeden’ gevoerd met de destijds zestienjarige [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). [slachtoffer 1] vertelde in dat gesprek dat zij seksueel zou zijn uitgebuit en misbruikt door een man genaamd ‘ [naam man] ’. Op 21 december 2021 werd door een veiligheidsfunctionaris van de jeugdzorginstelling [naam jeugdinstelling] aangifte gedaan namens [slachtoffer 1] . Op 23 december 2021 heeft [slachtoffer 1] voor het eerst een uitgebreide verklaring afgelegd bij de politie. Met ‘ [naam man] ’ bleek [slachtoffer 1] verdachte te bedoelen.
Het onderzoek dat daarop volgde (onderzoek ‘Politan’), heeft tot de verdenkingen tegen verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) geleid.
[medeverdachte 1] heeft, nadat zij meerdere keren als verdachte in dit onderzoek was gehoord, verklaard ook slachtoffer te zijn geweest van seksuele uitbuiting door verdachte. Dit zou zijn begonnen toen zij nog minderjarig was. Zij heeft op 25 april 2022 aangifte tegen verdachte gedaan.
De rechtbank zal hieronder eerst – kort samengevat – de standpunten van de officier van justitie en de verdediging weergeven. Daarna volgen de overwegingen en het oordeel van de rechtbank.

5.Standpunten van procespartijen

5.1.
Officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van de minderjarige [slachtoffer 1] (feit 1) en het plegen van ontuchtige handelingen met haar (feit 2). Ook de mensenhandel ten aanzien van [medeverdachte 1] , zowel in de periode dat zij minderjarig was (feit 4) als in de periode dat zij meerderjarig was (feit 5), acht de officier van justitie bewezen.
Daarnaast vindt de officier van justitie dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 3 ten laste gelegde diefstal met geweld.
5.2.
Verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] onbetrouwbaar zijn en om die reden niet als bewijs kunnen dienen. Dat geldt ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 1] te meer nu de verdediging niet de gelegenheid heeft gehad om haar te verhoren. [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] hebben bovendien wezenlijk anders verklaard over bepaalde zaken, waardoor hun verklaringen niet over en weer als steunbewijs kunnen worden gebruikt.
Volgens de raadsman dient verdachte te worden vrijgesproken van de mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] (feit 1) en het plegen van ontuchtige handelingen met haar (feit 2). Ook dient verdachte te worden vrijgesproken van de mensenhandel ten aanzien van [medeverdachte 1] (feiten 4 en 5). De verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] , die bovendien onbetrouwbaar zijn, worden onvoldoende ondersteund door ander bewijs. Uit objectieve onderzoeksresultaten is niet gebleken dat verdachte dwangmiddelen heeft gebruikt of dat sprake zou zijn geweest van een oogmerk van uitbuiting. Ook blijkt nergens uit dat verdachte meer betaald heeft gekregen dan een vergoeding van de door hem gemaakte kosten.
Veel van wat [medeverdachte 1] heeft verklaard wordt juist door andere bevindingen weerlegd. Zo komen uit het dossier omstandigheden naar voren waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [medeverdachte 1] een mondige prostituee was die haar eigen zaken regelde.
Hoogstens zou kunnen worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] eenmalig, en [medeverdachte 1] meermalen, heeft vervoerd naar (een) prostitutieafspra(a)ken.
Tot slot heeft de raadsman betoogd dat ten aanzien van de diefstal met geweld (feit 3) niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) met een fles op zijn hoofd heeft geslagen. Opvallend is dat [medeverdachte 1] zichzelf een kleinere rol toedicht dan dat [slachtoffer 2] doet, waaruit opnieuw haar onbetrouwbaarheid blijkt.

6.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of de aan verdachte ten laste gelegde ontucht met [slachtoffer 1] kan worden bewezen (feit 2). Deze gedraging maakt namelijk volgens de officier van justitie ook onderdeel uit van de mensenhandel jegens [slachtoffer 1] .
Vervolgens zal de rechtbank bespreken of het handelen van verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] onder de specifieke omstandigheden van het geval kan worden beschouwd als mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 2, 5 en/of 8 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) (feiten 1 en 4), en ten aanzien van [medeverdachte 1] ook als mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en/of 9 Sr (feit 5).
Daarbij zal de rechtbank eerst de juridisch kaders uiteenzetten, nadat is ingegaan op de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] .
Tot slot zal de verdenking van de diefstal met geweld (feit 3) worden besproken.
Ten aanzien van ieder feit zal worden gemotiveerd tot welke conclusies de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen is gekomen, waarbij ook hetgeen de officier van justitie en de raadsman hebben aangevoerd zal worden besproken, voor zover sprake is van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dan wel verweer.
6.1.
Ten aanzien van de verdenkingen van ontucht (feit 2) en mensenhandel (feiten 1, 4 en 5)
6.1.1.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1]
6.1.1.1. Toetsingskader
Uit de wettelijke bepalingen en de jurisprudentie met betrekking tot het bewijsrecht in strafzaken is geen algemeen, in alle strafzaken geldend, toetsingskader voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen af te leiden.
Wel kunnen uit de jurisprudentie criteria worden afgeleid die bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen van getuigen betrokken kunnen worden. In de eerste plaats komt belang toe aan de consistentie, gedetailleerdheid en volledigheid van de betreffende verklaringen. Daarnaast kan getoetst worden aan uit overige objectieve bronnen verkregen informatie of gegevens en kan meewegen of de inhoud van de afgelegde verklaringen gegeven de vastgestelde omstandigheden plausibel is. Ook kan daarbij worden betrokken of er omstandigheden aannemelijk zijn geworden die mogelijk van beslissende invloed zijn op de (betrouwbaarheid van de) verklaring. Daarbij valt te denken aan de psychische belasting van de betrokkene, de mogelijke eigen rol of betrokkenheid bij het tenlastegelegde feitencomplex, de beïnvloedbaarheid of een belang dan wel motief - persoonlijk, financieel of anderszins - om niet overeenkomstig de waarheid dan wel een daardoor gekleurde voor de verdachte ont- of belastende verklaring af te leggen.
6.1.1.2. Oordeel van de rechtbank
Op 10 december 2021 is er door de politie een informatief gesprek met [slachtoffer 1] gevoerd, waaruit de verdenking van mensenhandel is ontstaan. Nadat op 21 december 2021 door [naam jeugdinstelling] namens [slachtoffer 1] aangifte is gedaan, heeft [slachtoffer 1] zelf op 23 december 2021 een getuigenverklaring afgelegd bij de politie. Vervolgens is [slachtoffer 1] nog een aantal keer door de politie gehoord, waarbij zij uitvoerig heeft beschreven wat volgens haar heeft plaatsgevonden in het kader van de seksuele uitbuiting en het seksuele misbruik door verdachte. De rechter-commissaris heeft op 22 februari 2023 beslist dat [slachtoffer 1] niet nogmaals zou worden opgeroepen voor een getuigenverhoor. In het kader van een andere strafzaak waarin [slachtoffer 1] als slachtoffer is aangemerkt, had een psycholoog namelijk geconcludeerd dat het niet mogelijk was om [slachtoffer 1] opnieuw te horen zonder gevaar voor haar gezondheid en/of welzijn.
[medeverdachte 1] is op 15 maart 2022 als verdachte aangehouden in het onderzoek ‘Politan’. Zij heeft in die hoedanigheid in eerste instantie geen inhoudelijke verklaring af willen leggen, waarna zij op 24 maart 2023 tegenover de politie heeft verklaard ook slachtoffer te zijn van seksuele uitbuiting door verdachte. Op 25 april 2022 heeft zij aangifte tegen verdachte gedaan, waarna zij nog een aantal keer door de politie is gehoord. Tevens is zij als getuige gehoord door de rechter-commissaris.
Naast het feit dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] afzonderlijk van elkaar gedetailleerd en consequent zijn, hebben zij ook op voor de bewijsvoering relevante punten gelijkluidend verklaard. Voor deze overeenkomsten kan ook grotendeels bevestiging worden gevonden in andere objectieve bevindingen.
Zo hebben [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] beiden verklaard dat zij nog minderjarig waren toen zij verdachte leerden kennen, hetgeen ook uit het dossier blijkt. Zij zouden ook al vanaf jonge leeftijd seks met verdachte hebben gehad. Uit gegevens die zijn verstrekt door hulpverleners en de huisarts van [medeverdachte 1] kan worden afgeleid dat zowel [slachtoffer 1] als [medeverdachte 1] bewogen tienerjaren doormaakten. Beiden waren bekend met drugsgebruik, seksuele contacten met verschillende jongens, een instabiele thuissituatie en het weglopen van huis en uit de instellingen waar zij verbleven. Zowel [slachtoffer 1] als [medeverdachte 1] hebben verklaard dat verdachte degene was waar zij in dat soort situaties terechtkonden.
Ook komen de verklaringen van de aangeefsters overeen voor wat betreft het moment waarop en de locatie waar zij elkaar hebben leren kennen; dat zou zijn geweest in het begin van 2020 in de woning van verdachte.
Dit sluit aan bij de politiemutaties, waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] in januari en maart van 2020 in de woning van verdachte is aangetroffen nadat zij was weggelopen uit de instelling waar zij verbleef. Ook verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] [medeverdachte 1] in zijn woning heeft ontmoet toen zij daar verbleef nadat zij was weggelopen.
[slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] hebben over zichzelf en elkaar verklaard dat zij geld voor verdachte moesten verdienen in de prostitutie en dat verdachte betrokken was bij het maken van de seksafspraken met klanten. Verdachte zou hen met zijn auto naar seksafspraken hebben gebracht.
Uit meerdere stukken in het dossier, waaronder de chat- en tapgesprekken, blijkt dat verdachte bemoeienis had met de prostitutiewerkzaamheden van zowel [slachtoffer 1] als [medeverdachte 1] . Verdachte heeft toegegeven dat hij de dames met zijn auto heeft vervoerd.
Volgens [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] moesten zij een deel van hun verdiensten aan verdachte afstaan. Uit verschillende tapgesprekken is gebleken dat verdachte een gedeelte van de verdiensten van [medeverdachte 1] kreeg. Verdachte heeft verklaard van [medeverdachte 1] een vergoeding te hebben gekregen voor zijn chauffeursdiensten.
[slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] hebben beiden verklaard drugs van verdachte te hebben gekregen. Verdachte heeft toegegeven [slachtoffer 1] een keer XTC te hebben gegeven en samen met [medeverdachte 1] regelmatig drugs (onder meer cocaïne) te hebben gebruikt.
Verdachte zou zich volgens [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] op een bepaalde manier ‘bezitterig’ hebben gedragen tegenover hen. Dit komt naar voren in verschillende chat- en tapgesprekken.
Een andere overeenkomst tussen de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] ziet op de seksafspraak in Breukelen met [medeverdachte 3] . [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] hebben hierover een grotendeels gelijkluidende verklaring afgelegd.
Daarnaast hebben zowel [slachtoffer 1] als [medeverdachte 1] verklaard dat zij de ander hebben gewaarschuwd voor verdachte.
Ook de betrokkenheid van de broer van verdachte, [naam broer verdachte] , komt terug in zowel de verklaring van [slachtoffer 1] als de verklaring van [medeverdachte 1] . [slachtoffer 1] zou deze broer weleens hebben ontmoet en de broer zou meerdere jonge meisjes in de tang hebben die voor hem werkten. [medeverdachte 1] heeft verklaard met verdachte in contact te zijn gekomen via zijn broer. Door toedoen van verdachte en zijn broer zou zij in de prostitutie zijn beland.
Uit het dossier blijkt dat [naam broer verdachte] is aangehouden in een onderzoek naar seksuele uitbuiting van minderjarige en meerderjarige meisjes/vrouwen.
Ook voor de punten waar [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] niet allebei over hebben verklaard kan bevestiging worden gevonden in ander objectief bewijs. Daarbij hecht de rechtbank vooral veel waarde aan de uitgelezen chat- en tapgesprekken. Verdachte waande zich op dat moment immers onbespied, waardoor hij naar het oordeel van de rechtbank vrijuit sprak.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] niet onbetrouwbaar zijn en dat bewijsuitsluiting daarom niet aan de orde is. Het daartoe strekkende verweer wordt verworpen. De delen van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] die niet door andere bewijsmiddelen worden ondersteund, zal de rechtbank niet gebruiken.
Bewijsuitsluiting is evenmin aan de orde wegens het niet opnieuw kunnen horen van de verzochte getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris, zoals door de raadsman is bepleit. De rechtbank overweegt dat de overige resultaten van het opsporingsonderzoek waaronder de verklaring van [medeverdachte 1] , de chatgesprekken en de tapgesprekken voldoende aanknopingspunten bieden voor betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten. Het is niet zo dat een bewezenverklaring in beslissende mate wordt gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer 1] . Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] worden gebruikt.
6.1.2.
Juridische kaders
6.1.2.1. Ontuchtige handelingen
Hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd, is strafbaar gesteld in artikel 245 Sr. In dit wetsartikel staat de bescherming van de seksuele integriteit van jeugdigen tussen de 12 en 16 jaar centraal. De achterliggende gedachte is - kort gezegd - dat personen in die leeftijdscategorie in zijn algemeenheid of op een bepaald moment hun grenzen in dit opzicht niet of in onvoldoende mate kunnen bewaken en de draagwijdte van hun gedragingen niet overzien. De wetgever heeft met het oog daarop de leeftijd in deze delictsomschrijving geobjectiveerd.
De delictsomschrijving bevat de term ‘ontuchtige handelingen’, waarmee seksuele handelingen worden bedoeld die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Hierbij kan onder andere het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer een rol spelen, waarbij gekeken moet worden naar de persoonlijke ontwikkeling van de verdachte en het slachtoffer en de levensfase waarin zij zich bevinden. Ook het al dan niet bestaan van een ondergeschikte positie of een affectieve relatie kan van belang zijn.
De delictsomschrijving bevat daarnaast de term ‘seksueel binnendringen van het lichaam’. Dit omvat ieder binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking. De vraag of sprake is van een dergelijke gedraging laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Seksueel binnendringen heeft voldoende feitelijke betekenis en hoeft daarom niet te worden uitgewerkt in de tenlastelegging.
