ECLI:NL:RBAMS:2023:7091

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
AMS 22/4110
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het procesbelang van eiseres in verband met een noodbevel tijdens de coronamaatregelen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een noodbevel van de burgemeester van Amsterdam beoordeeld. Eiseres had tijdens de coronamaatregelen, specifiek de lockdown vanwege de omikronvariant van Covid-19, een noodbevel ontvangen dat haar verbood om naar Amsterdam te gaan en te demonstreren. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang heeft, omdat de datum van de betoging inmiddels in het verleden ligt en er geen feitelijke betekenis meer is voor de uitkomst van de procedure. De burgemeester had het noodbevel uitgevaardigd om de openbare orde en de volksgezondheid te waarborgen, gezien de uitzonderlijke omstandigheden van de pandemie. Eiseres betoogt dat zij wel procesbelang heeft, onder andere omdat zij schade heeft geleden en omdat de situatie zich in de toekomst kan herhalen. De rechtbank stelt echter vast dat de kans op een herhaling van deze specifieke situatie zeer klein is en dat de omstandigheden waaronder het noodbevel werd gegeven uitzonderlijk waren. De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Daarnaast wordt het beroep van eiseres tegen het niet-tijdig beslissen door de burgemeester ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat er al op het bezwaar was beslist. Eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4110

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: J.B.C. van der Veer ),
en

de burgemeester van Amsterdam

(gemachtigde: mr. M. Kappelhof en mr. R. Nomden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een op 2 januari 2022 uitgevaardigd noodbevel.
2. Voor 2 januari 2022 was een demonstratie aangekondigd van Nederland in Verzet op het Museumplein. Op dat moment was Nederland in lockdown vanwege de uitbraak van Covid-19, specifiek de omikronvariant. De burgemeester had op 28 december 2021 voorschriften aan de demonstratie gesteld. De organisator van de demonstratie heeft vervolgens laten weten zich niet aan de voorschriften te zullen houden. In het belang van de volksgezondheid en het bestrijden en voorkomen van wanordelijkheden heeft de burgemeester vervolgens de demonstratie op 29 december 2021 verboden en opgeroepen niet naar de demonstratielocatie te komen. Tegen dat verbod zijn – voor zover de rechtbank bekend – geen rechtsmiddelen aangewend.
3. De burgemeester heeft op 2 januari 2022 om circa 11:15 uur, 11:25 en 11:30 uur noodbevelen gegeven ter handhaving van de openbare orde, de gezondheid en ter bescherming van de veiligheid voor personen en goederen. De burgemeester heeft onder meer besloten dat personen of groepen waarvan uit houding, kleding, uitrusting, gedragingen of uit andere informatie duidelijk bleek dat zij het kennelijke doel hadden de openbare orde te verstoren door deel te gaan nemen aan de verboden demonstratie op 2 januari 2022 op het Museumplein, zich niet in Amsterdam binnen de ringweg A10 mochten begeven en de aanwijzingen van de politie moesten opvolgen.
4. Eiseres was op 2 januari 2022 onderweg van [woonplaats] naar Amsterdam in een tourbus met ongeveer dertig mensen. Inzittenden van de bus zeiden desgevraagd tegen de politie dat zij naar de demonstratie wilden gaan. Rond 11:30 uur heeft de politie namens de burgemeester aan de inzittenden, waaronder eiseres, een noodbevel uitgereikt.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 18 juli 2022 op het bezwaar van eiseres heeft de burgemeester het bezwaar ongegrond verklaard.
6. Eiseres is vervolgens in beroep gegaan. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
7. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling van het bestreden besluit: procesbelang

