ECLI:NL:RBAMS:2023:5805

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
13/156141-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentiegaranties en weigeringsgronden

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Roemeense verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De officier van justitie had op 6 juli 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd door het Law Court of Târgu Neamt op 19 april 2023. De opgeëiste persoon, geboren in 1987 in Roemenië, was op dat moment gedetineerd in Nederland. Tijdens de zitting op 31 augustus 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, en werd de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet persoonlijk op de hoogte was gesteld van het vonnis dat aan het EAB ten grondslag ligt, maar dat de Roemeense autoriteiten hadden aangegeven dat hij recht had op een verzetprocedure. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12, sub d, van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing was, omdat de opgeëiste persoon niet op de juiste wijze was gedagvaard. Desondanks besloot de rechtbank om van de bevoegdheid om de overlevering te weigeren af te zien, gezien de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld. De officier van justitie stelde dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid in de Miercurea-Ciuc Penitentiary zou worden gedetineerd, en dat de detentiegaranties voldoende waren om een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling uit te sluiten. De rechtbank concludeerde dat de detentiegaranties van de Roemeense autoriteiten adequaat waren en dat er geen reëel gevaar bestond voor de opgeëiste persoon in de genoemde detentie-instellingen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat aan de eisen van de OLW was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/156141-23
Datum uitspraak: 14 september 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 6 juli 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 april 2023 door
the Law Court of Târgu Neamt, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat in Breda, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the Law Court of Târgu Neamtvan 17 maart 2023 (1255/321/2022).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de omstandigheid zoals genoemd in artikel 12, sub d, OLW zich voordoet, maar dat de weigeringsgrond desondanks van toepassing is omdat de verstrekte verzetsgarantie niet onvoorwaardelijk is. Vervolgens heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht gebruik te maken van de bevoegdheid om van de toepassing van deze weigeringsgrond af te zien, nu uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft ontvangen en is gedagvaard op het door hem opgegeven correspondentieadres.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in onderdeel d) dat:
“X 3.4. The person concerned was not personally served with the decision; such judgment was returned to the issuing court of law on 24/03/2023, as the addressee, i.e., the defendant [opgeëiste persoon] was absent from home, but:
- when such decision is served, the person will be expressly informed as to his/her right to a retrial or appeal, which he or she has the right to attend and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re­examined, and which may lead to the original decision being reversed; and
- the person will be informed as to the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which is of thirty (30) days.”
Verder is naar aanleiding van de vragen van het Internationale Rechtshulp Centrum (IRC) van 11 juli 2023 de volgende aanvullende informatie verstrekt:
“Furthermore, Mr [opgeëiste persoon] has the possibilities provided for under article 466 - Criminal Proceedings Code, namely, “Reopening the criminal trial in case of trial in absentia of the convicted person," if she/he falls within the situations provided for under the text of the law in question:
Paragraph 1 - A person who has been sentenced under a final judgement who was tried in absentia may apply for the criminal trial to be reopened (…)
Paragraph 2 - A person shall be deemed to have been tried in absentia if:
a.
a) did not have knowledge of the trial;
b) although he/she was aware of the trial in any way, he/she did not attend on reasonable grounds and was unable to inform the court.”
Uit deze informatie volgt dat in het EAB weliswaar is medegedeeld dat de opgeëiste persoon een verzoek kan indienen voor een hernieuwde behandeling van zijn strafzaak, maar dat het niet vaststaat dat hij ook daadwerkelijk in aanmerking komt voor een hernieuwde behandeling. Mocht de rechtbank in Roemenië namelijk van oordeel zijn dat de opgeëiste persoon niet bij verstek is veroordeeld in de zin van het tweede lid van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering, dan kan het verzoek blijkens het eerste lid van dit artikel niet worden toegewezen. In het tweede lid is te lezen dat van een veroordeling bij verstek sprake is als – kort gezegd – de verdachte niet is gedagvaard en niet op een formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht.
Van één van deze situaties lijkt in het onderhavige geval geen sprake te zijn. Uit het EAB blijkt immers dat de opgeëiste persoon is gedagvaard op het door hem opgegeven adres, maar dat hij niet thuis was en dat de oproepingen voor de zittingen in de brievenbus zijn achtergelaten. Daarom kan niet worden uitgesloten dat deze wijze van uitreiking naar Roemeens recht een geldige betekening oplevert en de opgeëiste persoon geen recht op een hernieuwde procedure toekomt.
Op basis van het voorgaande constateert de rechtbank dat er dus geen sprake is van een onvoorwaardelijk recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW.