6.1.2.2. Mensenhandel
6.1.2.2.1. Algemeen
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Dit wetsartikel staat in titel XVIII die ziet op de ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van personen. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting daarvan.
6.1.2.2.2. De verschillende sub-leden
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 en sub 4 Sr
Sub 1 betreft de strafbaarstelling van de persoon die in het traject voorafgaand aan de uitbuiting actief is. De activiteiten van de persoon zijn gericht op de verwezenlijking van het einddoel: de uitbuiting. Het gaat om de activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. Het daadwerkelijke bewegen dan wel dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4.
Voornoemde subonderdelen bestaan uit de volgende drie elementen: a) handelingen, b) dwangmiddelen en c) (oogmerk van) uitbuiting. Om te komen tot een veroordeling voor mensenhandel dient vast te staan dat er sprake is van zowel een handeling als de inzet van een dwangmiddel in relatie tot het oogmerk van uitbuiting. Tussen de handelingen en dwangmiddelen bestaat een causaal verband; de handelingen worden mogelijk gemaakt door het gebruik van/het aanwezig zijn van (één van de) dwangmiddelen.
a. a) De handelingen
De handelingen van sub 1 (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander) hebben elk een neutrale en feitelijke betekenis en kunnen worden begrepen aan de hand van dagelijks taalgebruik. Zij dienen ruim te worden uitgelegd.
Sub 4 ziet op handelingen waarbij iemand een ander dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid (eerste deel van sub 4), dan wel enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid (tweede deel van sub 4). Gedoeld wordt op diegenen die gebruik maken van de uitbuitingssituatie, welke uitbuitingssituatie zij overigens niet zelf hoeven te hebben gecreëerd.
b) De dwangmiddelen
De dwangmiddelen die in sub 1 zijn genoemd zijn: dwang, (dreiging met) geweld of met een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie en het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over een ander heeft.
In sub 4 is opgenomen dat gebruik moet zijn gemaakt van de onder sub 1 genoemde dwangmiddelen, dan wel dat de handelingen moeten zijn verricht onder de onder sub 1 genoemde omstandigheden.
Het dwangmiddel moet ertoe leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie belandt of dat iemand ervan wordt weerhouden om zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken. Het slachtoffer zal door aanwending van het dwangmiddel te allen tijde tegen zijn zin in een situatie van uitbuiting moeten zijn gebracht, dat wil zeggen een situatie waarin hij, als hij daaraan weerstand had kunnen bieden, niet terecht zou zijn gekomen.
Het onderscheid met betrekking tot de dwangmiddelen in sub 1 en sub 4 zit in het gegeven dat in sub 1 het dwangmiddel ziet op de handeling werven, vervoeren etc., terwijl in sub 4 het dwangmiddel direct is gekoppeld aan het zich beschikbaar stellen tot verrichten van arbeid.
c) Het oogmerk van uitbuiting
Het begrip ‘uitbuiting’ is door de wetgever niet gedefinieerd, met dien verstande dat in artikel 273f, tweede lid Sr is bepaald dat ‘uitbuiting ten minste omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, met inbegrip van bedelarij, slavernij en met slavernij te vergelijken praktijken, dienstbaarheid en uitbuiting van strafbare activiteiten’.
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een oogmerk van uitbuiting zijn er meerdere factoren die - gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad - in aanmerking kunnen/moeten worden genomen en die beoordeling is in ieder geval sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Factoren die een rol kunnen spelen bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval van tewerkstelling sprake is van een oogmerk van uitbuiting zijn: de aard en duur van de werkzaamheden, de beperkingen die de tewerkstelling meebrengt voor degene die het werk verricht, en het economisch voordeel (het profijt) dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. De in de Nederlandse samenleving daartoe geldende maatstaven vormen het referentiekader. [1]
Uitbuiting veronderstelt een bepaalde mate van onvrijwilligheid, die ziet op de onmogelijkheid om zich aan een situatie te onttrekken. Het slachtoffer wordt in een situatie gebracht of gehouden waarin hij of zij redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan zich te laten exploiteren. Het aanwenden van een dwangmiddel beïnvloedt de wil waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat het leidt tot het ontbreken van vrijwilligheid waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken.
De daadwerkelijke uitbuiting hoeft bij de beoordeling van artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr nog niet te hebben plaatsgevonden, voldoende is de (onmiskenbare) bedoeling van de dader. Voor het oogmerk van uitbuiting is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit. Het oogmerk van de dader dient te zijn gericht op de uitbuiting, voorwaardelijk opzet is niet voldoende.
De situatie van uitbuiting kan ook ontstaan nadat aanvankelijk vrijwilligheid bij het slachtoffer bestond, bijvoorbeeld indien dwangmiddelen (bijvoorbeeld misleiding) worden toegepast ten aanzien van iemand die reeds in de prostitutie werkte.
Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat onder een uitbuitingssituatie in geval van seksuele uitbuiting wordt verstaan dat een prostituee in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de ‘omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren’.
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel ‘uitbuiting’ als zodanig niet in de tekst van sub 4 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen, bedoeld in sub 4, kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. [2] Niet is vereist dat diegene de uitbuitingssituatie zelf heeft gecreëerd. Daarbij geldt dat het ‘zich beschikbaar stellen’ voldoende is. Dit betekent dat er ook hier niet daadwerkelijk gewerkt hoeft te zijn om tot een voltooid delict te komen.
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 en sub 5 Sr
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 en 5 Sr zien op de bescherming van minderjarigen tegen (seksuele) uitbuiting door anderen. Hierbij is niet van belang of een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, aangezien de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is. Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige.
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr ziet, voor zover in deze zaak van belang, op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is. Deze bepaling is niet beperkt tot uitbuiting in de prostitutie, maar ziet op alle intermenselijke relaties waarbij uitbuiting van een minderjarige aan de orde is.
Het gebruik van dwangmiddelen is niet vereist. De overtuiging van de wetgever is dat aan de exploitatie van minderjarigen ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ inherent is.
Wel moeten de handelingen en het oogmerk van uitbuiting worden bewezen. Aangenomen wordt dat er een oogmerk van uitbuiting bestaat als de verdachte het oogmerk heeft om een minderjarige in de prostitutie te laten werken.
Het in artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr bepaalde ziet op het strafbaar stellen van een minderjarige in de prostitutie brengen. Het gebruik van dwangmiddelen is niet vereist. Uit de wetsgeschiedenis vloeit voort dat de wetgever ten aanzien van de strafbaarstelling van op de prostitutie van minderjarigen gericht handelen, van een eis van verdergaande specifieke, een uitbuitingsituatie kenmerkende, omstandigheden niet heeft willen weten. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. Het voorgaande brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, maar dat handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
Artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr
Strafbaar op grond van sub 6 is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen ter voorkoming dat ‘slechts’ onachtzaam handelen onder het bereik van deze bepaling zou vallen. De Hoge Raad heeft bepaald dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. [3] De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Het gebruik van een dwangmiddel is geen vereiste.
Artikel 273f, eerste lid, sub 8 Sr
In sub 8 gaat het over, voor zover hier van belang, het opzettelijk voordeel trekken van seksuele handelingen tegen betaling bij minderjarigen. Net zoals bij sub 2 en 5 ontbreekt het vereiste van onvrijwilligheid en hoeft de dader geen wetenschap omtrent de leeftijd te hebben gehad. Net als bij sub 5 moet het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, maar levert handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting op en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
Artikel 273, eerste lid, sub 9 Sr
Op grond van sub 9 is degene strafbaar die een ander met (één van) de onder sub 1 genoemde dwangmiddelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde. Dit subonderdeel is erop gericht op te kunnen treden tegen de situatie dat een prostituee wordt gedwongen tot afgifte van (een deel van) haar opbrengsten van seksuele handelingen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in sub 9 omschreven gedragingen alleen strafbaar kunnen zijn als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Het is een impliciet bestanddeel van sub 9.
6.1.2.2.3. Uitgangspunten bewijswaardering
Bij de beoordeling of sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f, eerste lid Sr wordt gekeken naar drie bestanddelen, te weten een aantal dwangmiddelen, een aantal handelingen en het oogmerk van uitbuiting. Voor een bewezenverklaring is niet nodig dat ten aanzien van ieder subonderdeel al deze bestanddelen worden vastgesteld.
Ten aanzien van het bewijs van de feitelijke gedragingen geldt het volgende. Het bewijsminimum zoals neergelegd in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) geldt voor de tenlastelegging als geheel en niet voor elk onderdeel ervan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. [4] Toepassing van voormeld criterium betekent in de onderhavige zaak dat in sommige gevallen op grond van de verklaring van één getuige een in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedraging kan worden bewezen, indien die verklaring niet op zichzelf staat.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een dwangmiddel moet ook worden gekeken naar de onderlinge samenhang van de bewezenverklaarde feitelijke gedragingen.
6.1.3.
Feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. [5]
6.1.3.1. Verklaringen [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat zij verdachte heeft leren kennen in de periode dat ze bij haar pleegmoeder [naam pleegmoeder] (hierna: [naam pleegmoeder] ) in huis woonde, van eind 2018 tot en met 2019. Verdachte was een vriend van [naam pleegmoeder] en kwam daar vaak over de vloer. [slachtoffer 1] werd verliefd op verdachte door de aandacht die ze van hem kreeg. Hij noemde haar zijn vrouw en dat vond ze geweldig. [6] In een later verhoor heeft [slachtoffer 1] verklaard nog steeds verliefd te zijn op verdachte. Ze zou nog steeds wel voor hem willen werken want dan is ze beter af dan nu alleen op een kamer. [7]
Tijdens haar verblijf bij [naam pleegmoeder] heeft [slachtoffer 1] voor het eerst seks met verdachte gehad. De eerste keer heeft volgens haar plaatsgevonden toen verdachte haar ophaalde uit school. Dit vond plaats in de slaapkamer van zijn woning. Hij kleedde haar en zichzelf uit en had vaginale seks met haar. Daarna hebben ze vaak seks met elkaar gehad. [8]
Op feestjes die in het huis van [naam pleegmoeder] werden georganiseerd werd drugs uitgedeeld. [slachtoffer 1] kreeg vaak XTC van verdachte. Nadat [slachtoffer 1] door [naam pleegmoeder] uit huis was gezet bleef ze contact met verdachte opnemen voor drugs. In de periodes dat ze gesloten was geplaatst in instellingen bleven ze ook contact met elkaar houden. [slachtoffer 1] liep regelmatig weg en ging dan naar verdachte toe. [9] Tijdens de periode dat ze seks had met verdachte en het sekswerk deed had ze drugs om haar er doorheen te helpen. [10]
had [medeverdachte 1] leren kennen via verdachte. Verdachte regelde seksafspraken voor [medeverdachte 1] met andere mannen en kreeg geld van haar. Verdachte had voorgesteld dat [slachtoffer 1] ook seksafspraken ging doen, net als [medeverdachte 1] . Ze werd onder het account van [medeverdachte 1] op sexjobs.nl ingeschreven en [medeverdachte 1] regelde op die manier seksafspraken voor haar. [medeverdachte 1] werd in de advertentie aangeboden als ‘ [advertentienaam medeverdachte 1] ’ van 21 jaar en [slachtoffer 1] als ‘ [advertentienaam slachtoffer] ’ van 23 jaar. [medeverdachte 1] zorgde voor het updaten van de advertentie. [slachtoffer 1] had zelf foto’s van haar lichaam gemaakt en naar verdachte gestuurd. Als verdachte haar en [medeverdachte 1] vervoerde naar en van seksafspraken moesten ze hem de helft van hun verdiensten geven. De seksafspraken hadden plaatsgevonden van maart tot en met oktober 2021. Ze had samen met [medeverdachte 1] en ook alleen seksafspraken gehad. Tijdens alle seksafspraken was [slachtoffer 1] onder invloed van cocaïne die ze van [medeverdachte 1] of verdachte kreeg. [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] werden naar en van de seksafspraken vervoerd door verdachte of [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) en ze betaalden aan degene die hen reed. [11] Zij en [medeverdachte 1] hielpen elkaar er een beetje doorheen en steunden elkaar op het gebied van drugs. [12]
Op 19 juni 2021 had [slachtoffer 1] samen met [medeverdachte 1] een seksafspraak (trio) gehad in het Van der Valk Hotel in Breukelen. [13] Ze was gekleed in een jurkje en hakken. [slachtoffer 1] had de klant gepijpt en gezoend. Eerder die dag was ze samen met verdachte en [medeverdachte 1] lingerie gaan kopen. [14]
Verdachte had vaak tegen [slachtoffer 1] gezegd dat ze van hem was en daar werd ze heel bang van. [15]
[medeverdachte 1] had [slachtoffer 1] gewaarschuwd voor verdachte en andersom ook. [16]
6.1.3.2. Verklaringen [medeverdachte 1]
