ECLI:NL:RBAMS:2023:6214

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
26Marengo
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen van de rechtbank op verzoeken van verdachten in de strafzaak 26Marengo

Op 6 oktober 2023 heeft de rechtbank Amsterdam een regiezitting gehouden in de strafzaak 26Marengo, waarin de verzoeken van de verdachten [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3] zijn besproken. Voorafgaand aan deze zitting heeft de verdediging van [verdachte 2] onderzoekswensen ingediend, waarop het Openbaar Ministerie heeft gereageerd. Tijdens de zitting heeft de verdediging aanvullende verzoeken gedaan, waaronder het horen van getuigen in verband met een vermeend 'moordcommando'. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen, omdat de verdediging niet voldoende onderbouwd heeft dat er concrete plannen bestonden om de verdachten te ontvoeren of te vermoorden. De rechtbank oordeelde dat de verzoeken neerkomen op een 'fishing expedition' en dat er geen materieel verdedigingsbelang is om de getuigen te horen.

Daarnaast heeft de verdediging verzocht om een aanvullend pleidooi naar aanleiding van recente jurisprudentie, waaronder het Box-arrest en een arrest van het EHRM. De rechtbank heeft de verdediging de gelegenheid geboden om schriftelijk te reageren op het arrest van het EHRM, maar heeft het verzoek tot een extra zitting voor het Box-arrest afgewezen. In de zaak van [verdachte 1] heeft de verdediging opnieuw verzocht om het verhoor van de kroongetuige voort te zetten, maar ook dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om eerdere beslissingen te herzien.

Uitspraak

Beslissingen van de rechtbank op verzoeken van verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] in 26Marengo, besproken op de regiezitting van 6 oktober 2023
Procesverloop
1. Voorafgaand aan de pro forma- en regiezitting van 6 oktober 2023 heeft mr. S. Boersma namens verdachte [verdachte 2] bij e-mailbericht van 26 september 2023 onderzoekswensen ingediend. Het Openbaar Ministerie heeft op 2 oktober 2023 schriftelijk op deze wensen gereageerd.
2. Mrs. R. van ’t Land en H.M. Dunsbergen hebben bij e-mailbericht van 4 oktober 2023 namens verdachte [verdachte 1] onderzoekswensen ingediend.
3. Ter zitting van 6 oktober 2023 heeft mr. Boersma nog een aanvullend verzoek gedaan. Namens verdachte [verdachte 3] heeft mr. L.E. Versluis, waarnemend voor mrs. G.N. Weski en F.M.H. van Mullekom, zich aangesloten bij de verzoeken die mr. Boersma heeft gedaan.
4. Ter zitting van 6 oktober 2023 heeft het Openbaar Ministerie gereageerd op de namens verdachte [verdachte 1] gedane verzoeken. Vervolgens is voor zover nodig gebruikt gemaakt van de geboden gelegenheid voor re- en dupliek over de onderzoekswensen. De rechtbank heeft vervolgens medegedeeld dat zo spoedig mogelijk zal worden beslist. Hieronder volgen de beslissingen van de rechtbank.
Beslissingen
In de zaken van verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3]

Verzoeken in verband met ‘onderzoek ten aanzien van moordcommando’