8. De rechtbank mag alleen het beroep van eiseres beoordelen, als eiseres een belang heeft bij het voeren van deze procedure.
9. Uit vaste rechtspraak volgt dat iemand procesbelang heeft als het resultaat dat de indiener van het beroepschrift nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijke betekenis kan hebben. Als hier niet aan voldaan wordt, kan er toch procesbelang zijn als zich tussen dezelfde partijen in de toekomst een soortgelijk geschil kan voordoen. Dat geldt ook voor de situatie dat de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat zij schade heeft geleden als gevolg van het besluit. [1]
10. De rechtbank stelt vast dat de datum van de betoging intussen in het verleden ligt en dat eiseres dus niet meer kan bereiken dat zij op die datum nog naar Amsterdam kan reizen om te demonstreren. De rechtbank zal daarom beoordelen of eiseres op een andere manier nog belang heeft bij haar beroep.
Standpunt burgemeester
11. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat het procesbelang van eiseres is komen te vervallen, omdat de uitkomst van de procedure geen feitelijke betekenis zal kunnen hebben voor eiseres. Er zal geen sprake zijn van een eventueel toekomstig vergelijkbaar besluit ten aanzien van eiseres. De burgemeester heeft erop gewezen dat het bestreden besluit is genomen onder zeer uitzonderlijke omstandigheden. Nederland was in lockdown vanwege de opkomst van een nieuwe besmettelijke variant van Covid-19, waardoor de besmettingscijfers opliepen. Er gold een samenscholingsverbod, dat inhield dat een samenzijn van maximaal twee personen was toegestaan. Mede vanwege deze context heeft de burgemeester voorschriften verbonden aan de demonstratie. Omdat bekend werd dat de organisator zich daar niet aan wilde houden, heeft hij de demonstratie verboden. Toen vervolgens bleek dat er toch zeer veel personen naar het Museumplein kwamen voor de verboden demonstratie, terwijl er ook informatie was dat er verschillende personen of groepen waren die zich onder de demonstranten wilden mengen en uit waren op ongeregeldheden en bereid waren geweld te gebruiken, werden de noodbevelen afgegeven. Het is niet te verwachten dat een dergelijke samenloop van omstandigheden zich voor eiseres opnieuw zal voordoen. De burgemeester wijst er verder op dat een oordeel over de principiële betekenis van het bestreden besluit onvoldoende is om procesbelang aan te nemen.

Standpunt eiseres

12. Eiseres betoogt dat zij wél belang heeft. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst zij naar een uitspraak van deze rechtbank [2] , waarin wel procesbelang werd aangenomen. In die zaak waren – volgens haar net als in deze zaak – principiële vragen aan de orde die ook buiten de coronamaatregelen om van belang zijn voor de toekomst. Eiseres wijst verder op een uitspraak waarin geen procesbelang werd aangenomen, omdat het verbieden van een demonstratie vanwege coronamaatregelen zich hoogstwaarschijnlijk niet meer zou voordoen [3] . Deze inschatting is achteraf onjuist gebleken, aangezien deze situatie zich al een maand later weer voordeed, zo blijkt uit deze zaak. Hieruit volgt dat voorzichtig moet worden omgesprongen met het uitsluiten van procesbelang. Eiseres ziet bovendien in het aannemen van de nieuwe pandemiewet een aanwijzing dat de situatie in deze zaak zich kan herhalen. Eiseres wil voorkomen dat ze in de toekomst weer voor een dergelijke situatie wordt gesteld. Tot slot stelt eiseres ook dat zij procesbelang heeft, omdat zij schade heeft geleden. Zij heeft haar grondrecht om te demonstreren niet kunnen uitoefenen en daarnaast is zij beperkt geweest in haar persoonlijke bewegingsvrijheid nu zij de gehele dag bijna geheel Amsterdam niet mocht betreden. Verder heeft zij immateriële schade ondervonden door de wijze waarop zij door de politie als een crimineel is behandeld en omdat zij gedwongen werd onverrichter zake terug naar huis te keren. Ook heeft zij reiskosten gemaakt.
Overwegingen rechtbank
13. De rechtbank deelt het standpunt van eiseres dat voorzichtig moet worden omgesprongen met het uitsluiten van procesbelang. In dit geval volgt de rechtbank eiseres verder echter niet in haar betoog.
14. De rechtbank stelt allereerst vast dat het onderwerp in deze zaak anders is dan in de zaak waar eiseres naar verwees, waarin wel procesbelang werd aangenomen. In die zaak ging het namelijk over een betoging onder bepaalde voorwaarden. In deze zaak gaat het uitsluitend om de vraag of het noodbevel dat werd afgekondigd rechtmatig was. De omstandigheid dat veel van de bezwaren van eiseres in belangrijke mate betrekking hebben op haar demonstratierecht en de manier waarop daar door de overheid mee is omgegaan, maakt dit niet anders. Een demonstratie kan onder bijzondere en zwaarwegende omstandigheden worden verboden. Het betogingsrecht is een grondrecht, dat kan worden ingeperkt als dat bij wet is voorzien, de beperking een legitiem doel dient en noodzakelijk is in een democratische samenleving. In dit geval is dit besloten dat de demonstratie niet meer mocht plaatsvinden. Wie het met een dergelijk verbod niet eens is en dat aan de kaak wil stellen, kan het demonstratieverbod langs juridische weg aanvechten door bezwaar te maken. De vraag of het demonstratieverbod rechtmatig was, is in deze zaak niet aan de orde. Hierin verschillen de zaken van elkaar en mede daarom wordt over het procesbelang niet op dezelfde manier geoordeeld.
15. De stelling van de gemachtigde van eiseres, dat er sprake was van een spontane demonstratie, waaraan eiseres op persoonlijke titel wilde deelnemen, maakt het voorgaande niet anders. Het standpunt van eiseres dat spontane demonstraties in beginsel moeten worden gefaciliteerd, is in zijn algemeenheid juist, maar in dit geval is niet gebleken van een dergelijke nieuwe, van de verboden demonstratie te onderscheiden betoging.
16. Het gaat in deze zaak dus om eiseres, die na het demonstratieverbod alsnog vanuit [woonplaats] onderweg was om te demonstreren in Amsterdam en zich toen met een noodbevel geconfronteerd zag. De mogelijkheid dat deze situatie zich in de toekomst herhaalt, levert naar het oordeel van de rechtbank voor eiseres geen procesbelang op. De context waarin het noodbevel werd genomen was zo specifiek en uitzonderlijk dat de kans dat eiseres in de toekomst weer voor de situatie wordt gesteld dat ze onderweg is naar Amsterdam om te demonstreren en onder soortgelijke omstandigheden een noodbevel krijgt, louter theoretisch is. Daarbij komt nog dat de onduidelijk is gebleven of eiseres zelf in een dergelijk geval de wens zou hebben om te gaan demonsteren. Eiseres was namelijk niet op de zitting aanwezig, zodat het haar niet gevraagd kon worden.
17. Dat niet uit te sluiten valt dat zich in de toekomst nog eens een pandemie zal voordoen en dat er sprake is van een nieuwe pandemiewet, leidt niet tot een ander oordeel. Het gaat hier zoals al overwogen om de samenloop van een pandemie, specifieke maatregelen daartegen (in de vorm van een lockdown en een samenscholingsverbod), een demonstratieverbod, de feitelijke situatie op de dag zelf en het noodbevel.
18. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar standpunt dat zij een procesbelang ontleent aan schade die zij zou hebben geleden als gevolg van het bestreden besluit. De reiskosten die zij heeft gemaakt, zijn niet het gevolg van de besluitvorming van de burgemeester. De reiskosten had eiseres namelijk hoe dan ook gemaakt. De overige schade heeft eiseres onvoldoende concreet gemaakt.
19. De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang heeft en zal het beroep daarom niet inhoudelijk beoordelen. Het beroep is dus niet-ontvankelijk.