heeft verklaard dat zij prostitutiewerkzaamheden heeft moeten uitvoeren voor verdachte. Dit gebeurde bij verdachte thuis en hij bracht haar naar seksafspraken of regelde vervoer door anderen. [17] De advertentie op de naam ‘ [advertentienaam medeverdachte 1] ’ had ze samen met verdachte gemaakt. [18] Verdachte of zij maakte de afspraken met klanten. Verdachte had meerdere telefoons en kon ook in haar iPhone. [19] Verdachte en zij beschikten beiden over het telefoonnummer dat in de advertentie stond. Als zij geen zin had om te appen deed hij dat. Hij wilde weten hoe ze met klanten praatte zodat hij dat ook kon doen. [20] Als ze actief wilde zijn zette ze haar advertentie bovenaan op de website. [21] Vanaf haar achttiende moest ze elke dag werken. Het geld dat ze verdiende moest ze afgeven aan verdachte. [22] Ze had altijd een groot deel van haar verdiende geld aan verdachte af moeten geven. Verdachte wilde zelfs geld als hij haar niet had gereden. [23] Van het geld dat ze zelf mocht houden moest ze ook onder andere nog lingerie, condooms, boodschappen en benzine betalen. [24] Ze werd soms gereden door verdachte en soms door [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] vroeg alleen een klein bedrag. [25] [26]
Ze moest zelf ook seks hebben met verdachte. [27]
In die tijd was ze onzeker en werd ze veel gepest op school. Verdachte wist dat ze minderjarig was en dat ze van huis wegliep. [28] Vanaf haar veertiende gebruikte ze veel drugs en had ze veel slechte dingen meegemaakt. [29] Veel van haar verdiende geld ging op aan drugs. Ze kreeg ook vaak drugs van verdachte als ze met hem samen was. Hij vond het leuk om samen drugs te gebruiken. [30] Ze nam vaak cocaïne om het werk gemakkelijker te maken. [31]
Verdachte belde en berichtte haar voortdurend. Verdachte wist alles over de vriendjes die ze had. [32] Soms ging ze stiekem zelf afspraken maken met klanten zonder dat verdachte het wist. [33] Ze paste dan het telefoonnummer in de advertentie aan en reed dan met [medeverdachte 2] . [34] Als verdachte via haar advertentie op sexjobs.nl had gezien dat ze actief was geweest moest ze het geld alsnog afstaan. Hij volgde dat elke dag. [35] Hij controleerde ook elke dag of ze de advertentie had aangepast. [36]
Verdachte leerde haar op zijn manier hoe ze in het leven moest zijn, maar wel op zijn manier door een goede escort van haar te maken. [37] Hij zorgde op zijn manier voor haar. [38] Ze kon niet uit de situatie stappen want ze wist dat hij haar nooit met rust ging laten, omdat hij haar vaak genoeg had bedreigd en dat had gezegd. [39] Hij zei altijd dat hij haar gemaakt had en dat ze hem financieel niet kon laten vallen. Aan de andere kant zei hij dat hij van haar hield. Hij was ook wel lief voor haar en gaf haar veel complimenten. Ze voelde zich op een bepaalde manier verslaafd aan hem en had geaccepteerd dat ze zijn bezit was, zijn hoer en zijn vrouw. Ze was en is zo bang voor verdachte maar aan de andere kant is ze zo gewend aan hem en dit leven dat ze bang is hoe haar leven verder zonder verdachte eruit zal zien. Ze voelt een soort plicht en verslaving voor verdachte als een persoon die haar groot heeft laten worden op zijn manier. [40]
In de laatste periode - toen ze 21 was - ging ze een beetje tegen verdachte in door nee te zeggen en stoer te doen, en hij deed dan alsof hij zich ging aanpassen, maar achteraf bleek dat toch niet zo te zijn. [41]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat ze [slachtoffer 1] in 2020 heeft leren kennen. [42] Verdachte had haar gezegd dat ze [slachtoffer 1] mee moest nemen naar seksafspraken omdat [slachtoffer 1] van hem geld moest verdienen. Soms had verdachte een afspraak voor [slachtoffer 1] gemaakt en soms ging het via de advertentie van [medeverdachte 1] . [slachtoffer 1] ging dan in haar plaats en gebruikte haar telefoon en account. [43]
Ze had samen met [slachtoffer 1] een seksafspraak gehad in het Van der Valk Hotel in Breukelen. Verdachte had die afspraak voor [medeverdachte 1] geregeld en [slachtoffer 1] moest een uurtje meedoen. Eerder die dag hadden ze samen met verdachte lingerie gekocht. [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] hadden voorafgaand aan de afspraak samen heel veel cocaïne gebruikt. [slachtoffer 1] had gezegd dat meer dan de helft van het geld dat zij met de seksafspraak had verdiend door verdachte was afgepakt. [44] [slachtoffer 1] had de klant alleen gezoend op de mond en gepijpt. [medeverdachte 1] had gezien dat [slachtoffer 1] angstig was en ze liet met haar gezichtsuitdrukking zien dat ze het vies vond. Tijdens de seksafspraak hield [medeverdachte 1] contact met verdachte over de komst en het terugbrengen van [slachtoffer 1] . [45]
[slachtoffer 1] is ook weleens met haar en [medeverdachte 2] mee geweest. Verdachte stuurde [slachtoffer 1] dan een adres door. [slachtoffer 1] zei tegen [medeverdachte 2] dat ze [advertentienaam slachtoffer] heette en 23 jaar oud was. [46] Je zag dat ze het niet leuk vond, maar ze moest van verdachte en [medeverdachte 1] moest haar meenemen. [47]
[slachtoffer 1] gebruikte veel drugs. [48]
Volgens [medeverdachte 1] was [slachtoffer 1] verliefd op verdachte. Ze had [slachtoffer 1] gewaarschuwd dat hij haar wilde misbruiken. [49]
Verdachte had haar gezegd dat [slachtoffer 1] zijn eigendom zou zijn als ze 18 jaar was. Hij deed alsof [slachtoffer 1] zijn vriendin was om haar te lokken. [50]
6.1.3.3. Verklaringen van verdachte
Over [slachtoffer 1]
Verdachte heeft verklaard dat hij kort nadat hij [slachtoffer 1] had leren kennen wist dat zij minderjarig was. Hij had haar één keer XTC gegeven; verdachte dacht dat dit voor een vriendin van [slachtoffer 1] was. [51]
[slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] hadden elkaar ontmoet bij hem thuis, toen [slachtoffer 1] daar verbleef nadat zij was weggelopen. [52] Verdachte wist dat [medeverdachte 1] in de prostitutie werkte. [slachtoffer 1] wist van hem wie [medeverdachte 1] was en wat zij deed. [slachtoffer 1] had geen geld en in [medeverdachte 1] ’s voetsporen volgen was voor haar de makkelijkste manier. [53] Verdachte was erbij geweest toen [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] vertelde over haar prostitutiewerkzaamheden. [54] [slachtoffer 1] had weleens pikante foto’s van zichzelf naar hem gestuurd. [55]
Op 19 juni 2021 had hij [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] naar het Van der Valk Hotel in Breukelen gebracht. Hij had daar op de parkeerplaats staan wachten en [slachtoffer 1] daarna teruggebracht naar de instelling waar zij verbleef. [56] [medeverdachte 1] ging eerst naar binnen en [slachtoffer 1] ging later ook naar binnen. [slachtoffer 1] was die dag schaars gekleed, zij droeg hakken en een kort rokje. [57]
Over [medeverdachte 1]
Verdachte heeft verklaard dat hij eind 2017 voor het eerst seks met [medeverdachte 1] heeft gehad. Er zijn daarna periodes geweest dat zij vaker seks met elkaar hadden. Hij heeft haar met zijn auto vervoerd naar en van seksafspraken. Hij kreeg daar een vergoeding voor, €30,- of € 40,- per rit. Ze gebruikten wel eens samen cocaïne. Als ze erom vroeg kon ze het gewoon van hem krijgen zonder daarvoor te betalen. Hij bekeek de advertentie van [medeverdachte 1] op sexjobs.nl om het aantal ‘views’ te vermeerderen, zodat de advertentie hoger geplaatst werd. [58] Verdachte wist ongeveer vanaf ongeveer 2016 dat [medeverdachte 1] in de prostitutie werkte. [59]
6.1.3.4. Seksadvertentie
Op sexjobs.nl is een advertentie gevonden met de naam ‘ [advertentienaam medeverdachte 1] ’. Het in de advertentie genoemde telefoonnummer is te koppelen aan [medeverdachte 1] . [60]
Verdachte heeft tussen 23 februari en 10 maart 2022 50 keer de website sexjobs.nl bezocht, waarvan 46 keer op 23 februari 2022. [61]
In de periode van 6 tot en met 13 maart 2022 is op de telefoon van verdachte meerdere keren gezocht naar de advertentie van [medeverdachte 1] op sexjobs.nl. [62]
Eén van de afbeeldingen die in de advertentie is gebruikt is ook op de telefoon van verdachte aangetroffen; het betreft een deel van een lichaam met een zogenaamde smiley. [63] Ook is een foto van de advertentie zelf gevonden. [64] Tevens is op de telefoon een foto gevonden van een andere vrouw, die naar het oordeel van de rechtbank duidelijk is bestemd als verificatiefoto voor een seksadvertentie (zie in dit verband ook ECLI:NL:RBGEL:2022:7411). [65]
Verdachte heeft op 6 juli 2021 het wachtwoord van de telefoon van [medeverdachte 1] opgeslagen. [66]
6.1.3.5. Chatgesprekken (op chronologische volgorde)
In de woning van verdachte is een Huawei telefoon gevonden. [67] Volgens verdachte was deze telefoon van hem. [68] In een Facebook Messenger-gesprek van
begin maart 2021noemen de gebruiker van de telefoon en [slachtoffer 1] elkaar
“lieverd”en
“schatje”. Ze bespreken dat ze elkaar missen. De gebruiker zegt:
“Ik heb echt komkommer van je nodig schatje”, “ja na mijn werk wil ik komkom”en
“Als ik er aan denk wil ik je gelijk hebben”en
“Ik heb echt sex nodig van jou”, waarop [slachtoffer 1] zegt:
“Ik ook schat”. [slachtoffer 1] heeft het verder over samen
“spacen”. De gebruiker van de telefoon heeft het over naakt in huis lopen en zegt dan
“ja de hele dag je pakken”. Het gaat over samen douchen en veel ‘komkom hebben’ samen. De gebruiker zegt:
“Als je maar weet dat je van mijn bent”. [69] [70]
In een chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] op
15 juni 2021, een aantal dagen voorafgaand aan de seksafspraak in Breukelen, lijkt door verdachte te worden gesproken over het inwerken van een meisje voor seksuele diensten. Volgens verdachte kan het meisje alle seksuele diensten uitvoeren die [medeverdachte 1] opnoemt en hij zegt tegen [medeverdachte 1] :
“maak haar net als jou, dat is wat ik wil”. [71]
In een chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] op
22 juni 2021wordt in één zin gesproken over een date met een Turk, [slachtoffer 1] en een trio. Daarna zegt verdachte
“ook beter als het zo via jou gaat, hou je ook een oogje in het zeil”en
“jullie zijn lekker bezig.” [72]
In een chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] van
7 juli 2021zegt [medeverdachte 1] dat zij door toedoen van [slachtoffer 1] een SOA heeft opgelopen. Haar klanten waar [slachtoffer 1] was geweest zijn ook ziek. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn helemaal klaar met haar. Verdachte verontschuldigt zich tegenover [medeverdachte 1] en zegt:
“Ja ik dacht wel dat ze goed was voor het werk. En heb er toch met jou in contact gebracht.” [73]
In een chatgesprek tussen verdachte en [slachtoffer 1] van
29 augustus 2021stuurt verdachte een foto van [slachtoffer 1] in een uitdagende pose in lingerie met de toevoeging
“je hoerenleven”. [74] [75] Verdachte heeft verklaard dat hij deze foto op een eerder moment van [slachtoffer 1] zelf toegestuurd heeft gekregen. [76] [slachtoffer 1] zegt tegen verdachte
“Je hebt je werk goed gedaan man. Mij verpesten. Kleine meisjes beetje ompraten verlieft maken en vervolgens naar de kanker brengen”en “
jij manipuleert al die kanker meisjes.”Verdachte zegt tegen [slachtoffer 1]
“Nog 1 jaar en 5 maanden vrouw.”Als [slachtoffer 1] vervolgens zegt dat verdachte het kan vergeten met zijn 1 jaar en 5 maanden, reageert verdachte met
“ mevrouw [slachtoffer 1] zal ik nooit doen”. [77] [78]
In een chatgesprek tussen verdachte en [slachtoffer 1] van
20 oktober 2021zegt [slachtoffer 1] dat verdachte haar met rust moet laten en
“ben [slachtoffer 1] van 14 niet meer”. [79] [80]
In screenshots van chats tussen verdachte en [slachtoffer 1] in
december 2021is te zien dat [slachtoffer 1] meerdere malen aangeeft dat verdachte haar met rust moet laten. Hij probeert echter op verschillende momenten weer contact met haar te leggen en probeert haar daarbij over te halen om hem te bellen en met hem te praten. [81] [82]
In chatgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] in de periode van
januari tot en met maart 2022noemt verdachte [medeverdachte 1]
“lieverd”,
“schatje” [83] [84] en zijn
“prinses” [85] en hij zegt dat hij van haar houdt. [86] Op
15 maart 2022spreken ze over Oekraïense vluchtelingen, waarbij [medeverdachte 1] zegt dat ze vluchtelingenvrouwen moeten gaan opvangen, dat er wel mooie tussen zitten en dat ze ook geldnood hebben. Ze zegt:
“Kijk zijn onze werk candidaten”, waarop verdachte zegt
“Er is werk voor ze, waar ze lekker kunnen verdienen.” [87]
In chatgesprekken tussen verdachte en ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’ op
23 februari 2022vraagt verdachte of de gesprekspartners bereid zijn om mee te gaan naar een seksafspraak. [88] Op diezelfde datum heeft verdachte een chatgesprek met [naam 3] (hierna : [naam 3] ), waarin hij zegt dat ze [medeverdachte 1] moet contacten omdat die iets voor haar heeft. Daarna is uit het gesprek op te maken dat verdachte [naam 3] samen met iemand anders ophaalt. [89] Op 23 februari 2022 zijn [naam 3] en [medeverdachte 1] samen naar een seksafspraak gegaan in Ermelo, zoals hierna blijkt uit paragraaf 6.2.
6.1.3.6. Tapgesprekken
In een tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] op
25 februari 2022zegt [medeverdachte 1] dat er over 20 minuten nog iemand komt en dat verdachte rustig aan moet doen met terugkomen. [90]
Op dezelfde dag heeft [medeverdachte 1] het over een cardate en zegt verdachte:
“Maar waarom wil je die cardate dan gewoon waarom ga je die persoon niet beter thuis ontvangen”. Hierop reageert [medeverdachte 1] met:
“Ja jij zei dat het niet mag, dan doe ik het ook niet.” [91]
In een tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] op
28 februari 2022vertelt [medeverdachte 1] over de klanten die ze het aankomende weekend heeft en verdachte zegt:
“hoe ga je dat met mij delen?”Even later zegt verdachte geen geld te hebben en eten en benzine nodig te hebben. Hij zegt dat [medeverdachte 1] hem gelijk
“doekoe”moet geven als zij werkt, dan is hij ook nooit
“skir”. Hij heeft steeds niks in zijn zak en moet haar om geld vragen. [92]
In een tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] op
1 maart 2022zegt [medeverdachte 1] : “
voor jou moet ik geld laten maar wat met hem dan”, waarop verdachte zegt:
“je moet gewoon geld voor mij thuis achterlaten en direct dat hij jou komt ophalen alleen maar een klein beetje tanken, zodat ie weer terug kan komen, de rest regel ik zelf”. Ze hebben het over ontvangst van klanten thuis in de avond, dat ze dan beter een hotelkamer kunnen huren waaruit ze eventueel ook kunnen
“bewegen”.
