In deze zaak heeft een Amsterdammer bezwaar gemaakt tegen een gemeentelijk verbod voor een coronademonstratie op 1 april 2020. De rechtbank Amsterdam heeft op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van de voorzitter van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, die het verbod had opgelegd. Eiser had ook een rectificatieverzoek ingediend op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Het primaire besluit werd op 31 maart 2020 genomen, waarbij de demonstratie werd verboden in het belang van de gezondheid. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend, maar dit werd door de voorzieningenrechter afgewezen. Het bestreden besluit I, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard en het rectificatieverzoek werd afgewezen, werd op 22 juli 2020 genomen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen beide bestreden besluiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoogde demonstratie nooit heeft plaatsgevonden, aangezien deze was verboden. De rechtbank heeft zich afgevraagd of er nog procesbelang was bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Eiser stelde dat hij in de toekomst vaker demonstraties zou willen organiseren, maar de rechtbank oordeelde dat er geen procesbelang was, omdat de situatie met betrekking tot demonstraties inmiddels was veranderd. De rechtbank verklaarde het beroep in beide zaken niet-ontvankelijk, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.