Verzoek van de verdediging
5. De verdediging heeft, onder verwijzing naar het interview met commando [naam commando] . in Het Parool van 26 augustus 2023, verzocht om het horen als getuige van commando [naam commando] . en (in ieder geval) de twee personen die kennelijk bij de bespreking met de officieren van justitie aanwezig waren en die [naam commando] . over (een deel van) de inhoud en aanwezigen bij die bijeenkomst hebben geïnformeerd. Daartoe is aangevoerd, samengevat, dat inmiddels concrete aanwijzingen bestaan dat er ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte] opdrachten zijn uitgezet om de mogelijkheid te onderzoeken hem te ontvoeren of uit te schakelen (vermoorden). Volgens de verdediging zijn er overeenkomsten tussen de wijze waarop verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] en medeverdachte [medeverdachte] zijn ‘verkregen’ (de rechtbank begrijpt: naar Nederland zijn overgebracht), waarbij het doel kennelijk was – zo begrijpt de rechtbank – een met waarborgen omkleedde (uitleverings-)procedure te voorkomen. De verdediging acht daarom noodzakelijk te onderzoeken of dergelijke plannen rondom het ontvoeren en uitschakelen eveneens ter sprake zijn gekomen met betrekking tot verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] door het horen van de verzochte getuigen. De verdediging voegt daar nog aan toe dat uit het artikel blijkt dat [naam commando] . zeer actief was in Suriname en daar goede contacten had. De verdediging wenst hem dan ook te vragen of, en zo ja hoe, die contacten zijn ingezet in het kader van de aanhouding van verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] in Suriname. De bijeenkomst vond volgens [naam commando] . bovendien 9 tot 10 maanden voorafgaand aan de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte] in december 2019 plaats en dus ook voor de aanhouding van verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] (in mei 2019). Het horen van de getuigen is ook van belang voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en/of de strafmaat, ook waar het de zaak van medeverdachten betreft. Immers, als de beweringen van [naam commando] . juist zouden zijn, is vergaand gehandeld in strijd met de beginselen van een goede procesorde en is geen sprake van een de wet respecterend en betrouwbaar Openbaar Ministerie. In dit verband wijst de verdediging erop dat het Openbaar Ministerie heeft ontkend dat een dergelijke bijeenkomst überhaupt heeft plaatsgevonden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
6. Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken moeten worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt vast dat de verdediging al eerder verzoeken heeft gedaan in het kader van het door haar gewenste onderzoek naar het bestaan van een ‘moordcommando’, waaronder het horen van [naam commando] . Deze verzoeken heeft de rechtbank afgewezen bij beslissing van 7 juni 2023. [1] De rechtbank heeft daarin overwogen dat de verdediging op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat met betrekking tot verdachten [verdachte 2] en/of [verdachte 3] mogelijk plannen hebben bestaan hen te ontvoeren dan wel te vermoorden. Waar aan het huidige verzoek dezelfde stelling ten grondslag is gelegd, geldt dat ook nu op geen enkele wijze is onderbouwd dat dergelijke plannen ten aanzien van verdachten [verdachte 2] en/of [verdachte 3] hebben bestaan. Het is gebleven bij het schetsen van scenario’s die zich in de ogen van de verdediging misschien wel hebben voorgedaan, maar waarvoor geen concrete onderbouwing is gegeven. De stellingen dat [naam commando] . goede contacten zou hebben gehad in Suriname en dat de bijeenkomst waarover hij in het interview spreekt zou hebben plaatsgevonden vóór de aanhouding van verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] , zijn daartoe volstrekt onvoldoende. Het horen van de verzochte getuigen zou neerkomen op een zogenoemde
‘fishing expedition’. Hierin ziet de rechtbank dan ook niet het (materiële) verdedigingsbelang tot het horen van de verzochte getuigen.
8. Dat het horen van de getuigen van belang is voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en/of de strafmaat in de zaak van (mede)verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] , acht de rechtbank evenmin voldoende onderbouwd. De verdediging heeft haar stelling in dit verband, dat uit de verklaringen van [naam commando] . zou zijn gebleken dat op verzoek van het Openbaar Ministerie een plan om verdachte [medeverdachte] te vermoorden zou zijn besproken, niet onderbouwd. De verdediging heeft nog gewezen op het verhoor van [getuige] als meegebrachte getuige op de zitting van 19 april 2023 in de zaak van medeverdachte [medeverdachte] . Uit de verklaring van [getuige] valt echter hoogstens af te leiden dat informeel zou zijn gesproken met [naam commando] . en hem om advies zou zijn gevraagd of het eventueel mogelijk zou zijn om medeverdachte [medeverdachte] uit Iran of Dubai weg te halen of hem te ‘neutraliseren’. Er zijn geen aanwijzingen dat daadwerkelijk sprake is geweest van een plan om medeverdachte [medeverdachte] te ontvoeren of om het leven te brengen en/of dat daartoe uitvoeringshandelingen zijn verricht op instigatie van het Openbaar Ministerie. Uit de verklaring van [getuige] blijkt zelfs niet dat het informele ‘adviesgesprek’ met [naam commando] . zou hebben plaatsgevonden op verzoek of met medeweten van het Openbaar Ministerie. Dit staat evenmin in het interview in het Parool met [naam commando] ., waarin hij nog opmerkt dat het mogelijk ook
brain fartskunnen zijn. De rechtbank leidt daar uit af dat [naam commando] . kennelijk ook niet weet of er een concreet plan was. Onder deze omstandigheden bestaat geen aanleiding de verzochte getuigen te horen nu niet is onderbouwd dat dit onderzoek van belang is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