In hetzelfde gesprek zegt verdachte dat hij niet zonder [medeverdachte 1] kan. Ze is zijn mattie, vriendin, steun en toeverlaat. Hij gaat nooit moe van haar worden.
Ze hebben het over iemand die [medeverdachte 1] gaat rijden en verdachte zegt:
“deze kill ga ik ook op [naam 3] inzetten op haar te rijden gewoon (..) daar heb ik jou voor nodig (..) dat je die klanten fixed voor haar”en:
“als ik haar met mijn driver op pad stuur moet je het zo zien is elke keer 7 donnies bij elke klant die jij haar hebt gestuurd, snap je.” [93]
Op
3 maart 2022belt verdachte met een man en bespreekt met hem dat hij [medeverdachte 1] moet vervoeren als zij dat wil. [94] Hij zegt daarna tegen [medeverdachte 1] dat zij de hele dag met die jongen kan bewegen als zij wil. [95] Ze moet hem geen
“doekoe”geven. [96] Verdachte zegt even later in ditzelfde gesprek:
“Echt liefie, ik ben echt blij met je man. Het gaat zo zijn als jij uit mijn leven wil gaan wordt ik loco he, onthou dat goed. Ik kan niet zonder jou. Ik heb alleen maar love en respect voor jou.”
Ook op
3 maart 2022vraagt verdachte aan [medeverdachte 1] of ze de man uit Hoorn laat douchen en zegt:
“Wel een kleine handdoek geven he”. [97]
Later vertelt [medeverdachte 1] over de tarieven die zij hanteert voor klanten, waarop verdachte zegt:
“We doen gewoon volle pot”. Verdachte wenst haar een mooie dag en zegt:
“pak wat je pakken kan”en:
“Home sweet home, yeah, get the money, ja breng het maar voor papa.” [98] Daarnaast bemoeit verdachte zich ook met hoe [medeverdachte 1] zich moet kleden. Zo zegt hij bijvoorbeeld dat ze niet schaars gekleed over straat moet. Als [medeverdachte 1] zegt dat zij wel mooi moet zijn omdat ze naar klanten moet, antwoordt verdachte:
“ik weet het maar dat je erop let, als blauw(de rechtbank begrijpt: politie)
stopt wat dan ook, begrijp je”. [99]
In een tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] op
7 maart 2022zegt [medeverdachte 1] dat ze iemand zoekt die haar overdag kan rijden omdat verdachte dan aan het werk is. Verdachte wil concrete afspraken maken over de financiën als zij iemand heeft gevonden. [medeverdachte 1] wil verdachte niet meer dan vier
“donnies”per uur betalen. Verdachte zegt:
“daar ben ik het niet mee eens, dat zeg ik je gewoon eerlijk. Voor 4 donnies dat ik dan ook nog mijn huis aan jou moet gaan dingesen.”[medeverdachte 1] houdt verdachte voor dat zij andere mensen heeft gesproken die hun huis voor een hele dag aan haar willen verhuren voor €120,- tot € 150,- terwijl ze dan niet eens weten hoeveel mensen er zijn geweest. Verdachte gaat akkoord met € 40,- per klant en zegt:
“want ik wil je niet kwijt en ik hou gewoon heel veel van je”.
Verdachte zegt:
“wanneer we gaan rijden geef me gewoon mijn money. Enne als ik eh gewoon osso ben, leg gewoon die money gelijk, snap je.”En
“zet mij gewoon goed, dan ga je mij niet horen klagen”. Ook zegt verdachte:
“ik weet, jij betaalt ook alles, jij helpt mij, je haalt eten voor me, je zorgt voor me. Het klopt is allemaal waar dat he dat ook financiert.” [100]
6.1.3.7. Politieregistraties
In oktober 2017 heeft verdachte tegenover de politie verklaard dat hij [medeverdachte 1] al een jaar of twee kende en haar hulp had geboden omdat ze in de problemen zat. Ook [medeverdachte 1] zei verdachte al sinds 2015 te kennen. [101]
Op 31 juli 2018 is [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2] gecontroleerd terwijl zij in een auto zaten op de parkeerplaats van Hotel Van der Valk in De Bilt. [medeverdachte 1] was schaars gekleed. [102]
Op 3 januari 2020 is [slachtoffer 1] aangetroffen in de woning van verdachte nadat zij als vermist was opgegeven. Ook op 23 maart 2020 is [slachtoffer 1] in de woning van verdachte aangetroffen toen zij als vermist stond gesignaleerd. Zij lag enkel gekleed in een onderbroek en t-shirt in het bed van verdachte. [103] [104]
6.1.3.8. Seksafspraak Breukelen
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de klant was van de seksafspraak in Breukelen op 19 juni 2021. [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] waren die avond bij hem op de hotelkamer geweest. [slachtoffer 1] is een uur gebleven. [105]
Op foto’s die de bewuste avond in de lobby van het hotel zijn gemaakt is te zien dat [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] gekleed waren in jurkjes en hoge hakken. [106] [107]
In een chatgesprek op 18 juni 2021 tussen [medeverdachte 3] en een telefoonnummer dat is te koppelen aan [medeverdachte 1] , geeft [medeverdachte 3] aan dat het hem leuk lijkt om een trio te doen. Er worden [medeverdachte 3] foto’s toegestuurd van andere dames, waaronder een foto van [slachtoffer 1] . Ook wordt tegen [medeverdachte 3] gezegd:
“Ze rekent 200 eu per uur is vandaag haar eerste dag ben haar aan het inwerken of tenminste helpen omdat zij geen ervaring mee heeft”en op de vraag van [medeverdachte 3] hoe oud ze is:
“23 jaar schat.” [108]
6.1.3.9. Getuigen
[naam pleegmoeder] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] in de periode dat zij bij haar woonde had verteld dat verdachte aan haar had gezeten. [109] Zij had verdachte daarom zelfs de toegang tot haar woning ontzegd. [110]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] rondreed in zijn taxi naar seksafspraken. In de loop van de tijd waren ze goede vrienden geworden. [111]
[naam 3] (hierna: [naam 3] ) heeft verklaard dat zij soms samen met [medeverdachte 1] seksafspraken deed. Ze werden dan gereden door verdachte of [medeverdachte 2] . Als verdachte hen reed, betaalde [naam 3] hem meestal € 50,- per klant voor de benzine, de wachttijd en wat eten. [medeverdachte 1] zei dat verdachte een vriend van haar was waar ze ook mee naar bed ging. Hij hielp haar omdat ze zijn huis mocht gebruiken voor sekswerk. Verdachte was geobsedeerd door [medeverdachte 1] , hij deed heel verliefd en noemde haar ‘prinses’. Hij vroeg altijd waar ze was, wat ze aan het doen was en of ze aan het werk was. [112]
6.1.3.10. Persoonlijke omstandigheden [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1]
[slachtoffer 1]
De behandelcoördinator van [slachtoffer 1] bij [naam zorginstelling] heeft in een brief beschreven dat [slachtoffer 1] in 2018 op dertienjarige leeftijd uit huis werd geplaatst vanwege de instabiele en stressvolle thuissituatie. Zij heeft daarna op diverse plekken gewoond, waaronder bij [naam pleegmoeder] . In die periode was [slachtoffer 1] zeer kwetsbaar en zocht zij afleiding in risicovol gedrag. Ze hunkerde naar aandacht, afleiding, erkenning, warmte en nabijheid. [113]
[slachtoffer 1] komt veelvuldig in de politiesystemen voor als vermist persoon. Zij is in 2020 twee keer in de woning van verdachte aangetroffen nadat zij als vermist was opgegeven. In maart 2020 werd zij, nadat verdachte ontkende dat [slachtoffer 1] in de woning was, aangetroffen in het bed van verdachte met alleen een onderbroek en een t-shirt aan. Uit de politiemutaties blijkt ook van drugsgebruik. [114] [115] [116]
[medeverdachte 1]
Uit politieregistraties blijkt dat er in juni 2017 al gesproken werd over [medeverdachte 1] in verband met haar drugsgebruik, alcoholgebruik en prostitutie. De relatie met haar ouders zou zeer slecht zijn en zij zou regelmatig enkele dagen achter elkaar niet thuiskomen. [117]
[medeverdachte 1] is in de eerste helft van 2019 in beeld geweest bij de jeugdhulpverlening. Uit de door hen verstrekte gegevens blijkt dat er vermoedens waren dat [medeverdachte 1] werkzaam was in de prostitutie. Ze liet zich niet behandelen en volgde geen adviezen van de jeugdhulpverlening op. [118]
Uit het medische dossier van [medeverdachte 1] komt naar voren dat er in 2014 al zorgen waren omtrent [medeverdachte 1] in verband met het weglopen van huis en vermoedens dat zij verzeild was geraakt in een netwerk van loverboys. Ook werd zij toen verwezen naar de Brijder Stichting wegens haar drugsgebruik. Eind 2014 is door Bureau Jeugdzorg een verwijzing gevraagd voor een klinische opname voor een behandeling van slachtoffers van loverboys bij Fier. In 2015 is zij bij een crisisgezin geplaatst. Vanaf dat jaar zijn er zeer regelmatig SOA’s vastgesteld. Ook blijkt dat [medeverdachte 1] meerdere keren zwanger is geweest vanaf 2016 en dat deze zwangerschappen allemaal zijn afgebroken. In september 2020 was er een vermoeden van schizofrenie. In april 2022, nadat het strafrechtelijk onderzoek werd gestart, is bij [medeverdachte 1] een complexe PTSS vastgesteld. [119]
6.1.4.
Weging van de feiten en omstandigheden in het licht van de tenlastelegging
6.1.4.1. [slachtoffer 1]
6.1.4.1.1. Ontuchtige handelingen (feit 2)
Op grond van de hiervoor in paragraaf 6.1.3. vastgestelde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] verdachte eind 2018 heeft leren kennen, nadat zij bij [naam pleegmoeder] in huis kwam wonen. Op dat moment was [slachtoffer 1] 14 jaar oud en verdachte 35 jaar oud. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij kort daarna voor de eerste keer seks met elkaar hadden.
Op een Huawei telefoon is een chatgesprek aangetroffen dat volgens de rechtbank gevoerd is tussen verdachte en [slachtoffer 1] in maart 2021. De Huawei telefoon is gevonden in de woning van verdachte en verdachte erkent dat dit zijn telefoon is. Uit de opmerkingen van de gesprekspartner over onder andere het verblijf in een instelling en het binnenkort begeleid kunnen wonen komen dusdanig overeen met de situatie van [slachtoffer 1] in die periode dat de rechtbank concludeert dat dit gesprek met [slachtoffer 1] is gevoerd. Uit het chatgesprek kan worden afgeleid dat verdachte en [slachtoffer 1] spraken over het hebben van seks met elkaar en dat dit ook eerder al had plaatsgevonden.
Hoewel het genoemde chatgesprek dateert van een periode dat [slachtoffer 1] al 16 jaar oud was, gaat de rechtbank er vanuit dat er ook seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] in de periode dat [slachtoffer 1] nog geen 16 jaar oud was. [slachtoffer 1] heeft immers verklaard dat zij tijdens haar verblijf bij [naam pleegmoeder] – toen zij dus 14/15 jaar oud was - al voor het eerst seks met verdachte heeft gehad. De eerste keer heeft volgens haar plaatsgevonden toen verdachte haar ophaalde uit school. Dit vond plaats in de slaapkamer van zijn woning. Hij kleedde haar en zichzelf uit en had vaginale seks met haar. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de vaststelling dat [slachtoffer 1] in maart 2020 is aangetroffen in de woning van verdachte. Zij lag op dat moment in het bed van verdachte, enkel gekleed in een onderbroek en t-shirt. Hierbij is van belang dat de verklaring van [slachtoffer 1] steun vindt in het beeld dat getuige [naam pleegmoeder] schetst. In de periode dat [slachtoffer 1] bij haar verbleef gingen er volgens [naam pleegmoeder] geruchten rond over dat verdachte en [slachtoffer 1] seks met elkaar zouden hebben gehad. Zij had verdachte daarom zelfs de toegang tot haar woning ontzegd.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte, terwijl hij meerderjarig was, seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer 1] , die toen jonger dan 16 jaar was en dat deze handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt.
6.1.4.1.2. Mensenhandel (feit 1)
Uit de hiervoor in paragraaf 6.1.3. genoemde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte [slachtoffer 1] eind december 2018 heeft leren kennen. Verdachte heeft de destijds minderjarige [slachtoffer 1] in een kwetsbare periode van haar leven de aandacht gegeven waar zij naar verlangde. Verdachte wist op dat moment ook dat [slachtoffer 1] minderjarig was. Hij had seks met haar, voorzag haar van drugs en bood haar onderdak als zij wegliep uit de instelling waar zij verbleef. Dit maakte dat [slachtoffer 1] verliefd werd op verdachte en dat hij haar het gevoel gaf dat ze zijn ‘vrouw’ was.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] op enig moment voorgesteld aan [medeverdachte 1] , die reeds in de prostitutie werkzaam was en waarvan verdachte ook op de hoogte was.
Vastgesteld kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] op 19 juni 2021, nadat hij hen naar de stad had gebracht om lingerie te gaan kopen, naar het Van der Valk Hotel in Breukelen heeft gebracht. [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] waren schaars gekleed. [medeverdachte 1] had daar een seksafspraak met [medeverdachte 3] . [slachtoffer 1] heeft een uur deelgenomen aan deze afspraak en ook seksuele handelingen verricht bij [medeverdachte 3] . Verdachte heeft in zijn auto op de parkeerplaats op [slachtoffer 1] gewacht en haar daarna teruggebracht naar de instelling waar zij verbleef. [medeverdachte 1] is de hele nacht in de hotelkamer gebleven en verdachte heeft haar de volgende dag opgehaald en naar huis gebracht. In de chatgesprekken met [medeverdachte 3] waarin de seksafspraak wordt besproken, wordt aan [medeverdachte 3] onder andere een foto van [slachtoffer 1] gestuurd, die verdachte op een later moment ook aan [slachtoffer 1] zelf stuurt en waar hij dus kennelijk over beschikte.
