ECLI:NL:RBAMS:2022:397

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
AMS 20/4743 en 21/888
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen gemeentelijk verbod op demonstratie en rectificatieverzoek afgewezen

In deze zaak heeft een Amsterdammer bezwaar gemaakt tegen een gemeentelijk verbod voor een coronademonstratie op 1 april 2020. De rechtbank Amsterdam heeft op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van de voorzitter van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, die het verbod had opgelegd. Eiser had ook een rectificatieverzoek ingediend op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Het primaire besluit werd op 31 maart 2020 genomen, waarbij de demonstratie werd verboden in het belang van de gezondheid. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend, maar dit werd door de voorzieningenrechter afgewezen. Het bestreden besluit I, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard en het rectificatieverzoek werd afgewezen, werd op 22 juli 2020 genomen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen beide bestreden besluiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoogde demonstratie nooit heeft plaatsgevonden, aangezien deze was verboden. De rechtbank heeft zich afgevraagd of er nog procesbelang was bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Eiser stelde dat hij in de toekomst vaker demonstraties zou willen organiseren, maar de rechtbank oordeelde dat er geen procesbelang was, omdat de situatie met betrekking tot demonstraties inmiddels was veranderd. De rechtbank verklaarde het beroep in beide zaken niet-ontvankelijk, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 20/4743 en 21/888

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2022 in de zaken tussen

[eiser],te [woonplaats], eiser
en

de voorzitter van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M.C. de Haan).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een verbod opgelegd om op 1 april 2020 te gaan demonstreren.
Bij besluit van 22 juli 2020 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en eisers rectificatieverzoek op grond van Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) afgewezen. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 20 januari 2021 (het bestreden besluit II) heeft verweerder geweigerd een beslissing op bezwaar te nemen en het bezwaarschrift als beroepschrift doorgestuurd naar deze rechtbank.
Eiser heeft tegen beide bestreden besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2021.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de zaken gelijktijdig behandeld.

Overwegingen

Inleiding
1. Op 29 maart 2020 heeft eiser kenbaar gemaakt op 1 april 2020 te willen demonstreren. Met het primaire besluit heeft verweerder deze demonstratie verboden in het belang van de gezondheid. Verweerder heeft met een brief van 2 april 2020 het primaire besluit nader onderbouwd. Eiser heeft tegen dit verbod bezwaar gemaakt en een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft dit verzoek met de uitspraak van 3 april 2020 afgewezen (AMS 20/1925).
2. Op 30 juni 2020 heeft eiser met betrekking tot de brief van 2 april 2020 een rectificatieverzoek op grond van de AVG ingediend. Met het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het rectificatieverzoek afgewezen op grond van artikel 12, vijfde lid, van de AVG. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit I en bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het rectificatieverzoek. Met het bestreden besluit II heeft verweerder geweigerd een beslissing op bezwaar te nemen en het bezwaarschrift doorgestuurd naar deze rechtbank.
Procesbelang ten aanzien van het bestreden besluit I (20/4743)
3. Vast staat dat de door eiser beoogde demonstratie nooit heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft de demonstratie immers verboden en het verzoek om een voorlopige voorziening is door deze rechtbank bij uitspraak van 3 april 2020 afgewezen. Gelet hierop ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of er procesbelang bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit.
4. Naar vaste rechtspraak is er sprake van voldoende procesbelang indien het resultaat, dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Daarnaast kan er procesbelang zijn gelegen in de omstandigheid dat zich tussen dezelfde partijen in de toekomst een soortgelijk geschil kan voordoen. [1] Eiser stelt zich op het standpunt dat hij procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het besluit. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat hij in de toekomst vaker soortgelijke demonstraties zal organiseren.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder overtuigend heeft gesteld dat demonstraties in de voorzienbare toekomst niet meer worden verboden op de grondslag van het belang van de gezondheid. De situatie deed zich voor aan het begin van de pandemie toen er nog weinig bekend was over Covid-19. Inmiddels is er meer kennis over Covid-19 en zijn veel mensen gevaccineerd. Daarom wordt er soepeler met verzoeken om demonstraties omgegaan, aldus verweerder. Naar aanleiding van het door eiser op de zitting gestelde dat nadien andere door hem aangekondigde demonstraties ook zijn verboden, heeft verweerder onweersproken gesteld dat deze zijn verboden op een andere grondslag. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I.
6. Dit beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Procesbelang ten aanzien van het bestreden besluit II (21/888)
7. De rechtbank stelt vast dat eisers rectificatieverzoek betrekking heeft op de brief van 2 april 2020 die de nadere motivering vormt van het bestreden besluit I. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I. Nu de motivering deel uitmaakt van het bestreden besluit I, kan diezelfde motivering niet in een aparte procedure worden aangevochten. Eiser heeft daarom ook geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit II.
8. De rechtbank zal ook dit beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
9. Het beroep is in beide zaken niet-ontvankelijk. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep in beide zaken niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Koning, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
31 januari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van