Verzoek tot het houden van aanvullend pleidooi

Verzoek van de verdediging
9. De verdediging heeft verzocht om de gelegenheid te krijgen aanvullend te pleiten naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch over geheimhouders van 2 mei 2023 [2] (hierna: het Box-arrest), het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2023 [3] waarin de Hoge Raad prejudiciële vragen over Encrochat en SkyECC heeft beantwoord en het arrest van het EHRM van 26 september 2023 in de zaak [naam zaak] tegen Turkije. [4] De verdediging heeft er geen bezwaar tegen dat deze aanvulling schriftelijk wordt gedaan zoals het Openbaar Ministerie voorstelt, maar verzoekt een ruimere termijn dan de voorgestelde twee weken omdat dat voor haar niet haalbaar is. Na deze schriftelijke ronde zal dan misschien nog een kort debat op de zitting van 21 december 2023 of die van 14 februari 2024 nodig zijn.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
10. Het Openbaar Ministerie heeft er op gewezen dat de verdediging al eerder heeft aangekondigd te willen ‘napleiten’, dat zij daartoe ook is uitgenodigd door de rechtbank maar dat zij daar geen gebruik van heeft gemaakt. Wat het Openbaar Ministerie betreft is het niet aangewezen dat een (extra) zitting wordt gepland voor een aanvulling op het pleidooi, maar krijgt de verdediging een schriftelijke ronde – waarbij gedacht wordt aan een termijn van twee weken – om deze jurisprudentie onder de aandacht te brengen. Daarna kan het Openbaar Ministerie zo nodig nog schriftelijk reageren.
Oordeel van de rechtbank
11. De rechtbank heeft in de reeds aangehaalde beslissing van 7 juni 2023 het verzoek van de verdediging om een zitting te plannen voor een aanvulling op het pleidooi in verband met het Box-arrest en het (toen nog) te verwachten arrest van de Hoge Raad over de prejudiciële vragen met betrekking tot Encrochat en SkyECC, afgewezen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat zij zich voorstelt dat op de regiezitting van 14 juli 2023 aan de orde gesteld kan worden of in hoeverre er een aanvullend debat over het Box-arrest nodig is en zo ja, hoe dat in dat geval vorm te geven. De verdediging is hier voorafgaand aan de zitting van 14 juli 2023 noch op die zitting zelf op teruggekomen. Anders dan de verdediging thans stelt, heeft zij haar verzoeken toen ook niet gehandhaafd. Maar zelfs al zou de verdediging in de onjuiste veronderstelling verkeren dat zij dit wel heeft gedaan, dan zou de mededeling dat ‘het verzoek wordt gehandhaafd’ onvoldoende zijn geweest omdat uiterlijk op die zitting van 14 juli 2023 een toelichting werd verwacht over de vraag of en in hoeverre een aanvullend debat over het Box-arrest en het inmiddels gewezen arrest van de Hoge Raad van 23 juni 2023 nodig was. Die toelichting is er niet gekomen waar dat wel verwacht mocht worden. De rechtbank verwijst in dit verband nog naar haar vaststellingen hierover onder overweging 6 van haar beslissing van 19 juli 2023. [5]
12. Zoals in de beslissing van 19 juli 2023 ook is overwogen (onder overweging 13) moet de term ‘regiezitting’ in het licht van de stand van de procedure worden bezien. De rechtbank heeft hierover eerder gezegd dat als zich nieuwe ontwikkelingen voordoen die aanleiding kunnen zijn voor verzoeken om aanvullend te mogen pleiten of om nieuwe onderzoekswensen te doen, dat dergelijke verzoeken op die pro forma- / regiezittingen aan de orde kunnen worden gesteld.
13. In het licht van het voorgaande betekent dit dat de rechtbank geen aanleiding ziet om een aanvulling op het pleidooi met een schriftelijke ronde en/of een zitting toe te staan over het Box-arrest en het arrest van de Hoge Raad van 23 juni 2023 aangezien dat geen nieuwe ontwikkelingen zijn. Het verzoek wordt in zoverre daarom afgewezen. Dit is anders voor het arrest van het EHRM van 26 september 2023. Dit arrest dateert immers van na de laatste pro forma- / regiezitting van 14 juli 2023 zodat de verdediging zich hierover niet eerder heeft kunnen uitlaten. De rechtbank zal de verdediging daarom de gelegenheid bieden om uiterlijk op 2 november 2023 schriftelijk naar voren te brengen wat zij over dit arrest wil bepleiten. Het Openbaar Ministerie kan, indien gewenst, daar vervolgens uiterlijk 23 november 2023 op reageren. De rechtbank zal afhankelijk van de schriftelijke reacties bepalen of daarna nog verder inhoudelijk debat over de gewisselde standpunten nodig is, al dan niet op een (extra) zitting. Alleen in zoverre wordt het verzoek van de verdediging toegewezen. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
In de zaak van verdachte [verdachte 1]