Alle omstandigheden bij elkaar gezien vindt de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, niet wist dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] in het hotel waren voor een seksafspraak. De rechtbank gaat ervan uit dat hij juist degene is geweest die de afspraak heeft geregeld, zoals zowel [slachtoffer 1] als [medeverdachte 1] hebben verklaard.
Dat sprake was van meerdere seksafspraken van [slachtoffer 1] en dat verdachte daar ook bemoeienis mee had, leidt de rechtbank allereerst af uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] . Beiden hebben verklaard dat [slachtoffer 1] meerdere seksafspraken heeft gehad, dat deze seksafspraken voor [slachtoffer 1] door verdachte of [medeverdachte 1] werden gemaakt, dat er gebruik werd gemaakt van de advertentie van [medeverdachte 1] op sexjobs.nl en dat [slachtoffer 1] door verdachte of [medeverdachte 2] naar de seksafspraken werd vervoerd. Zowel [slachtoffer 1] als [medeverdachte 1] hebben over zichzelf en elkaar verklaard dat zij een deel van hun verdiensten aan verdachte moesten afstaan.
Daarnaast blijkt de betrokkenheid van verdachte uit verschillende chatgesprekken. Zo heeft verdachte het een aantal dagen voorafgaand aan de seksafspraak in Breukelen met [medeverdachte 1] over het inwerken van een meisje voor seksuele diensten en zegt hij:
“maak haar net als jou, dat is wat ik wil”. Tekenend is ook het chatgesprek met [medeverdachte 1] over de klanten waar [slachtoffer 1] was geweest en de opmerking van verdachte in dat gesprek:
“Ja ik dacht dat ze goed was voor het werk. En heb er toch met jou in contact gebracht”.
Uit chatgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 1] blijkt dat verdachte wist van het prostitutiewerk van [slachtoffer 1] (
“je hoerenleven”) en dat hij over een pikante foto van haar beschikte die ook naar [medeverdachte 3] was gestuurd. Ook benoemde verdachte meerdere keren dat [slachtoffer 1] zijn bezit zou zijn of worden zodra ze 18 zou zijn en probeerde hij op meerdere momenten contact met haar te leggen terwijl ze had aangegeven dat niet te willen.
Door te handelen zoals hiervoor beschreven heeft verdachte handelingen ondernomen waarvan hij wist dat [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr).
Uit hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de wetsgeschiedenis, vloeit voort dat het handelen als neergelegd in de strafbepaling van artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr wordt aangemerkt als seksuele uitbuiting van een minderjarige.
Dit brengt met zich dat ook bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr bepaalde. Verdachte heeft [slachtoffer 1] geworven, vervoerd, overgebracht en opgenomen met het oogmerk haar te faciliteren in haar prostitutiewerk. Het oogmerk van verdachte is dan ook gericht geweest op uitbuiting in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr.
Ook kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met een ander (artikel 273f, eerste lid, sub 8 Sr).
6.1.4.1.3. Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Die kwalificatie is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390).
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het medeplegen met [medeverdachte 1] voor het uitbuiten van [slachtoffer 1] voor wat betreft sub 5 wel bewezen. Het volgende is daarbij van belang. Vaststaat dat verdachte gedurende de gehele periode dat de seksafspraken hebben plaatsgevonden samen met [medeverdachte 1] betrokken is geweest bij de uitbuiting van [slachtoffer 1] . De rechtbank overweegt dat, ondanks de ondergeschikte positie die [medeverdachte 1] ten opzichte van verdachte had (hierover later meer), er sprake was van een duidelijke taakverdeling tussen beiden. Zo heeft [medeverdachte 1] (ook) seksafspraken voor [slachtoffer 1] geregeld (onder meer via haar eigen advertentie op sexsjobs.nl), een trio met [slachtoffer 1] gehad, [slachtoffer 1] vergezeld in de auto als zij door verdachte of [medeverdachte 2] werd gebracht naar een seksafspraak en [slachtoffer 1] verdovende middelen gegeven wanneer zij seksafspraken had. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte de overige bewezenverklaarde gedragingen verricht. Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] . Dat [medeverdachte 1] geen financieel voordeel heeft genoten van de uitbuiting van [slachtoffer 1] maakt dit niet anders, nu de handelingen van verdachte en [medeverdachte 1] in ieder geval tot doel hadden dat [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Het al dan niet genieten van eigen financieel voordeel is voor de bewezenverklaring (van sub 5) niet relevant.
6.1.4.1.4. Periode
De rechtbank gaat voor wat betreft de periode waarin de ontucht met [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden uit van de verklaring van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft verdachte pas eind 2018 leren kennen en is op 14 december 2020 16 jaar oud geworden. De rechtbank zal daarom tot een bewezenverklaring komen van de periode van 25 december 2018 tot en met 14 december 2020.
De rechtbank gaat voor wat betreft de start van de periode waarin de mensenhandel van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden eveneens uit van december 2018. Hoewel de daadwerkelijke seksafspraken pas in maart 2021 zijn gestart – zo volgt uit de uit verklaring van [slachtoffer 1] – blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte al sinds december 2018 handelingen heeft verricht die zagen op het verwerven en opnemen van [slachtoffer 1] en die gericht waren op haar uiteindelijke uitbuiting. Zo heeft verdachte [slachtoffer 1] vanaf dat moment al afhankelijk van hem gemaakt (onder meer door seks met haar te hebben, haar drugs te geven en haar onderdak te verschaffen als zij wegliep uit de instelling waar zij verbleef, waardoor [slachtoffer 1] verliefd op hem werd) zodat zij uiteindelijk bereid was om tegen betaling seksafspraken te verrichten.
6.1.4.2. [medeverdachte 1]
6.1.4.2.1. Handelingen
De rechtbank is van oordeel dat uit de in paragraaf 6.1.3. genoemde feiten en omstandigheden volgt dat [medeverdachte 1] door verdachte is geworven, overgebracht, vervoerd en gehuisvest (in het kader van afspraken met klanten) en dat zij door verdachte is bewogen om aan prostitutiewerk te gaan en blijven doen. Hij heeft een advertentie op sexjobs.nl aangemaakt en onderhouden en seksafspraken gemaakt. Verdachte heeft daarnaast geprofiteerd van de opbrengsten van de door [medeverdachte 1] verrichte prostitutiewerkzaamheden.
Zowel [medeverdachte 1] , [slachtoffer 1] , getuige [naam 3] als verdachte zelf hebben verklaard dat verdachte [medeverdachte 1] vervoerde naar en van seksafspraken. Uit de tapgesprekken komt naar voren dat verdachte zelfs een vervangende chauffeur voor [medeverdachte 1] regelde als hij zelf niet kon rijden.
De seksafspraken vonden volgens [medeverdachte 1] ook plaats bij verdachte thuis. Uit de tapgesprekken komt duidelijk naar voren dat verdachte zijn woning aan [medeverdachte 1] ter beschikking stelde voor seksafspraken. Getuige [naam 3] heeft ook verklaard dat verdachte zijn woning aan [medeverdachte 1] ter beschikking stelde.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat ze de advertentie op sexjobs.nl samen met verdachte heeft aangemaakt. In de telefoon van verdachte is een foto aangetroffen die ook is gebruikt in de advertentie. Ook is vastgesteld dat verdachte de advertentie regelmatig bezocht en dat hij ook beschikte over een zogenaamde ‘verificatiefoto’ voor een andere seksadvertentie. Verdachte heeft verklaard dat hij de advertentie van [medeverdachte 1] regelmatig bezocht om deze hoger op de website geplaatst te krijgen. Ondersteunend in dit kader is ook de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij een foto van zichzelf ten behoeve van de advertentie aan verdachte had gestuurd.
Zowel [medeverdachte 1] als [slachtoffer 1] hebben verklaard dat verdachte seksafspraken voor [medeverdachte 1] regelde. Volgens [medeverdachte 1] zou verdachte dit doen door haar telefoon(nummer) te gebruiken. Deze verklaringen vinden steun in het feit dat het wachtwoord van de telefoon van [medeverdachte 1] in de telefoon van verdachte stond opgeslagen. Ook de chatgesprekken geven een beeld van de betrokkenheid van verdachte. De hiervoor in het kader van [slachtoffer 1] genoemde chatgesprekken (
“maak haar net als jou, dat is wat ik wil”en
“Ja ik dacht dat ze goed was voor het werk. En heb er toch met jou in contact gebracht”) zijn daarbij van belang. Daarnaast blijkt uit de context van een chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] over Oekraïense vluchtelingen in Polen die graag naar Nederland willen, die worden benoemd als
“onze werkkandidaten”dat verdachte actief was in de prostitutiewereld. Ook een tapgesprek met [medeverdachte 1] over een chauffeur ‘die hij ook op [naam 3] (de rechtbank begrijpt: [naam 3] ) kan inzetten’ duidt daarop. Tot slot zijn er chatgesprekken waarin verdachte contact zoekt met andere vrouwen, waaronder [naam 3] , om hen te vragen of ze bereid zijn om mee te gaan naar een seksafspraak.
In de vorige paragraaf is reeds beschreven waarom de rechtbank er vanuit gaat dat verdachte de seksafspraak in Breukelen heeft geregeld.
De betrokkenheid van verdachte bij de prostitutiewerkzaamheden van [medeverdachte 1] blijkt tot slot uit de tapgesprekken waarin door verdachte en [medeverdachte 1] wordt besproken hoe ze het beste klanten in de avond kunnen ontvangen en door verdachte wordt aangegeven hoe [medeverdachte 1] volgens hem gekleed moet gaan. Bij het bespreken van de te hanteren tarieven zegt verdachte:
“we doen gewoon volle pot”. Ook blijkt dat [medeverdachte 1] verdachte steeds op de hoogte hield van waar en wanneer ze klanten zou hebben.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat ze altijd een groot deel van haar verdiensten had moeten afgeven aan verdachte, zelfs als hij haar niet had gereden. Uit de tapgesprekken kan worden afgeleid dat verdachte een deel van de verdiensten van [medeverdachte 1] ontving:
“hoe ga je dat mij met delen?”,
“Home sweet home, yeah, get the money, ja breng het maar voor papa”en “
ik weet, jij betaalt ook alles, jij helpt mij, je haalt eten voor me, je zorgt voor me. Het klopt is allemaal waar dat he dat ook financiert.”
Duidelijk is dat [medeverdachte 1] ook geld moet afdragen als verdachte niet haar chauffeur is:
“voor jou moet ik geld laten maar wat met hem dan?”
Ondersteunend in dit kader is ook de verklaring van [slachtoffer 1] dat ook zij een gedeelte van haar verdiensten aan verdachte af moest geven.
6.1.4.2.2. Dwangmiddelen
Gelet op de geschetste feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat bij de handelingen gebruik is gemaakt van de dwangmiddelen ‘misbruik van een kwetsbare positie’, ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en een ‘andere feitelijkheid’.
Misbruik van een kwetsbare positie en uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] te maken heeft gehad met zeer bewogen tienerjaren. Al op veertienjarige leeftijd werd [medeverdachte 1] in verband gebracht met het loverboycircuit. Er waren toen ook zorgen over haar drugsgebruik en het weglopen van huis. Nadat zij uiteindelijk in 2015 bij een crisisgezin werd geplaatst zijn er regelmatig SOA’s vastgesteld en heeft zij binnen een aantal jaren meerdere keren een zwangerschap afgebroken.
Verdachte, die een stuk ouder was dan [medeverdachte 1] en wist dat zij in de problemen zat heeft haar in die periode naar eigen zeggen hulp aangeboden. Hij beschikte over een eigen woning en auto.
Veelzeggend is de beschrijving van [medeverdachte 1] over de bepalende invloed die verdachte op haar heeft gehad. Volgens [medeverdachte 1] had verdachte haar op zijn manier opgevoed en haar geleerd hoe ze in het leven moest staan. Hij zorgde op zijn manier voor haar. Doordat hij ook lief voor haar was, was ze op een bepaalde manier verslaafd aan hem en heeft ze geaccepteerd dat ze zijn bezit is. Ze is zo gewend geraakt aan het leven met hem dat ze bang is voor het leven zonder hem.
In de chat- en tapgesprekken is terug te zien dat verdachte [medeverdachte 1] op een voetstuk plaatst, door haar aan te spreken met koosnaampjes als
“liefje”,
“prinses”en
“schatje”. Hij zegt dat hij niet zonder [medeverdachte 1] kan, dat ze zijn steun en toeverlaat is, dat hij van haar houdt en haar niet kwijt wil. Hij zou
“loco”worden zonder haar en heeft alleen maar
“love en respect”voor haar.
Uit de opmerking van verdachte dat hij [slachtoffer 1] net zo wil maken als haar ( [medeverdachte 1] ) kan worden afgeleid dat verdachte vindt dat hij [medeverdachte 1] op een bepaalde manier gevormd heeft.
Verdachte was degene die [medeverdachte 1] voorzag van drugs en haar ook op die manier afhankelijk van hem en daarmee ook van de inkomsten van het sekswerk maakte. Volgens [medeverdachte 1] ging veel van haar verdiende geld op aan drugs. Zowel [medeverdachte 1] als [slachtoffer 1] hebben verklaard drugs van verdachte te hebben gekregen en de drugs nodig te hebben gehad om het sekswerk draaglijk te maken.
Daarnaast kon [medeverdachte 1] , omdat zij een deel van haar verdiensten afdroeg aan verdachte, niet geheel over haar eigen financiële middelen beschikken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] zich ten opzichte van verdachte in een afhankelijke en kwetsbare positie bevond, waar verdachte bewust misbruik van heeft gemaakt.
Andere feitelijkheid
Hierbij kan worden gedacht aan het uitoefenen van druk en het opwerpen van belemmeringen die zowel van fysieke als van psychische aard kunnen zijn. In feite kan iedere gedraging hieronder worden geschaard die geschikt is om een ander te beïnvloeden, waartegen die ander geen weerstand kan bieden.