Beoordeling van het beroep niet-tijdig beslissen

20. Eiseres schrijft in haar beroepschrift dat zij ook beoogt een beroep niet-tijdig beslissen in te stellen [4] , omdat de burgemeester te laat op haar bezwaar heeft beslist. Eiseres heeft de burgemeester daarom ook al eerder in gebreke gesteld. Omdat de burgemeester niet binnen 14 dagen na de ingebrekestelling alsnog heeft beslist, is een dwangsom van € 92 verbeurd, aldus eiseres.
21. Het beroep niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk, omdat ten tijde van het indienen van het beroep al was beslist op het bezwaar van eiseres.
22. De rechtbank kan niet beslissen op het verzoek om een dwangsom toe te kennen. Uit rechtspraak van de hogerberoepsrechter volgt dat dit pas mogelijk is als er een dwangsombeschikking is genomen die wordt betwist door eiseres of als eiseres in dit geval de burgemeester in gebreke had gesteld een dwangsombeschikking te nemen en vervolgens een beroep niet-tijdig beslissen op een verzoek tot het nemen van een dwangsombeschikking had ingediend. [5] Dat is hier niet gebeurd. Overigens hebben de gemachtigden van de burgemeester op de zitting wel al toegezegd € 92 te zullen vergoeden.

Proceskosten

23. Eiseres wordt niet in het gelijk gesteld. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit en het beroep niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, voorzitter, en mr. M.F. Ferdinandusse en mr. J.H. Broek, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ABRvS 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:497, ABRvS 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3382 en ABRvS 18 november 2020, ABRvS 18 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2745.
2.De uitspraak van 5 april 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:2061.
3.De uitspraak van rechtbank Amsterdam van 9 december 2021, ECLI:NL:RBAMS:2022:397.
4.Op grond van artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Zie ABRvS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:884.