Verzoek tot voortzetten van het verhoor van de kroongetuige

Verzoek van de verdediging
14. De verdediging heeft (opnieuw) verzocht het verhoor van de kroongetuige voort te zetten. Daartoe heeft zij gesteld dat de kroongetuige inmiddels weer een raadsman heeft. De kroongetuige kan nu bij een voortzetting van het verhoor in overleg met zijn advocaat bezien of en in hoeverre hij vragen kan beantwoorden. De bezwaren van de verdediging zoals die rezen tijdens het verhoor van de kroongetuige op 14 maart 2023, waar een onwerkbare situatie ontstond, zijn nu dus niet meer aan de orde. Omdat het vonnis nog maanden op zich laat wachten, is er geen tijdsdruk om in de tussentijd het verhoor alsnog af te ronden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
15. Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
16. Aan het verzoek tot voortzetting van het verhoor van de kroongetuige is ten grondslag gelegd dat de verdediging tijdens het verhoor van de kroongetuige op 14 maart 2023 geconfronteerd is met een in haar ogen onwerkbare situatie waardoor haar verdedigingsrechten ex artikel 6 lid 3 (d) EVRM werden geschonden. De rechtbank stelt vast dat de verdediging deze stelling ook heeft ingenomen ter onderbouwing van een eerder verzoek tot het aanvullend horen van de kroongetuige. Dat verzoek is toen door de rechtbank afgewezen bij beslissing van 7 juni 2023. Daarin heeft de rechtbank overwogen dat de omstandigheid dat de kroongetuige geen raadsman meer had tijdens het aanvullende verhoor van 14 maart 2023 niet maakt dat de verdediging haar ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen. Ook heeft de rechtbank daarin overwogen dat zij de stelling van de verdediging, dat het onwerkbaar was de kroongetuige te ondervragen op de wijze zoals in die beslissing is beschreven, niet onderschrijft. De rechtbank verwijst naar de overwegingen 34 tot en met 36 van die beslissing en ziet in het gestelde geen aanleiding daar nu anders over te oordelen. Nu de rechtbank op dit punt dan ook geen schending van artikel 6 lid 3 (d) EVRM ziet, bestaat ook geen grond om – in de woorden van de verdediging – deze schending te repareren met een voortzetting van het verhoor. Het verzoek wordt afgewezen.

Overige verzoeken

Verzoek van de verdediging
17. De verdediging heeft aandacht gevraagd voor het feit dat zij meerdere malen gemotiveerd heeft verzocht om – kort gezegd – het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over de toepassing van de kroongetuigeregeling, de verkrijging van het psychologisch rapport over de kroongetuige en de verkrijging van onderliggende correspondentie over de uitlevering van verdachte uit Colombia en nadere informatie door de Colombiaanse autoriteiten. Ondanks de eerdere afwijzingen van de rechtbank worden deze verzoeken gehandhaafd ter verzekering van rechten in (een) eventuele vervolgprocedure(s) en wordt verzocht de gedane verzoeken (alsnog) toe te wijzen en uit te laten voeren.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
18. Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat de (herhaalde) verzoeken moeten worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
19. De rechtbank stelt vast dat de verdediging opnieuw haar eerdere verzoeken heeft herhaald zonder daaraan nieuwe feiten of omstandigheden ten grondslag te leggen. De rechtbank wijst deze verzoeken om die reden opnieuw af onder verwijzing naar haar eerdere beslissingen, laatstelijk die van 19 juli 2023.

Voetnoten

4.ECHR 26 september 2023 CASE OF [naam zaak] v. TÜRKİYE 15669/20.