Verdachte controleerde [medeverdachte 1] voortdurend. Behalve uit de verklaringen van [medeverdachte 1] hierover blijkt dit uit het feit dat verdachte beschikte over het wachtwoord van de telefoon van [medeverdachte 1] . Ook bezocht verdachte haar advertentie regelmatig. Volgens getuige [naam 3] was verdachte geobsedeerd door [medeverdachte 1] en wilde hij altijd weten waar ze was en wat ze aan het doen was. Uit de tapgesprekken komt naar voren dat [medeverdachte 1] verdachte steeds op de hoogte hield van waar en wanneer ze klanten had en hoe zij zichzelf presenteerde. Daarnaast vervoerde verdachte [medeverdachte 1] naar en van klanten. Hierdoor werd het [medeverdachte 1] bemoeilijkt om zich aan de situatie te onttrekken. [medeverdachte 1] verklaart daar ook over dat zij af en toe wel probeerde om buiten verdachte om geld te verdienen met seksafspraken, maar dat hij daar meestal achter kwam.
6.1.4.2.3 Oogmerk van uitbuiting
Dat verdachte het oogmerk van uitbuiting heeft gehad, blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit de bewijsmiddelen. Daaruit kan immers worden afgeleid dat het doel van verdachte was om te profiteren van de prostitutiewerkzaamheden van [medeverdachte 1] , dat hij daaruit ook daadwerkelijk voordeel heeft getrokken en dat hij haar, door het gebruik van voornoemde dwangmiddelen, in een positie heeft gebracht waarin het voor haar niet mogelijk was om zich aan de situatie te onttrekken.
[medeverdachte 1] verkeerde niet in een situatie die gelijk is aan de omstandigheden waarin de ‘gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ verkeert, die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie, en onder welke omstandigheden zij werkt en waarbij zij zelf de volledige beschikking over de inkomsten van haar werk heeft. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de afhankelijke en kwetsbare positie van [medeverdachte 1] en daar voordeel van genoten. Verdachte was degene die aan de touwtjes trok voor wat betreft onder andere de advertentie en het maken van seksafspraken. Er was daarbij voortdurend sprake van een bepaalde mate van controle door verdachte.
Verdachte was uit op het verdienen van geld en gebruikte daar [medeverdachte 1] voor. Met toepassing van de besproken dwangmiddelen is [medeverdachte 1] ertoe gebracht om zich te prostitueren en (een deel van) haar verdiensten af te staan aan verdachte. Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake was van uitbuiting van [medeverdachte 1] door verdachte en dat hij daar ook het oogmerk op heeft gehad.
Hoewel uit het dossier aanwijzingen naar voren komen dat [medeverdachte 1] mogelijk op bepaalde momenten mondiger werd tegenover verdachte bestaat die indruk alleen over een korte periode in 2021 en begin 2022. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank echter niet af aan het beeld dat verdachte óók in die periode een mate van controle over [medeverdachte 1] behield.
Dat door [medeverdachte 1] op bepaalde momenten zelfstandig handelingen werden verricht, zoals het onderhouden van de advertentie en het maken van seksafspraken voor [slachtoffer 1] en zichzelf, maakt niet dat van uitbuiting van [medeverdachte 1] geen sprake was. Dit deed [medeverdachte 1] immers onder voornoemde omstandigheden, waarbij steeds een grote controle door verdachte aanwezig was.
6.1.4.2.4 Periode
De verdenking van mensenhandel ten aanzien [medeverdachte 1] is in de tenlastelegging opgesplitst in twee strafbare feiten. Feit 4 ziet op de periode dat [medeverdachte 1] verdachte zou hebben leren kennen tot de dag dat zij 18 jaar werd (5 februari 2018). In deze periode was zij dus minderjarig. Feit 5 ziet op de periode vanaf de dag dat [medeverdachte 1] 18 jaar oud werd (5 februari 2018) tot en met de dag van de aanhouding van verdachte (15 maart 2022). In deze periode was [medeverdachte 1] dus meerderjarig.
[medeverdachte 1] minderjarig
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij verdachte heeft leren kennen in 2014 via zijn broer ( [naam broer verdachte] ) en kort daarna ertoe zou zijn gedwongen om prostitutiewerkzaamheden uit te voeren. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen van [medeverdachte 1] betrouwbaar zijn, is de rechtbank ook van oordeel dat ten aanzien van de ten laste gelegde periode ondersteuning uit ander bewijsmateriaal nodig is. De periode heeft immers betrekking op de minderjarige leeftijd van [medeverdachte 1] en vormt aldus de kern van het onder feit 4 verweten feit.
Uit het dossier komen een aantal aspecten naar voren die in dit kader relevant zijn.
Zo komen uit politiemutaties uit het najaar van 2017 aanwijzingen naar voren dat verdachte en [medeverdachte 1] elkaar al sinds ongeveer 2015/2016 zouden kennen. In ieder geval blijkt dat zij elkaar op het moment van het optekenen van de mutaties kenden. [medeverdachte 1] was op dat moment nog minderjarig. Opmerkelijk is dat in de mutatie is opgenomen dat [medeverdachte 1] toen heeft verklaard dat verdachte haar had voorgesteld om als escort te gaan werken, maar dat zij toen aangaf dit niet te gaan doen.
In het dossier zijn daarnaast aanwijzingen te vinden dat [medeverdachte 1] al actief was in de prostitutiewereld toen zij nog minderjarig was. Zo waren er al in 2014 vermoedens dat zij slachtoffer was van loverboys en naar aanleiding daarvan is een verwijzing geschreven voor een klinische opname. Ook uit een mutatie van juni 2017 blijkt dat [medeverdachte 1] al in verband werd gebracht met prostitutie.
Ook voor het onderdeel van de verklaring van [medeverdachte 1] over haar contacten met de broer van verdachte zijn enige aanknopingspunten te vinden. Zo heeft [slachtoffer 1] ook verklaard over deze broer en zijn betrokkenheid bij het uitbuiten van vrouwen. Verder blijkt uit het dossier dat [naam broer verdachte] in 2021 is aangehouden in een onderzoek naar onder andere seksuele uitbuiting van (minderjarige) vrouwen. Echter is er geen ondersteuning die specifiek ziet op de periode dat [medeverdachte 1] aangaf met hem in contact te zijn gekomen. Enkele aanwijzingen dat [medeverdachte 1] in die periode mogelijk betrokken zou zijn in het loverboycircuit zijn en dat zij verdachte in die periode heeft leren kennen zijn daarvoor onvoldoende, nu er geen concrete ondersteuning is dat verdachte in deze periode daadwerkelijk betrokken zou zijn bij de seksuele uitbuiting van [medeverdachte 1] .
De overige in paragraaf 6.1.3. genoemde feiten en omstandigheden dateren van ná 4 februari 2018 en dus uit de periode dat [medeverdachte 1] reeds meerderjarig was.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde feiten en omstandigheden in lijn zijn met de verklaring van [medeverdachte 1] , maar daarvoor onvoldoende steun vormen. De rechtbank hecht er aan daarbij op te merken dat dit niet betekent dat hetgeen door [medeverdachte 1] is verklaard niet gebeurd zou kunnen zijn of ongeloofwaardig is. De rechtbank is echter gebonden aan de regels over het bewijsminimum en zij is van oordeel dat in het dossier onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om het ten laste gelegde te bewijzen. Verdachte zal van het ten laste gelegde feit 4 worden vrijgesproken.
[medeverdachte 1] meerderjarig
De rechtbank baseert de aanvangsdatum van de seksuele uitbuiting op de politiemutatie van 31 juli 2018, waarin staat beschreven dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen zijn gecontroleerd op een parkeerplaats van een Van der Valk Hotel en waarbij [medeverdachte 1] schaars gekleed was. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] vervoerde in het kader van haar prostitutiewerkzaamheden en dat zij in de loop van de tijd goede vrienden waren geworden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] op dat moment vervoerde naar of van een seksafspraak. Vastgesteld kan worden dat [medeverdachte 1] verdachte op dat moment al meerdere jaren kende en dat zij toen al een seksuele relatie met elkaar onderhielden. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat zij pas met [medeverdachte 2] is gaan rijden in de periode dat zij voor verdachte werkte. De rechtbank concludeert op basis van deze omstandigheden dat verdachte op dat moment al betrokken was bij de seksuele uitbuiting van [medeverdachte 1] .
6.1.4.2.5 Conclusie
Op grond van wat hierboven is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich ten aanzien van [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 Sr.
6.2.
Ten aanzien van de verdenking van diefstal met geweld (feit 3)
6.2.1.
Feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 23 februari 2022 een seksafspraak met een prostituee had gemaakt via de advertentie met de naam ‘ [advertentienaam medeverdachte 1] ’ op sexjobs.nl. In de vroege nacht van 23 op 24 februari 2022 waren op de afgesproken plek, een leegstand pand in Ermelo, twee vrouwen komen opdagen. Er ontstond een discussie tussen [slachtoffer 2] en de vrouwen over de betaling, waarna een man aan kwam lopen. De man had een glazen wijnfles in zijn handen en zwaaide daarmee richting [slachtoffer 2] . Er werd gedreigd om [slachtoffer 2] aan het hek vast te maken als hij niet zou betalen en ze zouden hem daarna levenloos achterlaten. [slachtoffer 2] wilde in gesprek gaan met de man, maar deze werd steeds agressiever. Nadat [slachtoffer 2] zijn moeder probeerde te bellen pakte de man zijn telefoon af. Hij werd in een hoek gedreven en door de man met de fles op zijn hoofd geslagen. De man stond recht voor hem. Hij werd daarbij meerdere keren tegen het hek geduwd. Hij zag op dat moment niks meer omdat zijn bril niet meer op zijn hoofd zat. De man had nog gekeken of hij geld in zijn zakken had. [120] [121]
Bij [slachtoffer 2] werd op zijn achterhoofd een hoofdwond van vier centimeter breed en één centimeter diep waargenomen. [122]
Zowel [medeverdachte 1] , [naam 3] als verdachte hebben verklaard dat zij de bewuste avond bij de ontmoeting met [slachtoffer 2] aanwezig waren geweest.
[naam 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] niet wilde betalen en dat verdachte toen uit de auto kwam met een fles. Verdachte was agressief en ging met [slachtoffer 2] vechten. [slachtoffer 2] riep dat hij was geslagen met de fles en dat zijn telefoon en pasjes waren afgepakt. Verdachte had de pasjes en de telefoon van [slachtoffer 2] later uit de auto gegooid. [123]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer 2] met een wijnfles op zijn hoofd had geslagen omdat [slachtoffer 2] niet wilde betalen. Verdachte had ook de telefoon van [slachtoffer 2] afgepakt en later uit de auto in het water gegooid. [124]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] bij zijn kraag heeft gepakt en hem heeft gezegd dat hij moest betalen. Hij heeft toen de bril en telefoon van [slachtoffer 2] afgepakt en een tik op zijn hoofd gegeven:
“Ik deed een flesje op zijn kop, klap boem”. [125]
Hij had een glazen fles meegenomen omdat hij niet wist wat hij kon verwachten. Hij had de man bij zijn kraag gepakt, zijn telefoon afgepakt toen hij aan het bellen was en de man tegen hek geduwd. Ze waren in een schermutseling terechtgekomen. [126]
6.2.2.
Weging van de feiten en omstandigheden in het licht van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande feiten en omstandigheden volgt dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De verklaringen van [naam 3] en [medeverdachte 1] ten aanzien van het door verdachte slaan met de fles sluiten aan bij de verklaring van [slachtoffer 2] . Verdachte heeft in een later stadium ontkend dat hij [slachtoffer 2] met de fles geslagen heeft. Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 2] , [naam 3] , [medeverdachte 1] en de eigen verklaring van verdachte bij de politie, waarbij heeft zelf heeft verklaard [slachtoffer 2] met de fles te hebben geslagen, acht de rechtbank de latere ontkenning van verdachte ongeloofwaardig. Voorts sluit het feit dat verdachte recht voor [slachtoffer 2] stond, anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd, volgens de rechtbank niet uit dat [slachtoffer 2] met de fles op zijn achterhoofd is geraakt.
Voor de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen – in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad – de aard van het letsel, de eventuele noodzaak van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel als relevante factoren worden aangemerkt. In voorkomende gevallen kan in de beoordeling worden betrokken of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meer littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en, daarmee samenhangend, de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert en eventueel of in verband met dat litteken - langdurige - pijnklachten bestaan.
De rechtbank is van oordeel dat het door de politie bij [slachtoffer 2] geconstateerde letsel (een hoofdwond van vier centimeter breed en één centimeter diep op zijn achterhoofd) niet aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. In het dossier ontbreekt informatie over het exacte letsel in de vorm van een geneeskundige verklaring, of er sprake is geweest van medisch ingrijpen en wat de verwachte herstelperiode was. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat de verwonding op het achterhoofd zit en dat van een ontsierend litteken in het gelaat geen sprake is.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 25 december 2018 tot en met 31 oktober 2021 in Nederland,
een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ),
heeft geworven, vervoerd, overgebracht en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en
tezamen en in vereniging met een ander,
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte wist dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die ander, te weten die [slachtoffer 1] , met en/of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
(ten aanzien van) die [slachtoffer 1]
  • gemanipuleerd en
  • gezegd dat die [slachtoffer 1] van hem, verdachte, is en
  • verdovende middelen (onder meer XTC en cocaïne) gegeven en
  • een seksuele relatie aangegaan en
  • onderdak geboden als die [slachtoffer 1] was weggelopen (uit de instelling(en) waar zij verbleef) en
  • voorgesteld om (onder meer tezamen met [medeverdachte 1] ) betaalde seks met andere mannen te hebben en
  • één advertentie op één website - ‘sexjobs’ - waarin die [slachtoffer 1] (onder de account van [medeverdachte 1] ) werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden aangemaakt en onderhouden (waaronder begrepen het ‘omhoog plaatsen’) en
  • seksdates geregeld en
  • (zijnde schaars gekleed) per auto vervoerd naar escortwerkzaamheden en
  • één prostitutieafspraak in een hotel geregeld, te weten een prostitutieafspraak in een hotel in Breukelen in de periode van 19 tot en met 20 juni 2021 (met één ander meisje) en
  • de helft van het geld dat die [slachtoffer 1] verdiende ontvangen en
  • een bericht gestuurd met de tekst ”nog 1 jaar en 5 maanden vrouw” en verteld dat die [slachtoffer 1] wanneer ze achttien jaren is van hem, verdachte, is, en
  • na confrontatie door de politie met de ‘vermissing’ van die [slachtoffer 1] aangegeven dat die [slachtoffer 1] niet in zijn, verdachtes, woning was en die [slachtoffer 1] vervolgens in zijn slaapkamer in bed onder de dekens is aangetroffen;
2.
hij in de periode van 25 december 2018 tot en met 14 december 2020 te in Nederland,
meermalen,
met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op 24 februari 2022 te Ermelo, op de openbare weg tussen (ongeveer) 00:30 uur en 02:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
een telefoon (een zwarte Apple iPhone 11) en een bril, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • zwaaiend met een glazen wijnfles in de hand aan te geven die [slachtoffer 2] dood te maken als die [slachtoffer 2] nu niet zou betalen en
  • te dreigen die [slachtoffer 2] , aan het hek vast te maken en met de fles te slaan en op die plek levenloos achter te laten en
  • terwijl die [slachtoffer 2] met zijn moeder aan het telefoneren was de telefoon van die [slachtoffer 2] af te pakken en het gesprek te beëindigen en
  • die [slachtoffer 2] vervolgens met een glazen wijnfles op het achterhoofd te slaan en
  • die [slachtoffer 2] meerdere malen met kracht tegen een hek te duwen en
  • in de broekzakken van die [slachtoffer 2] te zoeken naar geld en/of andere goederen.