Nu deze verklaring niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW voldoet, is de weigeringsgrond van toepassing en kan overlevering worden geweigerd. De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren en overweegt daartoe als volgt.
Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon op 8 september 2021 en 11 oktober 2021 door de Roemeense politie als verdachte is gehoord en dat hij tijdens het verhoor het adres “
[adres]” als correspondentieadres heeft opgegeven. Ook is hij op 11 oktober 2021 geïnstrueerd over de verplichting om adreswijzigingen aan de justitiële autoriteiten door te geven. Daarbij is hij erop gewezen dat indien hij niet aan deze verplichting voldoet, dagvaardingen en andere officiële documenten zullen worden verzonden naar het laatst bekende adres. Voorts blijkt uit het EAB dat de oproepingen voor de verschillende zittingen op 21 juli 2022 op het door de opgeëiste persoon opgegeven correspondentieadres zijn bezorgd. Omdat hij niet thuis was, zijn de brieven in de brievenbus achtergelaten. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij de oproepingen niet heeft ontvangen omdat hij op dat moment in Duitsland verbleef. Die stelling is echter niet nader onderbouwd en schuift de rechtbank ter zijde, nu niet is gebleken dat de opgeëiste persoon zijn nieuwe adres in Duitsland aan de justitiële autoriteiten in Roemenië heeft doorgegeven.
Gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie en dat hij om die reden door de verstekveroordeling niet in de uitoefening van zijn verdedigingsrechten is geschaad.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
mishandeling.

5.Weigeringsgrond van artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft primair bepleit dat het dossier onvoldoende informatie bevat over de omstandigheden in de detentie-instelling Miercurea-Ciuc om vast te kunnen stellen dat er geen algemeen reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden bestaat en dat de zaak moet worden aangehouden om de Roemeense autoriteiten hierover nadere vragen te stellen. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de aanvullende informatie van de Roemeense autoriteiten blijkt dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd in de Miercurea-Ciuc Penitentiary en dat de individuele detentiegarantie die door de Roemeense autoriteiten is verstrekt het algemeen gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon in deze detentie-instelling wegneemt. De officier van justitie heeft daarbij ook gewezen op een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2023 in een vergelijkbare zaak waarin de overlevering is toegestaan. [4]
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [5]
In het licht van het wederzijdse vertrouwen dat tussen de lidstaten moet bestaan en gelet op met name de termijnen die de uitvoerende rechterlijke autoriteiten krachtens artikel 17 van het Kaderbesluit zijn opgelegd voor de vaststelling van de definitieve beslissing tot uitvoering van een EAB, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit enkel verplicht de detentieomstandigheden te onderzoeken in de penitentiaire inrichtingen waar, volgens de informatie waarover zij beschikt, deze persoon volgens een concreet voornemen zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis. [6]
The Director General of the National Administration of Penitentiariesheeft op 20 juli 2023 een detentiegarantie verstrekt waaruit onder meer blijkt dat de opgeëiste persoon na overlevering eerst 21 dagen in de Bucharest Rahova Penitentiary zal doorbrengen alvorens hij naar alle waarschijnlijkheid zal worden overgebracht naar de Miercurea-Ciuc Penitentiary om daar in beginsel de rest van zijn straf is een semi-open regime te ondergaan. Afhankelijk van het gedrag van de opgeëiste persoon kan hij na verloop van tijd mogelijk worden overgeplaatst naar de Iasi Penitentairy. Overplaatsing naar de Iasi Penitentairy is sterk afhankelijk van het gedrag van de opgeëiste persoon in detentie en kan daarom niet worden aangemerkt als een detentie-instelling waar de opgeëiste persoon volgens een concreet voornemen zal worden geplaatst. Daarom zal de rechtbank enkel toetsen of de verstrekte detentiegarantie het reëel gevaar op onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen van Bucharest Rahova en Miercurea-Ciuc wegneemt.
Bucharest Rahova Penitentiary
Ten aanzien van de Bucharest Rahova Penitentiary beschrijft t
he Director General of the National Administration of Penitentiariesin de brief van 20 juli 2023 dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in een cel met minimaal 3m2
personal spacemet een eigen bed, een afgescheiden sanitaire ruimte en een afgescheiden toilet. Ook is er in de inrichting stromend water en toegang tot warm water voor dagelijkse hygiëne. Daarnaast heeft de opgeëiste persoon het recht om iedere dag twee uur te wandelen en heeft hij toegang heeft tot verschillende activiteiten waardoor hij meer uren per dag buiten zijn cel kan doorbrengen. Verder hebben gedetineerden in deze detentie-instelling het recht om boodschappen te doen en bezoek te ontvangen, alsmede toegang tot juridische bijstand en medische zorg.