5.
hij in de periode van 31 juli 2018 tot en met 15 maart 2022 in Nederland [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum] )
door een andere feitelijkheid, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting
en
heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist dat [medeverdachte 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en
heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [medeverdachte 1] met of voor een derde tegen betaling
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [medeverdachte 1]
waarbij een andere feitelijkheid, het misbruik van een kwetsbare positie en het misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft bestaan uit:
  • het manipuleren van die [medeverdachte 1] en
  • het geven van verdovende middelen (onder meer XTC en cocaïne) aan die [medeverdachte 1] en
  • het controleren van die [medeverdachte 1] (onder meer door die [medeverdachte 1] voortdurend te bellen en berichten te sturen) waardoor het voor die [medeverdachte 1] werd bemoeilijkt zich aan die controle en prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en
waarbij voornoemde "enige handeling" heeft bestaan uit:
  • één advertenties op één website - ‘sexjobs’ - waarin die [medeverdachte 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden aan te
  • het regelen van seksdates en/of het maken van afspraken met klanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en de daarvoor te betalen bedragen en
  • het regelen van één prostitutieafspraak in een hotel in Breukelen in de periode van 19 tot en met 20 juni 2021 (met één ander minderjarig meisje) en
  • die [medeverdachte 1] (zijnde schaars gekleed) per auto vervoeren en/of laten vervoeren bij/naar prostitutiewerkzaamheden en
  • zijn, verdachtes, woning ter beschikking te stellen als werkplek voor prostitutiewerkzaamheden van die [medeverdachte 1] en
  • het ontvangen van het geld dat die [medeverdachte 1] heeft verdiend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

8.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf

10.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van voorarrest.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Vergelijkbare gevallen rechtvaardigen een substantieel lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende bijna vier jaar schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [medeverdachte 1] . Hij heeft [medeverdachte 1] ertoe gebracht om zich te prostitueren en (een aanzienlijk deel) van haar verdiensten aan hem af te staan. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare en afhankelijke positie waarin [medeverdachte 1] zich ten opzichte van hem bevond. Door de werkzaamheden van [medeverdachte 1] te faciliteren en haar daarbij te controleren werd het [medeverdachte 1] bemoeilijkt om zich aan de situatie te onttrekken. Verdachte heeft ervoor gezorgd dat [medeverdachte 1] niet in vrijheid kon beslissen of zij wel of niet in de prostitutie wilde (blijven) werken. [medeverdachte 1] heeft beschreven dat het voor haar voelde alsof verdachte haar op zijn manier had opgevoed en gevormd. Door zijn omgang met haar was ze op een bepaalde manier verslaafd aan hem geraakt en had ze de situatie geaccepteerd. Ze was zo gewend geraakt aan het leven met hem dat ze bang was voor het leven zonder hem.
Verdachte heeft zich daarnaast gedurende bijna drie jaar schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de minderjarige [slachtoffer 1] . Hij heeft de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] gefaciliteerd door seksafspraken voor haar te maken en haar te vervoeren naar die seksafspraken. Voorts werd geprofiteerd van de opbrengsten die [slachtoffer 1] had uit de seksuele handelingen die zij tegen betaling verrichtte. Verdachte heeft de destijds minderjarige [slachtoffer 1] in een kwetsbare periode van haar leven de aandacht gegeven waar zij naar verlangde. Hij had seks met haar, voorzag haar van drugs en bood haar onderdak als zij wegliep uit de instelling waar zij verbleef. Daarnaast maakte ook het aanzienlijke leeftijdsverschil [slachtoffer 1] afhankelijk en kwetsbaar ten opzichte van verdachte.
Verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor de geestelijke en lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] . Verdachte was uit op het verdienen van geld en gebruikte daar jonge kwetsbare meisjes voor. [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] waren in een bepaalde mate afhankelijk van verdachte. Verdachte was een stuk ouder, beschikte over een eigen huis en auto en [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] bevonden zich daardoor - bezien vanuit hun persoonlijke situatie op dat moment - ten opzichte van hem in een ondergeschikte positie. Verdachte palmde de vrouwen in met aandacht, lieve woorden (en seks) en voorzag hen van de drugs waarvan zij afhankelijk waren. [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] hebben beiden verklaard dat ze elkaar hebben gewaarschuwd dat verdachte misbruik van hen wilde maken.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Hij heeft niet getoond enig inzicht te hebben in de kwalijkheid van zijn handelen. Sterker nog, verdachte heeft de hem verweten gedragingen grotendeels ontkend.
Mensenhandel waarbij het slachtoffer in de prostitutie wordt gebracht en gehouden, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is ook algemeen bekend, groot zijn.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] geldt in het bijzonder nog het volgende. De door verdachte overtreden bepalingen beogen minderjarigen te beschermen, ook tegen zichzelf. Minderjarigen worden geacht, ook als er geen sprake is van dwang of misleiding, op seksueel gebied nog niet volgroeid te zijn en niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Met zijn handelen heeft verdachte [slachtoffer 1] in ernstige mate geschaad in haar lichamelijke en geestelijke integriteit op een cruciaal moment in haar ontwikkeling tot volwassen vrouw.
Gebleken is dat zowel [medeverdachte 1] als [slachtoffer 1] als gevolg van de seksuele uitbuiting door verdachte zwaar hebben geleden en nog steeds lijden. Uit de ter terechtzitting van 25 september 2023 voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] is gebleken dat wat hen is overkomen een grote impact op hen heeft gehad en dat zij daar nog dagelijks psychisch nadelige gevolgen van ondervinden. Beiden hebben nog een lange weg te gaan en hebben professionele ondersteuning en behandelingen nodig om hun leven weer op de rit te krijgen.
Verdachte heeft zich daarnaast ook nog schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer [slachtoffer 2] een diepe hoofdwond heeft opgelopen. Verdachte heeft daarmee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] en belangrijke persoonlijke goederen van hem ontnomen.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 augustus 2023 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De reclassering heeft in haar rapport van 11 september 2023 opgeschreven dat er, nu verdachte de hem verweten gedragingen grotendeels ontkent, geen zicht is gekomen op de motieven of gedragingen die mogelijk hebben geleid tot het plegen van de delicten. Ook is onvoldoende zicht gekregen op het psychosociaal functioneren en kon het recidiverisico niet worden vastgesteld. Er worden geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Strafmaat
Gezien de ernst van de feiten kan daar niet anders op worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft allereerst gekeken naar het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor mensenhandel dat sinds 21 mei 2021 bestaat. Als oriëntatiepunt voor het faciliteren en bewegen van een minderjarige tot seksuele uitbuiting, waarvan ten aanzien van [slachtoffer 1] sprake was, wordt een gevangenisstraf van 24 maanden genoemd. Voor wat betreft de uitbuiting van een meerderjarige, waarvan ten aanzien van [medeverdachte 1] sprake was, wordt in het oriëntatiepunt een onderscheid gemaakt tussen drie categorieën. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden in deze zaak het meest passen bij de in de toelichting op het oriëntatiepunt beschreven elementen van categorie II; er was sprake van een ‘loverboy’ situatie. Het uitgangspunt is een gevangenisstraf van 14 maanden.
Feit is dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet komt tot een bewezenverklaring van feit 4. Daarentegen gaat het oriëntatiepunt uit van een periode van enkele dagen tot enkele maanden, terwijl in deze zaak ten aanzien van beide slachtoffers sprake is van een pleegperiode van meerdere jaren. In strafverhogende zin weegt ook mee dat in deze zaak evident sprake was van zeer kwetsbare slachtoffers, terwijl verdachte hiermee bekend was. Verder heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] terwijl zij 14/15 jaar oud was. Bovendien heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, waarvoor als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van zes maanden worden genoemd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

11.De benadeelde partijen

11.1.
[slachtoffer 1]
11.1.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 48.000,-, aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit de verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden die zij aan verdachte heeft afgestaan. Ter onderbouwing is verwezen naar de verklaringen die [slachtoffer 1] heeft afgelegd over de tarieven die zij hanteerde, het aantal klanten dat zij zou hebben gehad en het percentage dat zij aan verdachte heeft moeten afdragen.
Daarnaast vordert [slachtoffer 1] € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade. Ter onderbouwing is verwezen naar de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven en een aantal volgens de raadsvrouw vergelijkbare zaken.
Voorts is gevorderd het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 1] heeft gevorderd verdachte ten aanzien van de immateriële schade voor een bedrag van € 2.000,- hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van de schadevergoeding met de medeverdachte [medeverdachte 3] .
11.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de door [slachtoffer 1] gevorderde bedragen aan materiële en immateriële schadevergoeding toe te wijzen. Hij heeft voorts gevorderd dat de totale schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte wordt opgelegd.
11.1.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, nu hij primair vrijspraak heeft bepleit, primair verzocht de vordering van [slachtoffer 1] niet ontvankelijk te verklaren
.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman opgemerkt dat er geen gegevens voorhanden zijn over het aantal gewerkte uren, het aantal klanten per dag en de inkomsten die daarmee zijn verdiend. Daarom dient er te worden uitgegaan van een paar dagen met verdiensten van € 150,- per gewerkte dag.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman subsidiair betoogd dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat niet kan worden vastgesteld welke schade het (rechtstreekse) gevolg is geweest van het ten laste gelegde.
Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vordering dient te worden gematigd tot dat deel waarvoor verdachte aansprakelijk kan worden gehouden. De ontucht kan niet worden bewezen en enkel kan worden bewezen dat verdachte haar eenmalig naar een seksafspraak heeft gereden.
11.1.4.
Het oordeel van de rechtbank
11.1.4.1. De materiële schade
Ten aanzien van de materiële schade stelt de rechtbank vast dat er geen concrete/objectieve gegevens zijn die zien op het aantal seksafspraken van [slachtoffer 1] . Doordat een onderzoek naar de omvang van de afgedragen verdiensten daardoor vrijwel onmogelijk is, zou een dergelijk onderzoek een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. Omdat naar het oordeel van de rechtbank echter wel vast staat dat aan [slachtoffer 1] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht doordat zij een groot deel van haar prostitutieverdiensten heeft afgestaan, zal zij bij het bepalen van de hoogte gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank gaat op grond van de verklaring van [medeverdachte 3] over de betaling aan [slachtoffer 1] uit van een netto opbrengst van € 200,- per seksafspraak. Daarnaast gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer 1] , zoals ook in de vordering is aangevoerd, dat zij de helft van haar verdiensten aan verdachte heeft moeten afstaan, hetgeen neerkomt op € 100,- per seksafspraak. Het genoemde bedrag betreft een voorzichtige raming, die naar het oordeel van de rechtbank in elk geval als reële - aan verdachte afgedragen - opbrengst kan worden aangemerkt en dit bedrag zal de rechtbank als uitgangspunt gebruiken om de materiële schade te berekenen.
De rechtbank gaat er vanuit dat de daadwerkelijke seksafspraken gedurende acht maanden hebben plaatsgevonden, te weten van 1 maart tot en met 31 oktober 2021. Dit betreft een periode van ongeveer 32 weken.
De rechtbank gaat ervan uit dat [slachtoffer 1] gedurende die gehele periode gemiddeld minstens twee seksafspraken per week heeft gehad. Dit is een geschat gemiddelde waar naar het oordeel van de rechtbank als minimum van kan worden uitgegaan.
Uitgaande hiervan heeft [slachtoffer 1] 64 seksafspraken gehad.
De materiële schade begroot de rechtbank daarom op 64 x € 100,- = € 6.400,-.
[slachtoffer 1] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van haar vordering. Zij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
11.1.4.2. De immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat vast is komen te staan dat [slachtoffer 1] gedurende een periode van bijna drie jaar onder omstandigheden die hiervoor uitvoerig aan de orde zijn geweest door verdachte is uitgebuit. Ook heeft verdachte gedurende een periode van ongeveer twee jaar ontuchtige handelingen met haar gepleegd. Daardoor is haar rechtstreeks immateriële schade toegebracht.
Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 10.000,-.
[slachtoffer 1] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van haar vordering. Zij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
11.1.4.3. Wettelijke rente, hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
De schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment vanaf het einde van de bewezenverklaarde periode, 31 oktober 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal de vordering niet hoofdelijk toewijzen, nu niet is bewezen dat verdachte de bewezen verklaarde mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] niet tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 3] heeft begaan.
De rechtbank zal ten behoeve van [slachtoffer 1] de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens haar naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 16.400,-, bestaande uit € 6.400,- aan materiële schadevergoeding en € 10.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele vergoeding.
11.2.
[medeverdachte 1]
11.2.1.
De vordering
De benadeelde partij [medeverdachte 1] vordert € 100.732,60,-, aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit de verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden die zij aan verdachte heeft afgestaan en reiskosten ten behoeve van de ondergane therapie. Ter onderbouwing is verwezen naar de verklaringen die [medeverdachte 1] heeft afgelegd over de tarieven die zij hanteerde, het aantal klanten dat zij zou hebben gehad en het percentage dat zij aan verdachte heeft moeten afdragen.
Daarnaast vordert [medeverdachte 1] €10.000,- aan vergoeding van immateriële schade. Ter onderbouwing is verwezen naar de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven en een aantal volgens de raadsvrouw vergelijkbare zaken.
Voorts is gevorderd het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
11.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de door [medeverdachte 1] gevorderde bedragen aan materiële en immateriële schadevergoeding toe te wijzen. Hij heeft voorts gevorderd dat de totale schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte wordt opgelegd.
11.2.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, nu hij primair vrijspraak heeft bepleit, primair verzocht de vordering van [medeverdachte 1] niet ontvankelijk te verklaren
.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman subsidiair betoogd dat de zeer omvangrijke vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering niet is onderbouwd. Niet eenvoudig is vast te stellen hoe hoog het bedrag aan gederfde inkomsten van [medeverdachte 1] precies is. Bovendien kan niet worden vastgesteld welke schade het (rechtstreekse) gevolg is geweest van het ten laste gelegde.
Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vordering ten aanzien van de reiskosten moet worden afgewezen. Als al kan worden vastgesteld dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het handelen van verdachte, moet deze worden gematigd.
Ten aanzien van de gederfde inkomsten zijn er onvoldoende aanknopingspunten om een inschatting te maken. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat dit wel het geval is, dan dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat niet kan worden uitgegaan van de gehele ten laste gelegde periode, dat iedere nuance ten aanzien van het aantal klanten en het gehanteerde tarief ontbreekt, en dat uit het dossier ook niet blijkt hoe de verdiensten tussen [medeverdachte 1] en verdachte zouden zijn verdeeld.
11.2.4
Het oordeel van de rechtbank
11.2.4.1. De materiële schade
Ten aanzien van de materiële schade stelt de rechtbank vast dat er geen concrete/objectieve gegevens zijn die zien op het aantal seksafspraken en de verdiensten van [medeverdachte 1] . Doordat een onderzoek naar de omvang van de afgedragen verdiensten daardoor vrijwel onmogelijk is, zou een dergelijk onderzoek een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. Omdat naar het oordeel van de rechtbank echter wel vast staat dat aan [medeverdachte 1] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht doordat zij een deel van haar prostitutieverdiensten heeft afgestaan, zal zij bij het bepalen van de hoogte gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank gaat, net zoals bij [slachtoffer 1] , uit van een netto omzet van € 200,- per seksafspraak. Daarnaast zal de rechtbank er ook hier van uitgaan dat [medeverdachte 1] de helft van de verdiensten aan verdachte heeft moeten afstaan, hetgeen neerkomt op € 100,- per seksafspraak. Het genoemde bedrag betreft een voorzichtige raming, die naar het oordeel van de rechtbank in elk geval als reële - aan verdachte afgedragen - opbrengst kan worden aangemerkt en dit bedrag zal de rechtbank als uitgangspunt gebruiken om de materiële schade te berekenen. Echter is uit het dossier naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] soms ook langere seksafspraken had, bijvoorbeeld met overnachting, die logischerwijs meer geld opbrachten.
De rechtbank heeft een pleegperiode van 43,5 maand bewezen verklaard, te weten van 31 juli 2018 tot en met 15 maart 2022.
De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 1] gedurende die gehele periode gemiddeld ongeveer twee tot drie seksafspraken per week heeft gehad. Dit is een geschat gemiddelde waar naar het oordeel van de rechtbank als minimum van kan worden uitgegaan. Een berekening laat zien dat uitgekomen wordt op een bedrag van € 43.500,-,. Gelet op hetgeen hiervoor is opgemerkt over de langere seksafspraken begroot de rechtbank gederfde inkomsten dan ook op een bedrag van € 50.000,-.
De gevorderde reiskosten in verband met het volgens van therapie van € 732,60 worden toegewezen.
[medeverdachte 1] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van haar vordering. Zij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
11.2.4.2. De immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat vast is komen te staan dat [medeverdachte 1] gedurende een periode van bijna vier jaar onder omstandigheden die hiervoor uitvoerig aan de orde zijn geweest door verdachte is uitgebuit. Daardoor is haar rechtstreeks immateriële schade toegebracht.
Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 10.000,-.
11.2.4.3. Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment vanaf het einde van de bewezenverklaarde periode, 15 maart 2022 , tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal ten behoeve van [medeverdachte 1] de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens haar naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 60.732,60, bestaande uit € 50.732,60 aan materiële schadevergoeding en € 10.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag van de algehele vergoeding.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 245, 273f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in paragraaf 7 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van mensenhandel, terwijl die persoon ten aanzien van wie het in artikel 273 f, eerste lid onder 5 omschreven feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en
Mensenhandel, terwijl die persoon ten aanzien van wie het in artikel 273 f, eerste lid onder 2 en 8 omschreven feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
Ten aanzien van feit 2:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren
Ten aanzien van feit 5:
Mensenhandel
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toetot een bedrag van
€ 6.400,-(zegge: zesduizend vierhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade en
€ 10.000,-(zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 31 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 6.400,- (zegge: zesduizend vierhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade en € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 117 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [medeverdachte 1] toetot een bedrag van
€ 50.732,60,-(zegge: vijftigduizend zevenhonderdtweeëndertig euro en zestig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en
€ 10.000,-(zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [medeverdachte 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [medeverdachte 1] aan de Staat
50.732,60,- (zegge: vijftigduizend zevenhonderdtweeëndertig euro en zestig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 320 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. C. Klomp en A.M. Grüschke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2023.

Voetnoten

1.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
2.HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.
3.HR 8 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2467.
4.zie onder meer ECLI:NL:HR:2012:BQ6144.
5.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 3-4, 12.
7.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek met [slachtoffer 1] d.d. 23-02-2022’, p. 20.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 4-5.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 4-5, 8.
10.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek met [slachtoffer 1] d.d. 23-02-2022’, p. 22.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 6-10, 12.
12.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek [slachtoffer 1] ’, p. 1279.
13.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek met [slachtoffer 1] d.d. 23-02-2022’, p. 21.
14.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek [slachtoffer 1] ’, p. 1281-1282.
15.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek met [slachtoffer 1] d.d. 23-02-2022’, p. 21.
16.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek [slachtoffer 1] ’, p. 1279.
17.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [medeverdachte 1] , p. 24, 27.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1158.
19.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [medeverdachte 1] , p. 50.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] , p. 1372.
21.Verhoor [medeverdachte 1] als getuige bij de rechter-commissaris op 2 december 2022, p.14.
22.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [medeverdachte 1] , p. 27-28.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] , p. 1368.
24.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [medeverdachte 1] , p. 28-32.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] en de schriftelijke bijlage bij dit verhoor, p. 1159, 1167.
26.Verhoor [medeverdachte 1] als getuige bij de rechter-commissaris op 2 december 2022, p. 2.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1157.
28.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [medeverdachte 1] , p. 28.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] , p. 1367.
30.Verhoor [medeverdachte 1] als getuige bij de rechter-commissaris op 2 december 2022, p. 3 en 8.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1158.
32.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [medeverdachte 1] , p. 31.
33.Verhoor [medeverdachte 1] als getuige bij de rechter-commissaris op 2 december 2022, p. 2.
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1159.
35.Verhoor [medeverdachte 1] als getuige bij de rechter-commissaris op 2 december 2022, p. 2.
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] en de schriftelijke bijlage bij dit verhoor, p. 1168.
37.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [medeverdachte 1] , p. 30.
38.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1159.
39.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [medeverdachte 1] , p. 53.
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] en de schriftelijke bijlage bij dit verhoor, p. 1173.
41.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] , p. 1367-1368.
42.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1160.
43.Verhoor [medeverdachte 1] als getuige bij de rechter-commissaris op 2 december 2022, p. 13.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1160-1161.
45.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [medeverdachte 1] , p. 48-49.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] en haar schriftelijke verklaring, p. 1161, 1167.
47.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [medeverdachte 1] , p. 49-50.
48.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [medeverdachte 1] , p. 52.
49.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1161.
50.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] , p. 1378.
51.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2023.
52.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2023.
53.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1098-1099, 1101.
54.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 6 oktober 2022, p. 11.
55.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1073-1074.
56.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2023.
57.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1077.
58.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2023.
59.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 6 oktober 2022, p. 8-9.
60.Proces-verbaal ‘aantreffen advertentie Sexjobs’, p. 206.
61.Proces-verbaal van bevindingen ‘aanvullend onderzoek telefoon Iphone 8’, p. 414.
62.Proces-verbaal van bevindingen ‘2e onderzoek iPhone X in gebruik bij [verdachte] ’, p. 386.
63.Proces-verbaal van bevindingen ‘2e onderzoek iPhone X in gebruik bij [verdachte] ’, p. 386, 391.
64.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon iPhone 10’, p. 525.
65.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon iPhone 10’, p. 536.
66.Proces-verbaal van bevindingen ‘aanvullend onderzoek telefoon iPhone 8’, p. 414.
67.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 1298.
68.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2023.
69.Proces-verbaal van bevindingen ‘aantreffen messenger chat tussen [slachtoffer 1] en de gebruiker van de Huawei’, p. 1354-1357.
70.Proces-verbaal van bevindingen ‘antwoord [naam zorginstelling] m.b.t. data gesloten plaatsing [slachtoffer 1] ’, p. 1359-1360.
71.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon iPhone 8 in gebruik bij [verdachte] ’, p. 356-357.
72.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon iPhone 8 in gebruik bij [verdachte] ’, p. 359-360.
73.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon iPhone 8 in gebruik bij [verdachte] ’, p. 364-367.
74.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon iPhone 8 in gebruik bij [verdachte] ’, p. 370.
75.Proces-verbaal van bevindingen ‘screenshots van [slachtoffer 1] m.b.t. [naam 4] ’ ( [verdachte] ), p. 124-125.
76.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2023.
77.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon iPhone 8 in gebruik bij [verdachte] ’, p. 374.
78.Proces-verbaal van bevindingen ‘screenshots van [slachtoffer 1] m.b.t. [naam 4] ’ ( [verdachte] ), p. 129-132.
79.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon iPhone 8 in gebruik bij [verdachte] ’, p. 376.
80.Proces-verbaal van bevindingen ‘screenshots van [slachtoffer 1] m.b.t. [naam 4] ’ ( [verdachte] ), p. 135.
81.Proces-verbaal van bevindingen ‘screenshots van [slachtoffer 1] m.b.t. [naam 4] ’ ( [verdachte] ), p.134.
82.Proces-verbaal van bevdindingen ‘screenshots van [slachtoffer 1] m.b.t. [naam 4] ’ ( [verdachte] ), p. 139.
83.Proces-verbaal van bevindingen ‘aanvullend onderzoek telefoon iPhone 8’, p. 442, 444, 445, 446, 447.
84.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek goednr. 6162320 – iPhone 10’, p. 597, 599
85.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek goednr. 6162320 – iPhone 10’, p. 598.
86.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek goednr. 6162320 – iPhone 10’, p. 600.
87.Proces-verbaal van bevindingen ‘aanvullend onderzoek telefoon iPhone 8’, p. 454-456.
88.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon iPhone 8 in gebruik bij [verdachte] ’, p. 382, 384.
89.Proces-verbaal van bevindingen ‘2e onderzoek iPhone X in gebruik bij [verdachte] ’, p. 400-402.
90.Proces-verbaal van bevindingen ‘relevante tapgesprekken taplijn MF001’, p.163.
91.Proces-verbaal van bevindingen ‘relevante tapgesprekken taplijn MF002’, p. 177.
92.Proces-verbaal van bevindingen ‘relevante tapgesprekken taplijn MF002’, p. 180-181.
93.Proces-verbaal van bevindingen ‘relevante tapgesprekken taplijn MF001’, p. 164-166.
94.Proces-verbaal van bevindingen ‘relevante tapgesprekken taplijn MF001’, p. 167.
95.Proces-verbaal van bevindingen ‘relevante tapgesprekken taplijn MF002’, p. 184.
96.Proces-verbaal van bevindingen ‘relevante tapgesprekken taplijn MF002’, p. 185.
97.Proces-verbaal van bevindingen ‘relevante tapgesprekken taplijn MF002’, p. 188.
98.Proces-verbaal van bevindingen ‘relevante tapgesprekken taplijn MF002’, p. 190-191.
99.Proces-verbaal van bevindingen ‘relevante tapgesprekken taplijn MF002’, p. 190.
100.Proces-verbaal van bevindingen ‘relevante tapgesprekken taplijn MF001’, p.170-172.
101.Proces-verbaal van bevindingen ‘politieregistraties 2017 [medeverdachte 1] samen met [verdachte] ’, p. 1026-1029.
102.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek politieregistraties [medeverdachte 1] ’, p. 1019.
103.Proces-verbaal van bevindingen ‘aantreffen [slachtoffer 1] in woning [verdachte] ’, p. 219.
104.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 1011.
105.Verklaring [medeverdachte 3] ter terechtzitting van 25 september 2023.
106.Proces-verbaal van bevindingen ‘ontvangen foto’s en filmpjes van getuige [slachtoffer 1] ’, p. 68-69.
107.Proces-verbaal van bevindingen, p. 212.
108.Proces-verbaal van bevindingen, p. 857-859.
109.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam pleegmoeder] bij de rechter-commissaris op 23 augustus 2023, p. 3.
110.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam pleegmoeder] op 16 maart 2022, p. 341.
111.Verklaring [medeverdachte 2] ter terechtzitting van 25 september 2023.
112.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] bij de rechter-commissaris op 20 januari 2023, p. 2.
113.Proces-verbaal van bevindingen ‘brief [naam jeugdinstelling] over verleden [slachtoffer 1] ’, p. 94.
114.Proces-verbaal van bevindingen ‘aantreffen [slachtoffer 1] in woning [verdachte] ’, p. 219-220.
115.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek mutaties [slachtoffer 1] ’, p. 1013-1016.
116.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 1011.
117.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek politieregistraties [medeverdachte 1] ’, p. 1017-1020.
118.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekking gegevens jeugdhulpverlening [medeverdachte 1] ’, p. 224.
119.Proces-verbaal van bevindingen ‘samenvatting medisch dossier [medeverdachte 1] ’, p. 1316-1322.
120.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 248-251.
121.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 23 januari 2023.
122.Proces-verbaal van bevindingen, p. 264.
123.Proces-verbaal verhoor getuige [naam 3] bij de rechter-commissaris op 20 januari 2023.
124.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1162.
125.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1097.
126.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 25 september 2023.