Miercurea-Ciuc Penitentiary
Ten aanzien van de Miercurea-Ciuc Penitentiary zijn door
the Director General of the National Administration of Penitentiariesde volgende garanties gegeven:
“The concerned person, [opgeëiste persoon] , wilt benefit throughout his serving the sentence from a minimum individual space of 3-sqm, including the bed and the furniture, but not including the space for the sanitary unit, the number of inmates being determined by reference to the area of the room. Each detainee wilt be provided with an individual bed equipped with specific accommodation.
The detention rooms ensure to each an individual bed; they are equipped with specific furniture, heating installation and sanitary unit so as every detainees can have access to running water and hot water, to sanitary facilities to satisfy their physiological needs under hygiene and privacy conditions, whenever necessary. The detention rooms art designed to ensure appropriate natural ventilation, natural and artificial lighting and optimal airing. Each room is equipped with a table to have meals, shelves to store items, coat hangers and benches, and in the bathroom shelves for items of clothing and footwear. the other long-use items are stored at the penitentiary storeroom where detainees have access according to the set schedule.
The sanitary units are equipped with washbasin, shower, mirror, shelf, and toilet, separated in cubicles to provide intimacy to the people in custody. Access to running water is done by the connection of facilities to the public network of the locality where they are located; in certain cases, there are authorized supplementary sources of running water supply. Hot water is distributed to all detention blocks at least twice a week, according to the hourly schedule set and approved by the director of the detention facility. Food is distributed in the detention blocks by detainees selected for this purpose; they undergo specific medical tests and they are provided with adequate equipment. In order to ensure a diversified diet, a differentiated table is drawn up for each food standard, indicating the menus provided for breakfast, lunch, and dinner. The menus are also approved by the chief medical officer and are posted daily in each detention block.
The actual heating of the detention rooms is provided by means of appropriately sized cast iron or steel heaters installed in each detention room. The schedule of the heating agent supply is optimized in order to maintain appropriate temperatures during both day and night depending on the season.
Disinsection and pest control activities are carried out at least once a quarter and disinfection activities are carried out daily.
With regard to the time spent outside the detention room, we further inform you that each person deprived of liberty is guaranteed the right to a daily walk of at least one hour. Increase of the time spent outside the detention room being individualized by the administration of the detention facility, depending on the performance of work activities, participation in educational, cultural, therapeutic and sports activities, psychological counselling and social assistance, moral-religious, school instruction and vocational training. Moreover, a number of other activities are provided to each detainee outside the detention room, such as ensuring the right to go shopping, access to the sports grounds set up of the facility, consulting their legal situation, and other aspects related to the service of the custodial sentence by using the electronic information and documentation point installed at the detention block, ensuring continuous contact with the support environment through visits and online communications.
In the semi-open conditions, the doors of the rooms are open an day long. Detainees have access throughout the day, based on a schedule approved by the penitentiary management, to the walking yards provided with special smoking areas.
Sentenced persons may be required to work, depending on the type of enforcement conditions taking into account their qualifications, skills and aptitudes, age, state of health, security measures as well as programs designed to support their vocational training. The penitentiary administration takes the necessary steps to identify possibilities of ensuring that as many detainees as possible are employed.
The convicted persons' right to medical assistance treatment and care is guaranteed, indiscriminately with respect to their legal status. The right to medical assistance includes medical interventions primary medical assistance in emergency, and specialized medical care. The right to medical care includes both health care and terminal condition care. The medical assistance treatment, and care in penitentiaries is ensured with qualified personnel, it is free of charge, according to the law, upon request or whenever necessary. The convicted people benefit freely, according to the law, from medical treatment and medicine”.
Andere detentie-instellingen
In aanvulling op het voorgaande is in het bijzonder de volgende garantie verstrekt:
“In the event of a succession of writs requiring the transfer of the detainee to a facility other than those for which guarantees have been given, the administration of the facility where the detainee is in custody shell take steps to ensure that the guarantees given are respected as they have been formulated.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garanties. [7] De rechtbank is, gelet op deze toezeggingen van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen waar hij na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, te weten Bucharest Rahova Penitentiary en Miercurea-Ciuc Penitentiary, geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garanties ten aanzien van de opgeëiste persoon in deze detentie-instellingen immers weggenomen.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de raadsman dan ook verworpen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 300 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Law Court of Târgu Neamt(Roemenië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 september 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629; rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463 en rechtbank Amsterdam 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.